Jan Zwart  ‘De Amsterdammer’- Rubriek ‘Van hart tot hart’ (17-10-1930)
HATTEM - Beste zieken, Het had al enkele dagen veel geregend en gewaaid, maar Woensdag klaarde de lucht op, al werd de wind ook sterker. Nu, liever wat droge, harde wind, dan regen. We zouden (mijn man was verhinderd, daarom ging ik met een goede kennis) naar ’t stadje gaan voor een orgelbespeling. Van Jan Zwart nog wel. Verleden winter was de heer Zwart hier ook een avond, maar toen durfde ik er niet door, omdat de mist zoo dik was. Ik heb, moet gij allen weten, nog nooit het genoegen gehad om Jan Zwart, den Amsterdamschen orgelist, te hooren. Velen uwer natuurlijk wel. Al was ’t per Radio. Weet ge, toen ik die heerlijke muziek hoorde, verheugde ik me er één moment zoo hartelijk in, dat gij mijn kranken, door middel van de Radio, daar nu óók van kunt genieten. Maar kom, laat ik vertellen. We kwamen veilig door den stevigen wind heen (die men buiten méér bemerkt dan in de stad), en traden het mooie, verlichte kerkje binnen. Zachtjes aan vulden de banken zich dunnetjes, en ik mag dan zoo graag, als ’k wat bijtijds ben, de menschen aanzien, de gezichten onderkennen van allen die binnen komen. Achter ons zaten wat „backfische”, snaterend en giechelend en drukte makend, en vóór ons zaten „groote” menschen, die draaiden en zich eens omkeerden, elkaar wat presenteerden, en zoo meer. Ach, ik ben nu één keer een mensch, dat me spoedig erger. En ik wou al die menschen, die er niet „bij” en niet „in” waren, wel stilzetten. Toch, het heeft mij ook weer weinig gehinderd als de muziek klanken de ruimte der kerk instroomden.... Een aantrekkelijk programma lag voor ons en de namen der componisten Mendelssohn, Bach, Handel, Guilmant, en ook Jan Zwart, beloofden veel moois. Van de eerstgenoemde groote meester was Sonate VI, koraal (Gebed des Heeren) met variaties. Je werd gevangen genomen door de klanken, die je ziel kwamen omgeven, en je werd weggevoerd, uit de sleur van het alledaagsche…. Het trilde mee in je met de zachte, lokkende tonen, en het bruiste in je als de tonen zwollen, machtig werden, als een stroom van klanken, die over je heele wezen heenviel… Nu vergat ik nog te vertellen, dat één der Hervormde plaatselijke Predikanten een openingswoord sprak, bad, en dat we samen, door den kunstenaar van dien avond, begeleid, Gezang 3 : 3 zongen. Héél mooi was no. 2 „Toccata und fuga” van Bach. En daarna kregen we de twee orgelkoralen: „O, hoofd vol bloed en wonden”, en „Waakt, waakt op, de Heer zal komen”, eveneens van Bach. Het is niet weer te geven wat er in je omgaat, bij den inzet van die eerste melodie. Zacht en klagend, tegelijkertijd vol aanbidding. Dat is zoo wonderlijk met een fantasie over de één of andere bekende melodie. Je luistert scherp, en als de melodie wordt verbroken, om later weer voortgezet te worden, dan ga je mee, en je wacht, je wacht, je bent in spanning om de melodie weer te grijpen. Zoo gaat het mij tenminste. O, wat was dat eerste deel van Koekoek en nachtegaalconcert schitterend. (Van Handel). Er begon iets in je los te raken, je ging meejubelen V l met «dien fijnen, hoogen nachtegaalzang, waar het „koekoek, koekoek”, als een lagere zang doorheen klonk. Even stilte, en dan klonk smeekend, innig smeekend, waar je de nóód in voelde: „Houdt Gij mijn handen beide”, dat mét „Scheepken onder Jezus’ hoede” en „Als ge in noodgezeten”, de drie orgelliederen vormde van Jan Zwart zelf. Ik kan niet van elk nummer afzonderlijk iets zeggen. „Cantiléne Pastorale” van Guilmant was ook héél mooi. En tot slot: „Psalm suite” (Psalm 19, 51 en 47) weer van den orgelist zelf. Het was als spéélden de tonen met elkaar, ik hoor het nog: „Het ruime hemelrond”, dan fantasie, en weer verder: „Vertelt met blijden mond... Gods eer en heerlijkheid”. En altijd maar weer opnieuw met variatie’s dezelfde altijd weer onderbroken melodie. Tot… in ’t laatst, vol en krachtig, zonder onderbreking ruischte langs de mooi gevormde bogen van de kerk: „Het ruime hemelrond, Vertelt met blijden mond, Gods eer en heerlijkheid. De heldere lucht en ‘t zwerk, Verkondigen Zijn werk”.... Evenzoo met „God vaart voor het oog”, het laatste nummer. We zongen nog samen, dezelfde predikant dankte, dankte hartelijk, en vóór we ’t wisten stonden we weer buiten in den wind. Namen elkanders arm en stapten naar huis. Al dat schoone en heerlijke, al die muziekgolven deinen echter nog na in je ziel. En één ding is mij meer dan ooit helder en duidelijk geworden. Het is dit: ,,Wij zijn in hope zalig”. Alice Nahon zingt in één van haar teere versjes: „God, ik smacht naar diepér klanken, ’k Heb zoo’n honger naar muziek”. O, we hebben allen honger naar muziek, nietwaar? Honger naar het schoone, het volmaakte, het eeuwige.... En we zijn als kinderen Gods allen bezig met de melodie der eeuwigheid in ons op te nemen. We luisteren (niet altijd even scherp), we letten op, we grijpen... mis! Dan luisterren en wachten en grijpen we opnieuw en dan komt er soms een schoonen ontvoering over ons, en we zijn gevorderd, er is een regel bijgekomen. We vergéten ook wel eens om te luisteren en soms zit er geen spanning achter; het aardsche neemt ons in beslag, en de zorgen en de vragen. Maar.... vanzelf beginnen we weer, en wéten ’t, we ervaren ’t, met een tóch zalige hope: „Wij zijn in hope zalig!” Straks, straks grijpen wij de volle, machtige, melodie der eeuwigheid. En we zingen mee, en we jubelen mee, en.... we hebben geen kranke borst en geen zwakke longen meer, die het ons verhinderen. Het hemelsche lied, de melodie der eeuwigheid! Met hartelijken groet: Hanna De Amsterdammer Rubriek ‘Van hart tot hart’ 17 oktober 1930 Woensdag 8 oktober 1930 Nederlands Hervormde Kerk in Hattem. Programma orgelconcert (1) Mendelssohn, Sonata 6 Gebed des Heeren koraal met 4 variaties – Fuga – Andante. (2) J.S. Bach, Toccata & Fuga d moll. (3) J.S. Bach, O Hoofd bedekt met wonden. (4) J.S. Bach, Waakt waakt op de Heer zal komen. (5) Händel, Concert Koekoek en Nachtegaal 1e deel. (6) J. Zwart, Houdt Gij mijn beide handen. Scheepje. Idem, Als ge in nood gezeten. (7) A. Guilmant, Cantilene pastorale (Landelijk lied). (8) J. Zwart, Psalm 19, Psalm 51, Psalm 47 (9) J. Zwart, Psalm 72: 11
Hanna