Serie interviews  Interview met Jan Zwart (7 juli 1930)
JAN ZWART - DE BEKENDE ORGANIST DER N.C.R.V. Door onzen V.A.R.A.-medewerker geïnterviewd bij zijn 75ste radio-orgelconcert. Maandag as. zal de Zaandamsche orgelist Jan Zwart zijn 75e, zegge vijf-en- zeventigste orgelconcert geven voor de radio. Dat geleek ons en ook de redactie van den "Radiogids" een ongezochte gelegenheid, om de luisteraars eens iets nader te brengen tot de persoon en het werk van dezen eminenten musicus. Het was niet zoo gemakkelijk hem tot een interview te bewegen, want Jan Zwart is er de man niet naar, om z'n eigen verdiensten gaarne te zien geëtaleerd. Maar het gelukte ons dan toch hem aan het praten te krijgen, eerst op de orgelbank van zijn prachtig instrument in de Hersteld Evang. Luthersche Gemeente te Amsterdam, later rustig bij hem thuis, in z'n eenvoudige woning aan de Reigerstraat te Zaandam. Zij die van de prachtige klanken van het kerkorgel houden, zullen met veel genoegen geluisterd hebben naar de orgelconcerten van Jan Zwart, temeer, daar het timbre van het orgel in de genoemde Amsterdamsche kerk zich proefondervindelijk uitnemend leent voor radio- overdracht. Het sterkste forte komt prachtig over en de volle accoorden ruischen een kamer binnen in volle schoonheid. “Het was In 1914, even na het uitbreken van den wereldoorlog,” aldus begon Jan Zwart z'n onopgesmukt verhaal, “dat ik eigenlijk met die orgelbespelingen begonnen ben. Er was bij ons een dominé die op de gedachte kwam: laten we de kerk eens voor het volk openzetten, net als dat in Duitschland en Amerika gebeurt en laat dan "het orgel eens een uurtje spelen". Dat geeft wellicht eenige gewenschte ontspanning in dezen mobilisatietijd. Toen ging ik op een Zondagmiddag "ad libitum" wat orgel spelen. Een programma had ik niet en er waren misschien 5 of 6 menschen in de kerk! De belangstelling groeide evenwel en na verloop van een paar maanden gaf ik een programma. Ik speelde dan een uur vol. Na afloop vroeg men mij dan wel eens een en ander en zoo ontstond er een orgelconcerten-publiek, dat ik in een serie van 200 concerten deed kennismaken met de geheele orgelliteratuur. De concerten, die eerst des Woensdagmiddags van 3-4 uur werden gegeven, werden later des avonds gesteld. Toen was er weldra geen plaatsje in de kerk meer onbezet. Dat was in 1919. En dat is nu zoo gebleven tot op den dag van heden. Ik heb blijkbaar belangstelling weten te wekken voor de grootsere orgelliteratuur, want ik speelde niet alleen de gangbare werken, maar ook b.v. het volledig oeuvre van Guilmant en Widor, om er maar eens twee te noemen. De geheele Fransche school, de Duitsche moderne orgelschool en de Engelsche literatuur heb ik doorgenomen, met het gevolg, dat er in Amsterdam een publiek kwam, dat alléén om der wille van het orgel kwam luisteren. Dat was voor mij een groote voldoening, want zóó groeide in mij het voornemen, om het Kerkorgel weer populair te maken, zooals het dat vroeger geweest is. Daarom heb ik ook geen concerten "met solisten" willen geven. Het gaat er bij mij om, de orgelliteratuur bekend te maken en de menschen te leeren, hoe mooi het orgel, het machtigste van alle muziekinstrumenten kan klinken. Uit opvoedkundig oogpunt speelde ik daarom ook op vrijwel alle programma's Fantasieën op volksliederen. U bepaalde zicht, zooals bekend, niet tot Amsterdam alleen? Neen. Ik wilde door het geheele land het orgel populair maken. Ik ging naar verschillende kerkvoogdijen toe en zei: zet de kerk maar open, dan zal ik spelen. Men geloofde er aanvankelijk niet erg in, doch in Alkmaar, Deventer, Zutphen en vele andere plaatsen heb ik aldus een orgelconcerten-publiek gevormd, waar men versteld van stond. Zoo heb ik na 1919 de orgelmuziek uitgedragen tot het publiek. En de Radio? Bleek een enorm hulpmiddel in mijn streven om het orgel meer populair te maken. In het orgaan van den Chr. Radio-Omroep heb ik een aparte correspondentie-rubriek met belangstellenden. Ik ben de eerste organist geweest, die voor de radio heeft gespeeld en doordat mijn orgel zoo buitengewoon goed klonk, juist door de microfoons heeft de Chr. Omroep mij geëngageerd voor de wekelijksche orgelbespelingen op Maandagmiddag. Maandagmiddag 7 Juli gaat de 75e! Dat Is dus bijna in 1 1/2 jaar tijd. Ik speel veel meer concerten in zoo'n periode; zeker 150, want ik speel gemiddeld 100 concerten per jaar. U vergeet ook niet de Nederlandsche componisten, heb ik bemerkt. Zeker niet. Sweelinck in de eerste plaats en b.v. de m.i. nog genialere Van Noort. Ik doe veel aan historisch onderzoek want ik ben bezig met een groot boek te schrijven over Sweelinck. Ik hoop, dat dit mijn levenswerk zal worden. Dat boek over Sweelinck bewerk ik naar gegevens uit archieven en ik tracht dezen grooten. toonkunstenaar te schetsen naar getuigenissen van tijdgenooten, met wie hij omging en alle mogelijk materiaal. Hoe komt het bijvoorbeeld, dat Sweelinck ongeveer 16 orgelleerlingen uit Duitschland had? Waarschijnlijk is Frescobaldi óók bij Sweelinck geweest. En weet u, wat voor mij nu een buitengewoon belangrijk ding is? Sweelinck is slechts de groote orgelcomponist van Nederland kunnen worden, omdat in zijn tijd het publieke orgelspel nog bestond. En dáár moet wéér heen. Een organist was vroeger in dienst van de stad; hij werd goed betaald en speelde veel voor het publiek. In Haarlem heeft men daar nog een overblijfsel van. Nu viert in het organistendom het dilettantisme (de goede vaklieden niet te na gesproken) hoogtij. Dat is geen wonder. Want wat heeft een organist eigenlijk te doen? Des Zondags dienst en nog een paar dingen als trouwplechtigheden, enz. Het is dus geen wonder dat de salarissen ook laag zijn. Maar de vroegere stads-organisten beheerschten het geheele muziekleven van hun stad. Dat houd ik ook mijn leerlingen altijd voor: werkt er voor, zooals ik dat doe, om het orgel weer populair te maken, dan komt ook het organistenberoep wat meer tot z'n recht. Het vroegere organistschap was voor alle dagen, niet voor den Zondag alleen en dáárdoor kon Sweelinck een geheel nieuwen orgelstijl scheppen. Het moet er naar toe, dat de kerken opengesteld worden voor het publiek, kosteloos en dat er dan op bepaalde uren op het orgel gespeeld zal worden. Bent U al lang organist van de Hersteld Ev. Luth. Kerk te Amsterdam? In 1898, aldus Jan Zwart, heb ik een vergelijkend examen moeten doen voor deze plaats. Examinatoren waren G. A. Heinze, A. Pomper en Immig. Ik deed gelijk examen met Rijp van de Nieuwe Kerk, Bosch van de Domkerk te Utrecht en C. de Wolf van Arnhem, thans leeraar aan het Conservatorium te Amsterdam. Ik ben nu al 32 jaar in functie. M'n 25-jarig jubileum is tot een jubileum-maand uitgedijd, doordat ik in alle oorden van het land uitgenoodigd was orgelconcerten te geven. Uw orgel is een pracht instrument! Ja, het is een van de echte oude orgels; het stamt van 1795. Bij m'n jubileum is er een "Fernwerk" aan verbonden, zonder dat het oude karakter van het orgel werd aangetast. Het bleek nu, dat deze kernachtige klank, prachtig door de radio over wordt gebracht. In Februari 1929 heeft de Chr. Radio-Omroep mij vast aan zich verbonden en nu wordt het Maandag m'n 75e radio-orgelconcert. Ik ben nu 52 jaar en ik hoop nog veel te doen, óók middels de radio, tot verbreiding van de orgelliteratuur in haar geheel en tot populariseering van het orgel. Want, nietwaar, het orgel verdient alle aandacht, zoowel als monument van architectonische schoonheid en als "levend monument!" Zóó vertelde Jan Zwart in laaiend enthousiasme voor zijn instrument. Moge dit interview iets bijdragen tot het schoone doel, dat hij zich stelt: de populariseering van het geweldigste aller muziekinstrumenten. het orgel. Andre Bron : V.A.R.A. Omroep-Gids Datum : 7 juli 1930 WHZ-Archief (Harderwijk)
‘De bekende organist der NCRV’