‘Het Vaderland’
Staat- en letterkundig nieuwsblad
- In memoriam Jan Zwart -
Op
zestigjarigen
leeftijd
is
hij
onverwacht
over-
leden,
de
bekende
organist
en
orgelhistoricus
Jan
Zwart.
Na
Zondag
nog
dienst
te
hebben
gedaan
trof
hem
een
buikvliesontsteking.
Operatief
ingrijpen
mocht
niet
meer
baten
en
zoo
staan
we
dan
nu
diep
verslagen
bij
dit
zoo
plotseling
verscheiden
van
dezen
eminenten
organist.
Ja,
organist
was
hij
tot
in
de
toppen
van
zijn
vingers.
Een
die
zijn
organistschap
op-
vatte
in
zijn
volle
breedte.
Orgelspel,
orgel-
bouw,
orgelhistorie,
koraalkunst,
hij
wist
niet
van
elk
dezer
onderwerpen
iets,
neen,
hij
beheerschte
het
in
zijn
breedte,
diepte
en
hoogte,
hij
was
er
van
doordrenkt.
Indien
hij
orgel
speelde,
deed
hij
het
met
zijn
geheele
ziel,
een
enthousiasme,
een
welhaast
sloopende
physieke
inspanning.
Degenen
die
het
voor-
recht
gehad
hebben,
een
concert
bij
de
speel-
tafel
bij
te
wonen,
kunnen
daarvan
getuigen.
Daarbij
was
hij
een
echt
Christen.
Zijn
reli-
gieuze
overtuiging
gaf
een
stempel
op
al
zijn
werk,
zijn
concerten
en
zijn
leerlingen.
Zijn
vergevorderde
leerlingen
spoorde
hij
aan
con-
certen
te
geven
en
indien
wel
eens
van
leer-
lingenzijde
werd
gemopperd
werd
over
de
weinige
financieele
uitkomsten,
was
zijn
ant-
woord
naar
het
bekende
Bijbelwoord:
‘Werpt
uw
brood
uit
op
het
water,
en
gij
zult
het
vinden na vele dagen.’
Zijn
omgang
met
de
leerlingen
was
ideaal.
Wij
allen
waren
zijn
vrienden,
ja,
welhaast
zijn
kinderen.
De
lessen,
die
hij
gaf,
waren
niet
alleen
belangrijk
voor
het
orgelspel,
doch
tevens
voor
het
huidige
en
toekomende
leven.
Hij
was
geen
leeraar,
die
angstvallig
op
de
klok
keek,
of
het
uur
nog
niet
om
was,
neen,
ik
wil
wel
verklaren,
dat
ik
nooit
één
uur
heb
les
gehad,
doch
steeds
twee
en
wel
drie
uur.
Zegt
dit niet voldoende?
Zijn
grootste
sieraad
was
(hoe
kan
het
ook
anders
bij
een
echt
Christen)
zijn
eenvoud.
Zoowel
thuis,
waar
een
heerlijke,
gemoedelijke
Zaansche
geest
heerschte,
als
wanneer
hij
ver-
telde
van
zijn
concerten.
Nooit
hebben
wij
hem
hooren
pochen,
steeds
legde
hij
alle
eer
aan
de
voeten
van
den
Gever,
den
Schenker
van
alle
goeds.
Soli
Deo
Gloria!
Hij
voelde
zich
als
een
instrument
in
Gods
hand,
een
medium
in
den
verhevensten
zin.
Hij
vatte
die
taakop-dracht
serieus
op.
Hij
hield
als
't
ware
het
orgel
hoog
boven
de
hoofden
der
menschen
uit,
en
toonde
hun
dat
in
al
zijn
schoonheid
en
luister.
Waar
hij
kon
of
gevraagd
werd
concerteerde
hij,
en
niet
met
solisten,
neen,
het
orgel
alleen.
Zoo
gaf
hij
per
jaar
p.l.m.
100
concerten.
Over
het
geheele
land
zijn
zijn
leerlingen
verspreid.
Ze
bekleeden
eerzame
posten
en
wat
het
eigen-
aardigste
is,
dat
men
onmiddellijk
bij
het
eerste
accoord
al,
den
Jan
Zwartleerling
er
uit
herkent.
Zijn
spel
en
dat
van
zijn
leerlingen
hebben
vuur
en
élan.
Zoo
heeft
hij
bij
degenen,
die
met
hem
in
contact
kwamen,
een
vuur
ontstoken,
dat
nooit
meer
te
dooven
is.
Aan
ons
is
nu
de
taak,
de
fakkel,
die
hij
ons
als
't
ware
in
de
handen
gaf,
brandend
te
houden
en
hoog
boven
onze
hoofden
te
dragen
door
de
woelende
wereld,
totdat
wij
op
onze
beurt
haar
moeten
over-
geven
aan
anderen.
Wanneer
wij
trachten
deze
taak
te
volbrengen,
eeren
wij
het
beste
de
nagedachtenis van den orgelpriester Jan Zwart
.
15 juli 1937
Wilhelm Abraham
Organist te Scheveningen
(Leerling van Jan Zwart)
‘De Zaanlander’ (14 juli 1937)
Jan
Zwart
werd
op
20
Augustus
1877
te
Zaandam
geboren
en
ontving
zijn
opleiding
te
Rotterdam
bij
H.
van
Eijk,
later
bij
G.
B.
van
Krieken
en
korten
tijd
bij
Hendrik
de
Vries.
In
1893
werd
hij
benoemd
tot
organist
bij
de
Gereformeerde
Kerk
te
Rotterdam,
in
1896
als
zoodanig
bij
de
Ned.
Hervormde
Ge-
meente
te
Capelle
aan
de
IJsel
en
ten
slotte
in
1898
tot
organist
bij
de
Herst.
Evang.
Lutherse
Gemeente
te
Amsterdam.
In
1914
begon
de
heer
Zwart
zijn
series
orgelbespelingen,
aan-
vankelijk
op
Woensdagmiddagen,
later
in
1919
op
Dinsdagavonden
gedurende
de
maanden
April-October,
die
alom
in
den
lande groote bekendheid genoten.
Hij
was
de
eerste
der
concerteerende
organisten,
die
in
1925
voor
de
radio
bet
eerste
officieele
orgelconcert
gaf
en
sedert
1929
gaf
hij
geregelde
Maandagmiddag-
concerten
voor
de
NCRV.
In
1917
ondernam
hij
de
uitgave
van
‘Nederlandsche
Orgel-
muziek’,
die
de
bedoeling
heeft,
het
Pro-
testantsch
kerkelijk
orgelspel
in
betere
banen
te
leiden,
waarvoor
ook
andere
Neder-
landsche
organisten
hun
bijdragen
afstonden
en
welke
thans
een
eerste
plaats
inneemt
bij
den
Protestantschen
Eeredienst.
Van
bijzon-
dere
beteekenis
voor
de
verbreiding
zijner
historische
studiën
zijnde
door
hem
in
het
leven
geroepen
Nederlandsche
Orgel-dagen,
gewijd
aan
de
kennis
van
het
Nederlandsche
orgel
en
zijn
bespeling.
Op
deze
dagen
worden
niet
alleen
de
orgelbouw
en
speel-
geschiedenis
behandeld,
maar
ook
diverse
Nederlandsche
composities
der
Hollandsche
meesters, hunne registreerwijze enz.
Zwart’s
composities
bewegen
zich
voor-
namelijk
om
het
Protestantsch
Kerklied
en
zijn
voor
orgel
geschreven
en
verschenen
in
bovengenoemde
uitgave.
Hij
schreef
ook
veel
artikelen
in
muziekschriften
over
Neder-
landsche
organisten
en
onderwerpen,
met
het
orgel
verband
houdend.
In
de
laatste
jaren
gaf
hij
het
werk
uit:
‘Van
een
deftig
Orgel’,
een
beschrijving
van
het
orgel
te
Maassluis,
waarbij
hij
historische
gegevens
van
het
orgel
en
het
orgelleven
der
laatste
twee
eeuwen
in
het
licht
stelde.
Als
cantor
der
Ev.
Herst.
Lutherse
Gemeente
te
Amsterdam,
heeft
hij
in
1935
het
‘Cantus
Firmus’
zingen
weer
ingevoerd,
een
kunst
van rondom orgel en gemeente.
In
1917
bij
de
400-jarige
herdenking
der
Kerkhervorming
componeerde
hij:
‘Een
vaste
burg
is
onze
God’,
groote
fantasie
van
het
Lutherlied,
waarmede
hij
tevens
een
begin
maakte
met
de
serie
Nederlandsche
Orgel-
muziek,
waarin
niet
alleen
composities
van
Zwart,
maar
ook
andere
vooraanstaande
componisten
hun
bijdragen
leverden.
Deze
serie
Nederlandsche
muziek
beoogt
het
naar
voren
brengen
van
de
echte
Nederlandsche
protestantsche orgelkoraalkunst.
Als
uitvoerend
kunstenaar
behoort
hij
tot
de
allereersten,
ook
als
historicus,
speciaal
wat
de
oud-Nederlandsche
orgelgeschiedenis
aangaat.
Dat
men
zich
thans
in
alle
lagen
van
onze
bevolking
voor
het
orgelspel
begint
te
interesseeren,
is
voor
een
groot
deel
aan
hem
te
danken.
Het
is
wel
eigenaardig,
dat
juist
zijn
werken
en
die
van
Bonset
het
populairst
zijn
geworden
en
door
Protestantsche
orga-
nisten het meest worden gevraagd.
Op
1
October
1933
vierde
hij
onder
groote
belangstelling
zijn
40-jarig
jubileum
als
organist
en
herinneren
wij
ons
allen
nog
ongetwijfeld
zijn
groote
concert
in
de
Westzijderkerk,
waarbij
ook
het
woord
werd
gevoerd
door
oud-burgemeester
Ter
Laan,
Ds.
P.
van
Dijk
en
Ds.
Ter
Rouwelaar,
één
zijner leerlingen.
In
de
Zaanstreek
heeft
hij
veel
met
koren
gewerkt
o.a.
‘Hallelujah’
en
‘Daniël
de
Lange’,
terwijl
hij
ook
de
componist
is
van
het
bekende
‘Het
Y
is
breed,
de
Zaan
is
breed’,
ter
gelegenheid
van
de
Czaar
Peterfeesten
en
de
onthulling van het Czaar Peterstandbeeld.
In
Februari
1938
zou
hij
zijn
40-jarig
organistschap
aan
de
Evang.
Herst.
Lutherse
Gemeente
te
Amsterdam
hebben
herdacht
waarbij
hij
indertijd
zoo
eervol
werd
be-
noemd,
uit
candidaten
van
naam
en
de
jury
van
hem
verklaarde:
‘Deze
candidaat
gaf
de
doorslaande
bewijzen.
volkomen
met
het
koraalspel
vertrouwd
te
zijn.
Zoowel
vóór-
spel,
naspel
als
harmonisatie
waren
voor-
treffelijk
en
liet
karakter
van
het
lied
kwam
in
liet
voorspel
volmaakt
tot
zijn
recht.
Bij
de
fantasie
waren
melodiek,
modulatie,
har-
moniek
en
rythmiek
uitstekend
en
de
techniek
was
zeer
goed.
Het
stuk
naar
eigen
keuze
was
de
G.
Mol
Fuga
van
Bach
en
deze
speelde
hij
uitstekend,
wat
opvatting
en
registratie betreft.’
Met
Jan
Zwart
is
inderdaad
een
theoretisch
en
practisch
hoogst
bekwaam
kerkmusicus
heengegaan,
die
in
velerlei
kringen
een
kwalijk te vullen leegte achterlaat.
De Amsterdammer (17 oktober 1930)
‘Je
werd
gevangen
genomen
door
de
klanken
die
je
ziel
kwamen
omgeven,
je
werd
weg-
gevoerd,
uit
de
sleur
van
het
alledaagsche…
Het
trilde
mee
in
je
met
de
zachte,
lokkende
tonen,
en
het
bruiste
in
je
als
de
tonen
zwollen,
machtig
werden,
als
een
stroom
van
klanken die over je heele wezen heenviel.’
Lees meer
…
75e radio orgelbespeling
(5 juli 1930)
‘Tegen m’n leerlingen uit alle oorden van het
land zeg ik dan ook altijd: werk mede aan de
populariseering van het orgel, dan komt het
andere vanzelf.’
Lees meer…
‘De bekende organist der NCRV’
(7 juli 1930)
‘Want het orgel verdient alle aandacht, zowel
als monument van architectonische schoon-
heid en als ‘levend monument!’
Lees meer…
‘Jan Zwart vertelt’
(15 september 1933)
‘Mijn orgelspel is altijd om der wille van
‘t orgel-zelf geweest:om het publiek zijn
majesteitelijke schoonheid te leeren kennen
en belangstelling op te wekken voor de zeer
uitgebreide, voor een groot deel weinig
uitgevoerde, orgelliteratuur.’
Lees meer…
‘Strijder voor de orgelcultuur’
(16 september 1933)
‘In 1914 kwam de gedachte op om de kerk
overdag open te zetten voor allen, wier
gemoedsrust in de benauwende mobilisatie-
dagen niet weinig verstoord was; men wilde
de menschen tot rust laten komen.’
Lees meer…
‘40 jaar tusschen de registers’
(29 september 1933)
‘Er is zoo een rijke orgelliteratuur, die alleen
op het kerkorgel tot zijn recht komt. Ik voel,
dat mijn werk vruchten begint te dragen en ik
tracht ook mijn leerlingen bij te brengen dat
het hun taak is om het orgelspel weer
populair te maken.’
Lees meer…
‘Van kerkorgels en orgelmuziek’
(27 maart 1936)
‘Het orgel moet weer ‘uitgebuit’ worden.
We moeten deze kunst, dat stuk Christelijk
cultuurwerk uitdragen omdat het God Zelf
is die het ons schonk.’
Lees meer…