Serie interviews  Interview met Jan Zwart (5 juli 1930)
JAN ZWART - 75e ORGELBESPELING (NED. CHRISTELIJKE RADIO-VEREENIGING) Jan Zwart, die Maandag a.s. zijn 75e radio-orgelconcert voor de Ned. Chr. Radio-Vereeniging zal geven, behoort niet tot de musici, die gaarne hun naam in de courant zien en die belust zijn op een interview met portret er bij. Daar behoeft men bij Jan Zwart niet mee aan te komen, want hij staat bóven dergelijke, nog veelvuldig bedreven ijdelheidjes. Toen we hem op z'n prachtig orgel in de Hersteld Evangelisch Luthersche Kerk, vanwaar de genoemde radio-uitzendingen geschieden, opzochten om hem te interviewen, was zijn eerste gebaar dan ook: afwijzend. Hij had zich nog nooit laten interviewen en wat deed het er nu eigenlijk toe, waar hij geboren was en bij wie hij gestudeerd had en of hij een minzaam persoon was of niet enz. enz. Maar toen Jan Zwart begreep, dat het ons ook in de eerste plaats ging om zijn werk, om de cultureele waarde dus, van hetgeen hij aan orgelspel middels de radio tot het groote publiek had gebracht en niet om het persoonlijk-uiterlijke van den kunstenaar, toen moduleerde hij naar een inwilliging van ons verzoek, om ter gelegenheid van z'n 75e orgelbespeling voor de Ned. Chr. Radio-Vereeniging ons een en ander mede te deelen over zijn werk en zijn inzichten betreffende het orgelspel. Maar dat moest dan niet zoo even "op de orgelbank" gebeuren, maar in een rustig onderhoud bij hem thuis in Zaandam. Welnu, wij bieden dit onderhoud den lezers bij dezen lezers bij dezen aan: Hoe lang bespeelt U reeds het prachtige orgel in de Hersteld Evangelisch Luthersche Kerk, dat wij nu iedere week door middel van de radio kunnen bewonderen? Reeds van 1898 af, antwoordde Jan Zwart. Ik werd benoemd na een vergelijkend examen; examinatoren waren G. A. Heinze, A. Pomper en Immig. Ik deed gelijk examen met De Rijp van de Nieuwe Kerk, Bosch van de Domkerk te Utrecht en C. de Wolf uit Arnhem, thans leeraar aan het Amsterdamsch Conservatorium. Dat is dus al 32 jaar geleden. Juist. Nu ben ik 52 jaar. Op m'n 25-jarig jubileum, dat op voor mij verbluffende wijze door het geheele land is herdacht omdat ik door m'n bespelingen sinds 1914 algemeen bekend ben geworden, is aan het orgel een "Fernwerk" toegevoegd. Maar dat heeft het kernachtige klankgehalte van dit uit 1795 stammende orgel onaangetast gelaten. Het is alléén noodig voor het uitvoeren van moderne orgelmuziek. Uw orgel heeft wel een bijzonder mooien, men zou zeggen "klassieken" klank! Dat is een bof! En het blijkt, dat zoowel die orgelklank als de accoustiek in de kerk ten zeerste bevorderlijk zijn voor radio- uitzending. Hoe 't zij, de Chr. Radio-Vereeniging heeft me vast aan zich verbonden sedert Februari 1929. Ik beschouw deze radio- uitzendingen als een gevolg van mijn reeds veel eerder ondernomen pogingen tot populariseering van het orgel. Dat zit zoo: In 1914, het jaar dat de oorlog uitbrak, zei een onzer dominé's: we moesten de kerk voor het volk openzetten en "het orgel wat laten spelen". Dat zal de menschen in dezen enerveerenden tijd eenige oogenblikken van weldadige rust geven. Dat gebeurde. Op een Zondag ging ik wat ad libitum orgel spelen voor een publiek, dat misschien uit 5 of 6 menschen bestond, want publiciteit was aan een en ander niet gegeven. Na verloop van eenige maanden, toen er blijken van belangstelling kwamen, gaf ik een programma en speelde ik aldus een uur vol. Er vormde zich voor deze middagconcerten, die gratis toegankelijk waren, een kern van liefhebbers van orgelmuziek en toen in 1919 deze Woensdagmiddagconcerten veranderd werden in avondbespelingen, toen liep de kerk stampvol. Ik heb me toegelegd het publiek kennis te doen maken met de geheele orgel-literatuur. Niet alleen bekende, veel gespeelde werken, maar ook Guilmant en Widor bijvoorbeeld. Dat was voor velen een openbaring, want we kunnen gerust zeggen, dat in 1919 Amsterdam de rijke orgellitteratuur in haar geheel niet kende. Ik heb de geheele Fransche School gespeeld, de moderne Duitsche en de Engelsche litteratuur. En ik heb daarmede een groot publiek gewonnen, zoodat de eerste schreden gezet waren op den weg naar populariseering van het orgel. Want dáár moet het weer heen, zooals het vroeger was. Daarom heb ook nooit Orgelconcerten willen geven "met solisten". Het gaat om het orgel en niet om een lief stemmetje of een goeden violist of zoo. Ik wil de menschen het orgel leeren liefhebben om der wille van het orgel zèlve. En dat is U gelukt! Voor een gedeelte wel, ook buiten Amsterdam. Ik ging naar verschillende kerkvoogdijen toe en zei: zet U de kerk open voor het publiek, dan zal ik spelen. Velen stonden aanvankelijk sceptisch tegenover dit voorstel. Er zou n.l. geen publiek komen. Als men nog "met solisten" ging werken, nu ja, dan kwam wel wat publiek, maar voor een orgelbespeling alleen? Geen kwestie van. Welnu, we hebben het toch doorgezet, b.v. in Alkmaar, Zutphen, Deventer en vele andere plaatsen, ook kleinere, met het gevolg, dat overal een publiek ontstond, dat belangstelling bleek te hebben voor de geheele orgellitteratuur. Wordt U nog veel gevraagd om orgelconcerten te geven? Ik speel, met de Chr. Radio-orgelconcerten mee ongeveer 100 concerten per jaar. U heeft ook de meesters der Nederlandsche orgelschool op het programma? Zeer zeker. Ik ben behalve uitvoerend musicus, ook een liefhebber van historische en daarmede verband houdende archiefstudie. Ik hoop als mijn levenswerk achter te laten een groot boek over Jan Pieterszoon Sweelinck. Ik wil hem, den stichter der Nederlandsche organistenschool van het begin der 17e eeuw, schetsen, zooals tijdgenooten die met hem omgingen, hem hebben gekend. Daar ben ik reeds lang mee bezig en ik ondervind allerlei hulp daarbij. Hoe kwam b.v., dat Sweelinck 16 leerlingen uit Duitschland had? Het was m.i. het publieke orgelspel van zijn tijd, dat Sweelinck in staat heeft gesteld de schepper te worden van een specifiek Nederlandschen orgelstijl. Hoe bedoelt U dat? Vroeger was de organist stadsdienaar. Hij was er niet alleen voor den Zondag, maar voor iederen dag in de week. Daarom werden ze ook goed betaald. Het orgel stond toen door de talrijke openbare bespelingen in het centrum van het muziekleven van een stad. Dat moet Sweelinck de impulsen hebben gegeven tot het scheppen van den Nederlandschen orgelstijl uit dien tijd. Tegen m'n leerlingen, ik heb alleen gevorderde leerlingen uit alle oorden van het land, zeg ik dan ook altijd: werk mede aan de populariseering van het orgel, dan komt het andere vanzelf. Uw radio-bespelingen zijn natuurlijk een enorm middel om mede tot dit doel te geraken! Ongetwijfeld. Ik was de eerste die voor de radio speelde, en zooals gezegd, heeft de Chr. Radio-Vereeniging mij een vaste verbintenis aangeboden. Vermoeien al die concerten U erg? Kerkorgelspelen is ‘met handen en beenen’ werken. Neen. Integendeel. Ik geloof dat het zich geheel geven aan de orgelmuziek een door en door gezonde functie is. Ik weet van geen vermoeidheid. U lascht in uw programma's nogal eens liedvariaties in, ook van U zelve. Heeft U daar een bepaalde bedoeling mee? Dat heb ik zeer zeker. Wanneer men een geestelijk lied of een koraal als thema geeft en men gaat daarop varieeren, dan heeft het publiek iets, waaraan het houvast heeft. Het herkent het thema en daardoor wordt het ingeleid in het groote en gecompliceerde klank beeld van de orgelmuziek. Ik geef er meestal op m'n programma's zooiets bij. U weet, dat Sweelinck beroemd was om z'n fantasieën op koralen. Ik gevoel het als mijn taak, het publiek bekend te maken met de geheele orgellitteratuur en aldus mede te werken tot de populariseering van het orgel. Daarom gaf ik, behalve m'n radio-orgelconcerten en m'n vaste bespelingen in de kerk te Amsterdam, overal in het land orgelbespelingen. De uitnodigingen daartoe zijn zoo talrijk, dat ik ze niet eens alle kan aannemen. U heeft dus als organist ook niet te klagen wat Uw materieel positie betreft! Neen, gelukkig niet. Ik kan m'n huishouden met 13 kinderen geven wat het vraagt. Maar die materieele welstand heeft bij mij nooit voorop gezeten, doordrongen als ik was van de geweldige waarheid: "Zoek eerst het Koninkrijk Gods en alle dingen zullen U worden toegeworpen". Zóó sprak deze 52-jarige, vitale pionier voor het orgelspel, die reeds zooveel deed voor de populariseering van zijn geliefd instrument. Met àl het levende enthousiasme in zich neemt hij het op voor het Kerkorgel als "levend monument". Bij de 75e orgelbespeling voor de Ned. Chr. Radio-Vereeniging zij dat eens duidelijk aan het licht gesteld. P. T. Jr. Correspondentie Orgelconcerten Van deze gelegenheid moet ik even gebruik maken om eenige dingen recht te zetten in het verslag over het onderhoud met mij naar aanleiding van het 75e Orgelconcert en opgeteekend in het vorig No. van dit blad. Ten eerste begonnen de orgelbespelingen destijds in 1914 niet zooals gezegd werd op Zondag, maar op doorde-weeksche dagen, eerst Donderdag, later Woensdag. Ten tweede ben ik nimmer in Zutphen geweest, althans niet met het doel zooals daar werd beweerd. En derdens is het niet zóó, dat de uitnoodigingen om hier en daar orgelconcerten te komen geven, zoo talrijk waren dat, "k ze niet eens alle kan aannemen". Wèl liepen de aanvragen eens een enkele keer zóó in elkaar, dat het een door het andere verviel. En ten vierde was het mij niet aangenaam dat er iets over "materieele positie" werd gezegd en opgenomen. Dát gedeelte van het gesprek met den interviewer viel buiten het kader van opgeteekend te mogen worden. Zaandam, 4 Juli '30 Jan Zwart Bron : Omroep-Gids 6e jaargang, No. 27-28 Datum : 4 juli 1930 WHZ-Archief (Harderwijk)
‘75e Radio-orgelbespeling’