Jan Zwart  1877-1937
‘Het Vaderland’ Staat- en letterkundig nieuwsblad - In memoriam Jan Zwart - Op zestigjarigen leeftijd is hij onverwacht over- leden, de bekende organist en orgelhistoricus Jan Zwart. Na Zondag nog dienst te hebben gedaan trof hem een buikvliesontsteking. Operatief ingrijpen mocht niet meer baten en zoo staan we dan nu diep verslagen bij dit zoo plotseling verscheiden van dezen eminenten organist. Ja, organist was hij tot in de toppen van zijn vingers. Een die zijn organistschap op- vatte in zijn volle breedte. Orgelspel, orgel- bouw, orgelhistorie, koraalkunst, hij wist niet van elk dezer onderwerpen iets, neen, hij beheerschte het in zijn breedte, diepte en hoogte, hij was er van doordrenkt. Indien hij orgel speelde, deed hij het met zijn geheele ziel, een enthousiasme, een welhaast sloopende physieke inspanning. Degenen die het voor- recht gehad hebben, een concert bij de speel- tafel bij te wonen, kunnen daarvan getuigen. Daarbij was hij een echt Christen. Zijn reli- gieuze overtuiging gaf een stempel op al zijn werk, zijn concerten en zijn leerlingen. Zijn vergevorderde leerlingen spoorde hij aan con- certen te geven en indien wel eens van leer- lingenzijde werd gemopperd werd over de weinige financieele uitkomsten, was zijn ant- woord naar het bekende Bijbelwoord: ‘Werpt uw brood uit op het water, en gij zult het vinden na vele dagen.’ Zijn omgang met de leerlingen was ideaal. Wij allen waren zijn vrienden, ja, welhaast zijn kinderen. De lessen, die hij gaf, waren niet alleen belangrijk voor het orgelspel, doch tevens voor het huidige en toekomende leven. Hij was geen leeraar, die angstvallig op de klok keek, of het uur nog niet om was, neen, ik wil wel verklaren, dat ik nooit één uur heb les gehad, doch steeds twee en wel drie uur. Zegt dit niet voldoende? Zijn grootste sieraad was (hoe kan het ook anders bij een echt Christen) zijn eenvoud. Zoowel thuis, waar een heerlijke, gemoedelijke Zaansche geest heerschte, als wanneer hij ver- telde van zijn concerten. Nooit hebben wij hem hooren pochen, steeds legde hij alle eer aan de voeten van den Gever, den Schenker van alle goeds. Soli Deo Gloria! Hij voelde zich als een instrument in Gods hand, een medium in den verhevensten zin. Hij vatte die taakop-dracht serieus op. Hij hield als 't ware het orgel hoog boven de hoofden der menschen uit, en toonde hun dat in al zijn schoonheid en luister. Waar hij kon of gevraagd werd concerteerde hij, en niet met solisten, neen, het orgel alleen. Zoo gaf hij per jaar p.l.m. 100 concerten. Over het geheele land zijn zijn leerlingen verspreid. Ze bekleeden eerzame posten en wat het eigen- aardigste is, dat men onmiddellijk bij het eerste accoord al, den Jan Zwartleerling er uit herkent. Zijn spel en dat van zijn leerlingen hebben vuur en élan. Zoo heeft hij bij degenen, die met hem in contact kwamen, een vuur ontstoken, dat nooit meer te dooven is. Aan ons is nu de taak, de fakkel, die hij ons als 't ware in de handen gaf, brandend te houden en hoog boven onze hoofden te dragen door de woelende wereld, totdat wij op onze beurt haar moeten over- geven aan anderen. Wanneer wij trachten deze taak te volbrengen, eeren wij het beste de nagedachtenis van den orgelpriester Jan Zwart . 15 juli 1937 Wilhelm Abraham Organist te Scheveningen (Leerling van Jan Zwart)
‘De Zaanlander’ (14 juli 1937) Jan Zwart werd op 20 Augustus 1877 te Zaandam geboren en ontving zijn opleiding te Rotterdam bij H. van Eijk, later bij G. B. van Krieken en korten tijd bij Hendrik de Vries. In 1893 werd hij benoemd tot organist bij de Gereformeerde Kerk te Rotterdam, in 1896 als zoodanig bij de Ned. Hervormde Ge- meente te Capelle aan de IJsel en ten slotte in 1898 tot organist bij de Herst. Evang. Lutherse Gemeente te Amsterdam. In 1914 begon de heer Zwart zijn series orgelbespelingen, aan- vankelijk op Woensdagmiddagen, later in 1919 op Dinsdagavonden gedurende de maanden April-October, die alom in den lande groote bekendheid genoten. Hij was de eerste der concerteerende organisten, die in 1925 voor de radio bet eerste officieele orgelconcert gaf en sedert 1929 gaf hij geregelde Maandagmiddag- concerten voor de NCRV. In 1917 ondernam hij de uitgave van ‘Nederlandsche Orgel- muziek’, die de bedoeling heeft, het Pro- testantsch kerkelijk orgelspel in betere banen te leiden, waarvoor ook andere Neder- landsche organisten hun bijdragen afstonden en welke thans een eerste plaats inneemt bij den Protestantschen Eeredienst. Van bijzon- dere beteekenis voor de verbreiding zijner historische studiën zijnde door hem in het leven geroepen Nederlandsche Orgel-dagen, gewijd aan de kennis van het Nederlandsche orgel en zijn bespeling. Op deze dagen worden niet alleen de orgelbouw en speel- geschiedenis behandeld, maar ook diverse Nederlandsche composities der Hollandsche meesters, hunne registreerwijze enz. Zwart’s composities bewegen zich voor- namelijk om het Protestantsch Kerklied en zijn voor orgel geschreven en verschenen in bovengenoemde uitgave. Hij schreef ook veel artikelen in muziekschriften over Neder- landsche organisten en onderwerpen, met het orgel verband houdend. In de laatste jaren gaf hij het werk uit: ‘Van een deftig Orgel’, een beschrijving van het orgel te Maassluis, waarbij hij historische gegevens van het orgel en het orgelleven der laatste twee eeuwen in het licht stelde. Als cantor der Ev. Herst. Lutherse Gemeente te Amsterdam, heeft hij in 1935 het ‘Cantus Firmus’ zingen weer ingevoerd, een kunst van rondom orgel en gemeente. In 1917 bij de 400-jarige herdenking der Kerkhervorming componeerde hij: ‘Een vaste burg is onze God’, groote fantasie van het Lutherlied, waarmede hij tevens een begin maakte met de serie Nederlandsche Orgel- muziek, waarin niet alleen composities van Zwart, maar ook andere vooraanstaande componisten hun bijdragen leverden. Deze serie Nederlandsche muziek beoogt het naar voren brengen van de echte Nederlandsche protestantsche orgelkoraalkunst. Als uitvoerend kunstenaar behoort hij tot de allereersten, ook als historicus, speciaal wat de oud-Nederlandsche orgelgeschiedenis aangaat. Dat men zich thans in alle lagen van onze bevolking voor het orgelspel begint te interesseeren, is voor een groot deel aan hem te danken. Het is wel eigenaardig, dat juist zijn werken en die van Bonset het populairst zijn geworden en door Protestantsche orga- nisten het meest worden gevraagd. Op 1 October 1933 vierde hij onder groote belangstelling zijn 40-jarig jubileum als organist en herinneren wij ons allen nog ongetwijfeld zijn groote concert in de Westzijderkerk, waarbij ook het woord werd gevoerd door oud-burgemeester Ter Laan, Ds. P. van Dijk en Ds. Ter Rouwelaar, één zijner leerlingen. In de Zaanstreek heeft hij veel met koren gewerkt o.a. ‘Hallelujah’ en ‘Daniël de Lange’, terwijl hij ook de componist is van het bekende ‘Het Y is breed, de Zaan is breed’, ter gelegenheid van de Czaar Peterfeesten en de onthulling van het Czaar Peterstandbeeld. In Februari 1938 zou hij zijn 40-jarig organistschap aan de Evang. Herst. Lutherse Gemeente te Amsterdam hebben herdacht waarbij hij indertijd zoo eervol werd be- noemd, uit candidaten van naam en de jury van hem verklaarde: ‘Deze candidaat gaf de doorslaande bewijzen. volkomen met het koraalspel vertrouwd te zijn. Zoowel vóór- spel, naspel als harmonisatie waren voor- treffelijk en liet karakter van het lied kwam in liet voorspel volmaakt tot zijn recht. Bij de fantasie waren melodiek, modulatie, har- moniek en rythmiek uitstekend en de techniek was zeer goed. Het stuk naar eigen keuze was de G. Mol Fuga van Bach en deze speelde hij uitstekend, wat opvatting en registratie betreft.’ Met Jan Zwart is inderdaad een theoretisch en practisch hoogst bekwaam kerkmusicus heengegaan, die in velerlei kringen een kwalijk te vullen leegte achterlaat. De Amsterdammer (17 oktober 1930) ‘Je werd gevangen genomen door de klanken die je ziel kwamen omgeven, je werd weg- gevoerd, uit de sleur van het alledaagsche… Het trilde mee in je met de zachte, lokkende tonen, en het bruiste in je als de tonen zwollen, machtig werden, als een stroom van klanken die over je heele wezen heenviel.’ Lees meer
75e radio orgelbespeling (5 juli 1930) ‘Tegen m’n leerlingen uit alle oorden van het land zeg ik dan ook altijd: werk mede aan de populariseering van het orgel, dan komt het andere vanzelf.’ Lees meer… ‘De bekende organist der NCRV’ (7 juli 1930) ‘Want het orgel verdient alle aandacht, zowel als monument van architectonische schoon- heid en als ‘levend monument!’ Lees meer… ‘Jan Zwart vertelt’ (15 september 1933) ‘Mijn orgelspel is altijd om der wille van ‘t orgel-zelf geweest:om het publiek zijn majesteitelijke schoonheid te leeren kennen en belangstelling op te wekken voor de zeer uitgebreide, voor een groot deel weinig uitgevoerde, orgelliteratuur.’ Lees meer… ‘Strijder voor de orgelcultuur’ (16 september 1933) ‘In 1914 kwam de gedachte op om de kerk overdag open te zetten voor allen, wier gemoedsrust in de benauwende mobilisatie- dagen niet weinig verstoord was; men wilde de menschen tot rust laten komen.’ Lees meer… ‘40 jaar tusschen de registers’ (29 september 1933) ‘Er is zoo een rijke orgelliteratuur, die alleen op het kerkorgel tot zijn recht komt. Ik voel, dat mijn werk vruchten begint te dragen en ik tracht ook mijn leerlingen bij te brengen dat het hun taak is om het orgelspel weer populair te maken.’ Lees meer… ‘Van kerkorgels en orgelmuziek’ (27 maart 1936) ‘Het orgel moet weer ‘uitgebuit’ worden. We moeten deze kunst, dat stuk Christelijk cultuurwerk uitdragen omdat het God Zelf is die het ons schonk.’ Lees meer…