Willem Hendrik Zwart  1925-1997
Hans Fidom
Het zal geen verbazing wekken: niet iedereen kijkt blij verrast op wanneer ik op orgelfeestjes vertel dat ik leerling van Willem Hendrik Zwart ben geweest. Ik heb zelfs wel eens de raad gekregen over die episode te zwijgen. Dergelijke antecedenten zouden mijn loopbaan vast geen goed doen! Een onzinnig advies natuurlijk. Ik zie geen enkele reden om geheimzinnig of laatdunkend over die episode te doen. Uiteraard is er veel petite histoire te vertellen over de lessen bij Willem Hendrik Zwart. Ik denk aan hoe ik als tienjarige kortgebroekte slungel op de orgelbank in de Bovenkerk belandde en hoe Willem Hendrik enthousiast deed over mijn Folk Dean-interpretaties; hoe we de isometrische uitgave van Worps Psalmenboek doorwerkten; hoe Zwart de meest onbekende muziek uit de kast naast het orgel toverde; hoe we lessen lang in de consistoriekamer zaten om te leren harmoniseren; hoe opmerkelijk weinig Zwart stimuleerde dat je de muziek van zijn vader of hemzelf op de lessenaar zette; hoe altijd Bach het uitgangspunt bleef. Dat Willem Hendrik Zwart er, grillig als hij kon zijn, er een handje van had om je om de zoveel tijd lang en soms zelfs voor niks bij de Bovenkerktoren te laten wachten, ook dat is een deel van het verhaal. Maar gelukkig was er dan mevrouw Zwart die je opving met thee en een biskwietje. Omdat stilstaan bij al die kleine geschiedenissen op deze plaats veel ruimte zou innemen; en omdat ik iets veel wezenlijkers over Willem Hendrik Zwart kan zeggen door kort in te gaan op de manier waarop de basis van wat ik vandaag de dag doe bij hem werd gelegd, kies ik hier voor het laatste. Zeker in het begin van mijn orgellessen van Willem Hendrik Zwart merkte ik steeds weer dat hij 'iets' met muziek deed waardoor er meer ontstond dan wanneer ik hetzelfde stuk speelde. Het klonk gewoon beter...... wat was de verklaring? Daar kwam nog iets anders bij. Elke week een paar uur les in de Bovenkerk betekende elke week in de nabijheid van één van de beste Hinsz-orgels te mogen verkeren, jarenlang. Het instrument confronteerde me net als Zwarts spel keer op keer met een essentiele vraag: waarom klinkt dit orgel zo bijzonder, en veel andere juist niet? Na verloop van tijd werd me duidelijk dat beide vragen herleid konden worden tot dezelfde kwestie: wat is muziek maken eigenlijk? Of, anders geformuleerd: wat is kunst, en welke plaats heeft muziek daarin? Onderhand geloof ik dat ik daar een paar antwoorden op heb kunnen vinden. Ik heb er elders over gepubliceerd, hier volsta ik daarom met de constatering dat ik me bewust ben dat deze antwoorden, waarin de artistieke kwaliteit van de communicatie tussen organist en luisteraar centraal staat, niet echt in de lijn liggen wat wat Willem Hendrik Zwart me leerde. Maar tegelijkertijd stel ik ook vast dat ze wel degelijk gevormd zijn volgens zijn adagium, dat getuige de klank van het Bovenkerkorgel trouwens ook voor Hinsz moet hebben gegolden; alleen met een interpretatie van orgelmuziek en orgelklank waar je zelf volledig achter kunt staan, heb je de kans het publiek op een overtuigende manier te bereiken. In feite heb ik tijdens de orgellessen van Willem Hendrik Zwart vooral dit soort wijsheid gedetecteerd. De sfeer waarin dat plaatsvond, met het prachtige geel rond de klaviatuur en de geur van shag als essentiele 'decorstukken', werd daardoor een gouden herinnering. Dat het belang van kwaliteit, zowel in musiceren als in orgelbouw, me in eerste instantie is duidelijk geworden bij Willem Hendrik Zwart, is iets wat ik hier graag expliciet vaststel. Het maakt duidelijk dat hij meer te berde te brengen had dan de stijl van orgelspelen die doorgaans met zijn naam wordt geassocieerd. Ik vind dat Willem Hendrik Zwart het verdient dat daar aandacht voor is. Hans Fidom