JAN ZWART - DE BEKENDE ORGANIST DER N.C.R.V.
Door onzen V.A.R.A.-medewerker geïnterviewd bij zijn 75ste radio-orgelconcert.
Maandag
as.
zal
de
Zaandamsche
orgelist
Jan
Zwart
zijn
75e,
zegge
vijf-en-
zeventigste
orgelconcert
geven
voor
de
radio.
Dat
geleek
ons
en
ook
de
redactie
van
den
"Radiogids"
een
ongezochte
gelegenheid,
om
de
luisteraars
eens
iets
nader
te
brengen
tot
de
persoon
en
het
werk
van
dezen
eminenten
musicus.
Het
was
niet
zoo
gemakkelijk
hem
tot
een
interview
te
bewegen,
want
Jan
Zwart
is
er
de
man
niet
naar,
om
z'n
eigen
verdiensten
gaarne
te
zien
geëtaleerd.
Maar
het
gelukte
ons
dan
toch
hem
aan
het
praten
te
krijgen,
eerst
op
de
orgelbank
van
zijn
prachtig
instrument
in
de
Hersteld
Evang.
Luthersche
Gemeente
te
Amsterdam,
later
rustig
bij
hem
thuis,
in
z'n
eenvoudige
woning
aan
de
Reigerstraat
te
Zaandam.
Zij
die
van
de
prachtige
klanken
van
het
kerkorgel
houden,
zullen
met
veel
genoegen
geluisterd
hebben
naar
de
orgelconcerten
van
Jan
Zwart,
temeer,
daar
het
timbre
van
het
orgel
in
de
genoemde
Amsterdamsche
kerk
zich
proefondervindelijk
uitnemend
leent
voor
radio-
overdracht.
Het
sterkste
forte
komt
prachtig
over
en
de
volle
accoorden
ruischen een kamer binnen in volle schoonheid.
“Het
was
In
1914,
even
na
het
uitbreken
van
den
wereldoorlog,”
aldus
begon
Jan
Zwart
z'n
onopgesmukt
verhaal,
“dat
ik
eigenlijk
met
die
orgelbespelingen
begonnen
ben.
Er
was
bij
ons
een
dominé
die
op
de
gedachte
kwam:
laten
we
de
kerk
eens
voor
het
volk
openzetten,
net
als
dat
in
Duitschland
en
Amerika
gebeurt
en
laat
dan
"het
orgel
eens
een
uurtje
spelen".
Dat
geeft
wellicht
eenige
gewenschte
ontspanning
in
dezen
mobilisatietijd.
Toen
ging
ik
op
een
Zondagmiddag
"ad
libitum"
wat
orgel
spelen.
Een
programma
had
ik
niet
en
er
waren
misschien
5
of
6
menschen
in
de
kerk!
De
belangstelling
groeide
evenwel
en
na
verloop
van
een
paar
maanden
gaf
ik
een
programma.
Ik
speelde
dan
een
uur
vol.
Na
afloop
vroeg
men
mij
dan
wel
eens
een
en
ander
en
zoo
ontstond
er
een
orgelconcerten-publiek,
dat
ik
in
een
serie
van
200
concerten
deed
kennismaken
met
de
geheele
orgelliteratuur.
De
concerten,
die
eerst
des
Woensdagmiddags
van
3-4
uur
werden
gegeven,
werden
later
des
avonds
gesteld. Toen was er weldra geen plaatsje in de kerk meer onbezet.
Dat was in 1919.
En
dat
is
nu
zoo
gebleven
tot
op
den
dag
van
heden.
Ik
heb
blijkbaar
belangstelling
weten
te
wekken
voor
de
grootsere
orgelliteratuur,
want
ik
speelde
niet
alleen
de
gangbare
werken,
maar
ook
b.v.
het
volledig
oeuvre
van
Guilmant
en
Widor,
om
er
maar
eens
twee
te
noemen.
De
geheele
Fransche
school,
de
Duitsche
moderne
orgelschool
en
de
Engelsche
literatuur
heb
ik
doorgenomen, met het gevolg, dat er in Amsterdam een publiek kwam, dat alléén om der wille van het orgel kwam luisteren.
Dat
was
voor
mij
een
groote
voldoening,
want
zóó
groeide
in
mij
het
voornemen,
om
het
Kerkorgel
weer
populair
te
maken,
zooals
het
dat
vroeger
geweest
is.
Daarom
heb
ik
ook
geen
concerten
"met
solisten"
willen
geven.
Het
gaat
er
bij
mij
om,
de
orgelliteratuur
bekend
te
maken
en
de
menschen
te
leeren,
hoe
mooi
het
orgel,
het
machtigste
van
alle
muziekinstrumenten
kan
klinken. Uit opvoedkundig oogpunt speelde ik daarom ook op vrijwel alle programma's Fantasieën op volksliederen.
U bepaalde zicht, zooals bekend, niet tot Amsterdam alleen?
Neen.
Ik
wilde
door
het
geheele
land
het
orgel
populair
maken.
Ik
ging
naar
verschillende
kerkvoogdijen
toe
en
zei:
zet
de
kerk
maar
open,
dan
zal
ik
spelen.
Men
geloofde
er
aanvankelijk
niet
erg
in,
doch
in
Alkmaar,
Deventer,
Zutphen
en
vele
andere
plaatsen
heb
ik
aldus
een
orgelconcerten-publiek
gevormd,
waar
men
versteld
van
stond.
Zoo
heb
ik
na
1919
de
orgelmuziek
uitgedragen tot het publiek.
En de Radio?
Bleek
een
enorm
hulpmiddel
in
mijn
streven
om
het
orgel
meer
populair
te
maken.
In
het
orgaan
van
den
Chr.
Radio-Omroep
heb
ik
een
aparte
correspondentie-rubriek
met
belangstellenden.
Ik
ben
de
eerste
organist
geweest,
die
voor
de
radio
heeft
gespeeld
en
doordat
mijn
orgel
zoo
buitengewoon
goed
klonk,
juist
door
de
microfoons
heeft
de
Chr.
Omroep
mij
geëngageerd
voor
de
wekelijksche
orgelbespelingen
op
Maandagmiddag.
Maandagmiddag
7
Juli
gaat
de
75e!
Dat
Is
dus
bijna
in
1
1/2
jaar
tijd.
Ik
speel veel meer concerten in zoo'n periode; zeker 150, want ik speel gemiddeld 100 concerten per jaar.
U vergeet ook niet de Nederlandsche componisten, heb ik bemerkt.
Zeker
niet.
Sweelinck
in
de
eerste
plaats
en
b.v.
de
m.i.
nog
genialere
Van
Noort.
Ik
doe
veel
aan
historisch
onderzoek
want
ik
ben
bezig
met
een
groot
boek
te
schrijven
over
Sweelinck.
Ik
hoop,
dat
dit
mijn
levenswerk
zal
worden.
Dat
boek
over
Sweelinck
bewerk
ik
naar
gegevens
uit
archieven
en
ik
tracht
dezen
grooten.
toonkunstenaar
te
schetsen
naar
getuigenissen
van
tijdgenooten,
met
wie
hij
omging
en
alle
mogelijk
materiaal.
Hoe
komt
het
bijvoorbeeld,
dat
Sweelinck
ongeveer
16
orgelleerlingen
uit
Duitschland
had?
Waarschijnlijk
is
Frescobaldi
óók
bij
Sweelinck
geweest.
En
weet
u,
wat
voor
mij
nu
een
buitengewoon
belangrijk
ding
is?
Sweelinck
is
slechts
de
groote
orgelcomponist
van
Nederland
kunnen
worden,
omdat
in
zijn
tijd
het
publieke
orgelspel
nog
bestond.
En
dáár
moet
wéér
heen.
Een
organist
was
vroeger
in
dienst
van
de
stad;
hij
werd
goed
betaald
en
speelde
veel
voor
het
publiek.
In
Haarlem
heeft
men
daar
nog
een
overblijfsel
van.
Nu
viert
in
het
organistendom
het
dilettantisme
(de
goede
vaklieden
niet
te
na
gesproken)
hoogtij.
Dat
is
geen
wonder.
Want
wat
heeft
een
organist
eigenlijk
te
doen?
Des
Zondags
dienst
en
nog
een
paar
dingen
als
trouwplechtigheden,
enz.
Het
is
dus
geen
wonder
dat
de
salarissen
ook
laag
zijn.
Maar
de
vroegere
stads-organisten
beheerschten
het
geheele
muziekleven
van
hun
stad.
Dat
houd
ik
ook
mijn
leerlingen
altijd
voor:
werkt
er
voor,
zooals
ik
dat
doe,
om
het
orgel
weer
populair
te
maken,
dan
komt
ook
het
organistenberoep
wat
meer
tot
z'n
recht.
Het
vroegere
organistschap
was
voor
alle
dagen,
niet
voor
den
Zondag
alleen
en
dáárdoor
kon
Sweelinck
een
geheel
nieuwen
orgelstijl
scheppen.
Het
moet
er
naar
toe,
dat
de
kerken
opengesteld
worden
voor
het
publiek,
kosteloos
en
dat
er
dan
op bepaalde uren op het orgel gespeeld zal worden.
Bent U al lang organist van de Hersteld Ev. Luth. Kerk te Amsterdam?
In
1898,
aldus
Jan
Zwart,
heb
ik
een
vergelijkend
examen
moeten
doen
voor
deze
plaats.
Examinatoren
waren
G.
A.
Heinze,
A.
Pomper
en
Immig.
Ik
deed
gelijk
examen
met
Rijp
van
de
Nieuwe
Kerk,
Bosch
van
de
Domkerk
te
Utrecht
en
C.
de
Wolf
van
Arnhem,
thans
leeraar
aan
het
Conservatorium
te
Amsterdam.
Ik
ben
nu
al
32
jaar
in
functie.
M'n
25-jarig
jubileum
is
tot
een
jubileum-maand uitgedijd, doordat ik in alle oorden van het land uitgenoodigd was orgelconcerten te geven.
Uw orgel is een pracht instrument!
Ja,
het
is
een
van
de
echte
oude
orgels;
het
stamt
van
1795.
Bij
m'n
jubileum
is
er
een
"Fernwerk"
aan
verbonden,
zonder
dat
het
oude karakter van het orgel werd aangetast. Het bleek nu, dat deze kernachtige klank, prachtig door de radio over wordt gebracht.
In Februari 1929 heeft de Chr. Radio-Omroep mij vast aan zich verbonden en nu wordt het Maandag m'n 75e radio-orgelconcert.
Ik
ben
nu
52
jaar
en
ik
hoop
nog
veel
te
doen,
óók
middels
de
radio,
tot
verbreiding
van
de
orgelliteratuur
in
haar
geheel
en
tot
populariseering
van
het
orgel.
Want,
nietwaar,
het
orgel
verdient
alle
aandacht,
zoowel
als
monument
van
architectonische
schoonheid en als "levend monument!"
Zóó
vertelde
Jan
Zwart
in
laaiend
enthousiasme
voor
zijn
instrument.
Moge
dit
interview
iets
bijdragen
tot
het
schoone
doel,
dat
hij zich stelt: de populariseering van het geweldigste aller muziekinstrumenten. het orgel.
Andre
Bron : V.A.R.A. Omroep-Gids
Datum : 7 juli 1930
WHZ-Archief (Harderwijk)
‘De bekende organist der NCRV’