JAN ZWART - 75e ORGELBESPELING
(NED. CHRISTELIJKE RADIO-VEREENIGING)
Jan
Zwart,
die
Maandag
a.s.
zijn
75e
radio-orgelconcert
voor
de
Ned.
Chr.
Radio-Vereeniging
zal
geven,
behoort
niet
tot
de
musici,
die
gaarne
hun
naam
in
de
courant
zien
en
die
belust
zijn
op
een
interview
met
portret
er
bij.
Daar
behoeft
men
bij
Jan
Zwart
niet
mee
aan
te
komen,
want
hij
staat bóven dergelijke, nog veelvuldig bedreven ijdelheidjes.
Toen
we
hem
op
z'n
prachtig
orgel
in
de
Hersteld
Evangelisch
Luthersche
Kerk,
vanwaar
de
genoemde
radio-uitzendingen
geschieden,
opzochten
om
hem
te
interviewen,
was
zijn
eerste
gebaar
dan
ook:
afwijzend.
Hij
had
zich
nog
nooit
laten
interviewen
en
wat
deed
het
er
nu
eigenlijk
toe,
waar
hij
geboren
was
en
bij
wie
hij
gestudeerd
had
en
of
hij
een
minzaam
persoon
was
of
niet
enz.
enz.
Maar
toen
Jan
Zwart
begreep,
dat
het
ons
ook
in
de
eerste
plaats
ging
om
zijn
werk,
om
de
cultureele
waarde
dus,
van
hetgeen
hij
aan
orgelspel
middels
de
radio
tot
het
groote
publiek
had
gebracht
en
niet
om
het
persoonlijk-uiterlijke
van
den
kunstenaar,
toen
moduleerde
hij
naar
een
inwilliging
van
ons
verzoek,
om
ter
gelegenheid
van
z'n
75e
orgelbespeling
voor
de
Ned.
Chr.
Radio-Vereeniging
ons
een
en
ander
mede
te
deelen
over
zijn
werk
en
zijn
inzichten
betreffende
het
orgelspel.
Maar
dat
moest
dan
niet
zoo
even
"op
de
orgelbank"
gebeuren,
maar
in
een
rustig
onderhoud
bij
hem
thuis
in
Zaandam.
Welnu,
wij
bieden dit onderhoud den lezers bij dezen lezers bij dezen aan:
Hoe
lang
bespeelt
U
reeds
het
prachtige
orgel
in
de
Hersteld
Evangelisch
Luthersche
Kerk,
dat
wij
nu
iedere
week
door
middel
van
de radio kunnen bewonderen?
Reeds
van
1898
af,
antwoordde
Jan
Zwart.
Ik
werd
benoemd
na
een
vergelijkend
examen;
examinatoren
waren
G.
A.
Heinze,
A.
Pomper
en
Immig.
Ik
deed
gelijk
examen
met
De
Rijp
van
de
Nieuwe
Kerk,
Bosch
van
de
Domkerk
te
Utrecht
en
C.
de
Wolf
uit
Arnhem, thans leeraar aan het Amsterdamsch Conservatorium.
Dat is dus al 32 jaar geleden.
Juist.
Nu
ben
ik
52
jaar.
Op
m'n
25-jarig
jubileum,
dat
op
voor
mij
verbluffende
wijze
door
het
geheele
land
is
herdacht
omdat
ik
door
m'n
bespelingen
sinds
1914
algemeen
bekend
ben
geworden,
is
aan
het
orgel
een
"Fernwerk"
toegevoegd.
Maar
dat
heeft
het
kernachtige
klankgehalte
van
dit
uit
1795
stammende
orgel
onaangetast
gelaten.
Het
is
alléén
noodig
voor
het
uitvoeren
van
moderne orgelmuziek.
Uw orgel heeft wel een bijzonder mooien, men zou zeggen "klassieken" klank!
Dat
is
een
bof!
En
het
blijkt,
dat
zoowel
die
orgelklank
als
de
accoustiek
in
de
kerk
ten
zeerste
bevorderlijk
zijn
voor
radio-
uitzending.
Hoe
't
zij,
de
Chr.
Radio-Vereeniging
heeft
me
vast
aan
zich
verbonden
sedert
Februari
1929.
Ik
beschouw
deze
radio-
uitzendingen als een gevolg van mijn reeds veel eerder ondernomen pogingen tot populariseering van het orgel.
Dat
zit
zoo:
In
1914,
het
jaar
dat
de
oorlog
uitbrak,
zei
een
onzer
dominé's:
we
moesten
de
kerk
voor
het
volk
openzetten
en
"het
orgel
wat
laten
spelen".
Dat
zal
de
menschen
in
dezen
enerveerenden
tijd
eenige
oogenblikken
van
weldadige
rust
geven.
Dat
gebeurde.
Op
een
Zondag
ging
ik
wat
ad
libitum
orgel
spelen
voor
een
publiek,
dat
misschien
uit
5
of
6
menschen
bestond,
want
publiciteit
was
aan
een
en
ander
niet
gegeven.
Na
verloop
van
eenige
maanden,
toen
er
blijken
van
belangstelling
kwamen,
gaf
ik
een
programma
en
speelde
ik
aldus
een
uur
vol.
Er
vormde
zich
voor
deze
middagconcerten,
die
gratis
toegankelijk
waren,
een
kern
van
liefhebbers
van
orgelmuziek
en
toen
in
1919
deze
Woensdagmiddagconcerten
veranderd
werden
in
avondbespelingen,
toen
liep
de
kerk
stampvol.
Ik
heb
me
toegelegd
het
publiek
kennis
te
doen
maken
met
de
geheele
orgel-literatuur.
Niet
alleen
bekende,
veel
gespeelde
werken,
maar
ook
Guilmant
en
Widor
bijvoorbeeld.
Dat
was
voor
velen
een
openbaring,
want
we
kunnen
gerust
zeggen,
dat
in
1919
Amsterdam
de
rijke
orgellitteratuur
in
haar
geheel
niet
kende.
Ik
heb
de
geheele
Fransche
School
gespeeld,
de
moderne
Duitsche
en
de
Engelsche
litteratuur.
En
ik
heb
daarmede
een
groot
publiek
gewonnen,
zoodat
de
eerste
schreden
gezet
waren
op
den
weg
naar
populariseering
van
het
orgel.
Want
dáár
moet
het
weer
heen,
zooals
het
vroeger
was.
Daarom
heb
ook
nooit
Orgelconcerten
willen
geven
"met
solisten".
Het
gaat
om
het
orgel
en
niet
om
een
lief
stemmetje
of
een goeden violist of zoo. Ik wil de menschen het orgel leeren liefhebben om der wille van het orgel zèlve.
En dat is U gelukt!
Voor
een
gedeelte
wel,
ook
buiten
Amsterdam.
Ik
ging
naar
verschillende
kerkvoogdijen
toe
en
zei:
zet
U
de
kerk
open
voor
het
publiek,
dan
zal
ik
spelen.
Velen
stonden
aanvankelijk
sceptisch
tegenover
dit
voorstel.
Er
zou
n.l.
geen
publiek
komen.
Als
men
nog "met solisten" ging werken, nu ja, dan kwam wel wat publiek, maar voor een orgelbespeling alleen? Geen kwestie van.
Welnu,
we
hebben
het
toch
doorgezet,
b.v.
in
Alkmaar,
Zutphen,
Deventer
en
vele
andere
plaatsen,
ook
kleinere,
met
het
gevolg,
dat overal een publiek ontstond, dat belangstelling bleek te hebben voor de geheele orgellitteratuur.
Wordt U nog veel gevraagd om orgelconcerten te geven?
Ik speel, met de Chr. Radio-orgelconcerten mee ongeveer 100 concerten per jaar.
U heeft ook de meesters der Nederlandsche orgelschool op het programma?
Zeer
zeker.
Ik
ben
behalve
uitvoerend
musicus,
ook
een
liefhebber
van
historische
en
daarmede
verband
houdende
archiefstudie.
Ik
hoop
als
mijn
levenswerk
achter
te
laten
een
groot
boek
over
Jan
Pieterszoon
Sweelinck.
Ik
wil
hem,
den
stichter
der
Nederlandsche
organistenschool
van
het
begin
der
17e
eeuw,
schetsen,
zooals
tijdgenooten
die
met
hem
omgingen,
hem
hebben
gekend.
Daar
ben
ik
reeds
lang
mee
bezig
en
ik
ondervind
allerlei
hulp
daarbij.
Hoe
kwam
b.v.,
dat
Sweelinck
16
leerlingen
uit
Duitschland
had?
Het
was
m.i.
het
publieke
orgelspel
van
zijn
tijd,
dat
Sweelinck
in
staat
heeft
gesteld
de
schepper
te worden van een specifiek Nederlandschen orgelstijl.
Hoe bedoelt U dat?
Vroeger
was
de
organist
stadsdienaar.
Hij
was
er
niet
alleen
voor
den
Zondag,
maar
voor
iederen
dag
in
de
week.
Daarom
werden
ze
ook
goed
betaald.
Het
orgel
stond
toen
door
de
talrijke
openbare
bespelingen
in
het
centrum
van
het
muziekleven
van
een
stad. Dat moet Sweelinck de impulsen hebben gegeven tot het scheppen van den Nederlandschen orgelstijl uit dien tijd.
Tegen
m'n
leerlingen,
ik
heb
alleen
gevorderde
leerlingen
uit
alle
oorden
van
het
land,
zeg
ik
dan
ook
altijd:
werk
mede
aan
de
populariseering van het orgel, dan komt het andere vanzelf.
Uw radio-bespelingen zijn natuurlijk een enorm middel om mede tot dit doel te geraken!
Ongetwijfeld.
Ik
was
de
eerste
die
voor
de
radio
speelde,
en
zooals
gezegd,
heeft
de
Chr.
Radio-Vereeniging
mij
een
vaste
verbintenis aangeboden.
Vermoeien al die concerten U erg? Kerkorgelspelen is ‘met handen en beenen’ werken.
Neen.
Integendeel.
Ik
geloof
dat
het
zich
geheel
geven
aan
de
orgelmuziek
een
door
en
door
gezonde
functie
is.
Ik
weet
van
geen
vermoeidheid.
U lascht in uw programma's nogal eens liedvariaties in, ook van U zelve. Heeft U daar een bepaalde bedoeling mee?
Dat
heb
ik
zeer
zeker.
Wanneer
men
een
geestelijk
lied
of
een
koraal
als
thema
geeft
en
men
gaat
daarop
varieeren,
dan
heeft
het
publiek
iets,
waaraan
het
houvast
heeft.
Het
herkent
het
thema
en
daardoor
wordt
het
ingeleid
in
het
groote
en
gecompliceerde
klank
beeld
van
de
orgelmuziek.
Ik
geef
er
meestal
op
m'n
programma's
zooiets
bij.
U
weet,
dat
Sweelinck
beroemd
was
om
z'n
fantasieën
op
koralen.
Ik
gevoel
het
als
mijn
taak,
het
publiek
bekend
te
maken
met
de
geheele
orgellitteratuur
en
aldus
mede
te
werken
tot
de
populariseering
van
het
orgel.
Daarom
gaf
ik,
behalve
m'n
radio-orgelconcerten
en
m'n
vaste
bespelingen
in
de
kerk
te
Amsterdam,
overal
in
het
land
orgelbespelingen.
De
uitnodigingen
daartoe
zijn
zoo
talrijk,
dat
ik
ze
niet
eens
alle
kan
aannemen.
U heeft dus als organist ook niet te klagen wat Uw materieel positie betreft!
Neen,
gelukkig
niet.
Ik
kan
m'n
huishouden
met
13
kinderen
geven
wat
het
vraagt.
Maar
die
materieele
welstand
heeft
bij
mij
nooit
voorop
gezeten,
doordrongen
als
ik
was
van
de
geweldige
waarheid:
"Zoek
eerst
het
Koninkrijk
Gods
en
alle
dingen
zullen
U
worden toegeworpen".
Zóó
sprak
deze
52-jarige,
vitale
pionier
voor
het
orgelspel,
die
reeds
zooveel
deed
voor
de
populariseering
van
zijn
geliefd
instrument. Met àl het levende enthousiasme in zich neemt hij het op voor het Kerkorgel als "levend monument".
Bij de 75e orgelbespeling voor de Ned. Chr. Radio-Vereeniging zij dat eens duidelijk aan het licht gesteld.
P. T. Jr.
Correspondentie Orgelconcerten
Van
deze
gelegenheid
moet
ik
even
gebruik
maken
om
eenige
dingen
recht
te
zetten
in
het
verslag
over
het
onderhoud
met
mij
naar
aanleiding
van
het
75e
Orgelconcert
en
opgeteekend
in
het
vorig
No.
van
dit
blad.
Ten
eerste
begonnen
de
orgelbespelingen
destijds
in
1914
niet
zooals
gezegd
werd
op
Zondag,
maar
op
doorde-weeksche
dagen,
eerst
Donderdag,
later
Woensdag.
Ten
tweede
ben
ik
nimmer
in
Zutphen
geweest,
althans
niet
met
het
doel
zooals
daar
werd
beweerd.
En
derdens
is
het
niet
zóó,
dat
de
uitnoodigingen
om
hier
en
daar
orgelconcerten
te
komen
geven,
zoo
talrijk
waren
dat,
"k
ze
niet
eens
alle
kan
aannemen".
Wèl
liepen
de
aanvragen
eens
een
enkele
keer
zóó
in
elkaar,
dat
het
een
door
het
andere
verviel.
En
ten
vierde
was
het
mij
niet
aangenaam
dat
er
iets
over
"materieele
positie"
werd
gezegd
en
opgenomen.
Dát
gedeelte
van
het
gesprek met den interviewer viel buiten het kader van opgeteekend te mogen worden.
Zaandam, 4 Juli '30
Jan Zwart
Bron : Omroep-Gids 6e jaargang, No. 27-28
Datum : 4 juli 1930
WHZ-Archief (Harderwijk)
‘75e Radio-orgelbespeling’