Jan Zwart  Publicaties over Jan Zwart
‘Het is eigenaardig dat men gedurende de hele 19de eeuw geen enkele organist van enige vermaardheid aan het toch zo mooie Strümphler-orgel van de Evangelisch Lutherse Gemeente in Amsterdam heeft gehad. Dat kwam eerst na 1898, in welk jaar de nog slechts 20-jarige Jan Zwart werd benoemd. Hij was op 20 Augustus 1877 geboren te Rotterdam, werd op zijn zestiende organist van de Gereformeerde kerk aan de Westzeedijk, op zijn negentiende van de Hervormde kerk te Capelle aan de IJsel, en kwam op zijn twintigste terecht aan een der mooiste orgels van de hoofdstad. De eerste jaren was het hard werken, studeren en in verschillende plaatsen van het land bespelingen geven. Eerst na jaren wordt er begonnen met de vaste wekelijkse bespelingen, waardoor Jan Zwart en zijn orgel wijd en zijd bekend zouden worden. Zelf schrijft hij: ‘In 1913 kwam het denkbeeld op bij het Bestuur mijner gemeente, haar Kerkgebouw open te stellen op werkdagen, gedurende bepaalde uren, op één dier dagen zou het orgel een uur spelen meer tot wijding dan als concert. Een jaar later sloot men de Kerk voor stille verpoosing, waaraan geen behoefte bleek te zijn, maar het ,,Orgeluur” bleef, tot het in 1919 ,,Orgelavond” werd.’ Het begin was niet erg bemoedigend: vijf of zes bezoekers kwamen er... Maar Kerkeraad en organist hielden vol, en het groeide. In 1919, dus na de vrede, werden de woensdagmiddagbespelingen door dinsdagavondbespelingen ver- vangen; dit had het voordeel dat nu ook mensen die overdag op hun werk moesten zijn, van de orgelmuziek konden genieten. Jan Zwart vertelt ervan: ‘Eerst fantaseerde ik maar wat of greep ik uit m’n kast een werk, dat ik goed in m’n vingers had. Een lijn volgde ik daarbij niet; het kwam dikwijls voor, dat iemand bij mij boven op het orgel kwam en mij vroeg wat het derde nummer geweest was dat ik gespeeld had; dikwijls wist ik het dan zelf niet meer. Mijn orgelbespelingen waren toen meer muziekmaken dan concerteeren. Allengs drong het echter al meer en meer tot mij door hoe weinig men de echte orgelmuziek kende - Guilmant, Widor en anderen waren in Amsterdam nauwe- lijks bekend. Sinds 1915 heb ik mijzelf derhalve aan banden gelegd en maakte ik een programmetje; later bracht ik er nog meer stijl in. Ik had leeren verstaan, dat de hoofdstad verre achter was bij Rotterdam, waar de Vries heele speel- programma’s lanceerde. Toen kwam ook mijn propaganda voor het orgel in het land.’ Dan begint de grote tijd voor Jan Zwart. Het is haast ongelooflijk wat een werk hij in de jaren na 1918 verzet heeft. Door heel Nederland gaf hij concerten, zonder daarom zijn werk in de Hersteld Lutherse kerk te veronachtzamen; hij com- poneerde veel, maar als uitvoerend kunstenaar bleek hij vrij wat hoger te staan dan als componist. Voor menigeen is door het luisteren naar de concerten van Jan Zwart een andere wereld opengegaan: de schone wereld van het orgel en zijn meesters. Zwart heeft duidelijk aangetoond, dat een goed organist geen solisten nodig heeft om de mensen te trekken; persoonlijk achtte hij het orgel de koning der instrumenten, te kort gedaan door medewerking van zangers of instrumen- talisten. Hij deed bijzonder veel om de Nederlanders vertrouwd te maken met de al te zeer verwaarloosde muziek van eigen bodem. Niet alleen dat hij regelmatig Nederlandse composities in zijn programma’s opnam - hij publiceerde talrijke bijdragen in vaktijdschriften, en zag niet tegen het doorworstelen van archieven op, wanneer het erom ging, een vergeten orgel of componist uit vroeger tijden onder de aandacht van het thans levende geslacht te brengen. Zijn wekelijkse bespelingen op Dinsdagavond waren gratis toegankelijk; men betaalde het programma of gaf iets in de collectezak, maar toch was de opbrengst van die aard, dat een fonds gesticht kon worden voor restauratie en vergroting van het orgel. In 1922 was het zover, dat een lening van f 1O.OOO gesloten werd en het maken van een tiental registers met zwelwerk kon worden opgedragen aan de orgelbouwer A. Bik te Amsterdam. Vooraf was de raad ingewonnen van de bekende orgeldeskundige J. W. Enschedé, en deze adviseerde om bij eventuele vergroting het oude gedeelte van het orgel te behouden zoals het was, en geen registers te laten verdwijnen. Nog vijftien jaren heeft Jan Zwart de nu zoveel vergrote mogelijkheden in zijn orgel kunnen benutten. Hij is overleden op 13 April 1937 en ligt begraven te Zaandam. Maandblad ‘Amstelodamum’ Jaargang 38 - Maart 1951 www.amstelodamum.nl/
Maandblad ‘Amstelodamum’- Jaargang 38 - Maart 1951