Arie
van
Opstal
is
op
donderdag
23
mei
1895
in
Hilversum
geboren
als
zoon
van
Johannes
Adrianus
van
Opstal
(1865-1950)
en
Maria
Willems
(1855-1928).
Samen
met
zijn
zus
Ida
(1893)
groeit
Arie
op
in
Amsterdam.
Lange
tijd
volgt
hij
orgellessen
bij
Jan
Zwart.
Ook
kiest
hij
voor
een
dirigentenopleiding
bij
Jaap
Vranken
(1897-1956),
Fredrik
Jan
Roeske
(1868-1961) en Sem Dresden (1881-1957).
Rond
de
eerste
wereldoorlog
is
Van
Opstal
organist
in
de
Christelijk
Gereformeerde
Kerk
aan
de
Lauriergracht
te
Amsterdam,
later
kiest
hij
voor
de
Nederlands
Hervormde
Kerk
van
Westzaan
en
bespeelt
hij
ook
nog
een
jaar
het
orgel
in
de
Gereformeerde
Parkkerk.
Uiteindelijk
krijgt
hij
in
1923
een
aanstelling
als
organist
van
het
Holtgräveorgel
in
de
Grote- of Sint Lebuinuskerk in Deventer.
Arie
trouwt
op
10
september
1924
in
Amsterdam
met
26
jarige,
in
Amsterdam
geboren
Hendrika
Johanna
Thijsse,
dochter
van
Johannes
Jacobus
Louwrens
Thijsse
en
Hendrika
Johanna
Kruisbrink.
Na
hun
huwelijk
vestigen
Arie
en
Hendrika
zich
in
het
plaatsje
Diepenveen,
vlakbij
Deventer.
Het
huwelijk
met
Hendrika
Joanna
hield
drie
jaar
stand
en
werd
op
3
november
1927
op
eis
van
Hendrika
ontbonden.
Ruim
een
maand
later,
op
20
december
1927,
trouwt
Arie
in Deventer met de 24-jarige Janna Best.
Arie
geeft
in
die
jaren
tal
van
concerten.
Een
(verkorte)
recensie
uit
het
Deventer
Dagblad
van
vrijdag
21
mei
1926
geeft
een
goed
beeld
van
zijn
rol
als
concert-
organist.
‘De
heer
A.
van
Opstal,
organist
van
de
Groote
Kerk
alhier,
zal
dit
jaar
van
20
Mei
tot
26
Augustus
telkens
Donderdags
om
de
veertien
dagen
een
orgelconcert
geven
in
genoemde
kerk.
We
kennen
den
heer
A.
van
Opstal,
al
was
het
alleen
van
de
serie
concerten
van
het
vorige
jaar
-
als
een
organist
van
beteekenis,
die
zijn
instrument
beheerscht
en
daardoor
toont
gerechtigd
te
zijn
groote
kunstwerken
op
zijn
programma
te
plaatsen.
Met
een
‘Prélude
en
Fuga’
in
g-mol
van
Bach
opende
de
concertgever.
Ik
herinner
even
aan
het
staccato-spel
in
de
Prélude
en
aan
den
mooi
gebouwden
climax
in
de
Fuga,
welke
in
stralend
g-dur
sluit.
Hel
tweede
nummer,
‘Concert
f-dur’
van
Händel
is
een
van
de
hoofdnummers.
Het
beslaat
uit
vier
deelen:
een
zangerig
‘allegro’,
een
ietwat
gerekt
‘andante’,
een
kort,
pastoraal
klinkend
‘adagio’
en
een
zonnig
‘allegro’
tot
slot.
Als
derde
nummer
ging
een
‘Allegretto
grazioso’
van
B.
Tours,
een
Rotterdammer
organist
uit
de
vorige
eeuw.
Een
zeer
fijn
werk
waarvoor
de
concertgever
misschien
eenige
bijzondere
voorliefde
heeft,
te
oordeelen
naar
de
aandacht,
welke
bij
op
kleur
en
melodie
er
van
vestigde;
het
kwam
mij
voor,
dat
daarbij
het
rythme
wel
eens
wat
erg
vrij
genomen,
werd.
De
‘Fantasie’,
door
den
organist
Jan
Zwart
gecomponeerd
over
het
Lutherlied,
is
hier
reeds
meer
dan
eens
gespeeld.
Dit
epos
geeft
en
gaf
ook
thans
weer
aanleiding
tot
meditatie.
Het
‘Menuet’
van
A.
Claussmann
liet
zich
aangenaam
hooren,
doch
was
mij
niet
duidelijk
en
zeker
niet
karakteristiek;
de
registreering
trok
er
het
meest
de
aandacht.
Het
concert
besloot
hierna
met
een
prachtige
‘Toccata’
van
A.
Renaud,
als
een
fijn
weefsel
onder
schitterend
kleurenspel.
Was
hier
ook
het
leste
het
beste?
Dergelijke
vergelijkingen
van
de
programma-nummers
onderling
blijven
altijd
wat
gevaarlijk;
maar
men
heeft
in
deze
‘Toccata’
van
Renaud
toch
een
juiste
herinnering
aan het prachtige spel van den concertgever.’
Tijdens
een
interview,
naar
aanleiding
van
zijn
40-jarig
jubileum
als
organist,
geeft
Van
Opstal
aan
dat
er
na
de
2e
wereldoorlog
voor
orgelkunst
geen
plaats
meer
was
in
Deventer.
‘Tot
1940
deed
ik
er
alles
voor:
eerst
in
‘eigen
beheer’,
later
met
VVV,
maar
na
1945
was
het
afgelopen.’
aldus
Van
Opstal.
‘We
kregen
onder
andere
te
maken
met
de
kerkrestauratie
en
daarna
kwamen
de
orgelconcerten
niet
meer
van
de
grond.
Wie
er
ook
kwam
spelen, mensen kwamen niet.’
De
Deventer
bevolking
kenden
Van
Opstal
als
een
bescheiden
man
met
een
uitstekende
reputatie
als
organist
en
dirigent.
Met
zijn
Sweelinck-koor
werd
maar
liefst
achttien
keer
Bach’s
Mattheus
Passion
uitgevoerd.
Tijdens
zijn
loopbaan
gaf
hij
leiding
aan
tal
van
koren,
zo
was
hij
dirigent
van
het
Mannenkoor
‘Kunst
na
Arbeid’,
het
Deventer
Dameskoor,
het
Gemengd
koor
‘De
Onthoudersstem’,
Gemengd
koor
‘De
blauwe
vaan’
en
het
Mannen-
koor ‘Caecilia’ uit Apeldoorn.
Van
Arie
Van
Opstal
zijn
een
aantal
orgelwerken verschenen:
-
Scherzo
-
Scene Pastoral
-
Nederlandsche Orgelmuziek Boek XIV
-
Finale in tempo di minuetto
-
Psalm 42
-
Koraalvoorspel Gezang 62
-
Menuet
‘De
heer
Van
Opstal
heeft
zich
doen
kennen
als
een
serieus,
temperamentvol
kunstenaar,
die
bij
vaardigheid
en
kundige
techniek,
inspiratie
en
een
warm-gestemd,
in
allen
eenvoud
talentvol
spel
geeft.
Wat
hij
(en
hoe
hij
dit
deed)
op
het
niet
flatteerende,
kleine
instrument
dezer
kerk
te
gehoore
bracht,
gaf
den
indruk
van
een
meer
dan
gewone
beheersching
en
intelligentie,
en
verulde
met
sympathieke
waardeering
voor
dezen kunstenaar.’
Nieuwe Apeldoornsche Courant (7 augustus 1928)
‘Op
7
September
zal
te
Deventer
worden
herdacht,
dat
men
honderd
jaar
geleden
in
de
Groote
Kerk
het
fraaie
orgel,
gemaakt
door
J.
Holtgrave
te
Deventer,
in
gebruik
nam.
Op
dit
orgel
is
nu
een
eeuw
lang
de
kerkzang
begeleid
en
vele
honderden
concerten
zijn
er
op
gegeven,
door
organisten
van
naam
en
groote
begaafdheid.
1840
werd
hier
tot
organist
benoemd
Cornelis
Alyander
Brandts
Buys,
wiens
familienaam
een
reeks
van
zeer
bekende
toonkunstenaars
in
herinnering
brengt.
Tot
1890
vervulde
deze
kunst-
enaar
zijn
functie
als
organist.
Hij
werd
opgevolgd
door
Johan
Wilhelm
Wensink,
koor-
en
orkestdirigent
en
componist,
die
in
1922
overleed.
Van
1922
af
bespeelt
de
heer
A.
van
Opstal
dit
orgel
regelmatig,
niet
alleen
in
dienst
der
Ned.
Hervormde
Kerk,
doch
mede
op
zeer
gewaardeerde
concerten.
Hij
is
een
leerling
van
Jan
Zwart
en
dirigeert
te
Deventer het Sweelinck-koor, dat zich de uitvoering van Bach-cantates ten doel stelt.’
Algemeen Handelsblad (29 augustus 1942)
Arie
van
Opstal
gaf
les
aan
de
Deventer
muziekschool
tot
aan
zijn
pensioen
in
1960. Wel bleef hij actief als organist van de Grote- of Sint Lebuinuskerk.
Enkele leerlingen van hem zijn Teun Musch en Alex Jalink.
In
1962
droeg
hij,
na
25
jaar,
hij
het
dirigeerstokje
van
het
J.P
Sweelinck-koor
over
aan Jacques Reuland uit Almelo.
Arie
overleed
plotseling
tijdens
een
vakantie
in
Lermoos
(Oostenrijk)
op
dinsdag
23 juni 1970. Hij werd 75 jaar oud.
(Klik op
deze link
voor een uitgebreid interview met Arie van Opstal)
Arie van Opstal (1895-1970)
Orgelbespeling
Ter nagedachtenis van Jan Zwart
Zondagmiddag
gaf
de
heer
A.
van
Opstal
in
de
Groote
Kerk
een
orgelconcert,
gewijd
aan
de
nagedachtenis
van
zijn
leermeester,
den
beken-
den
Amsterdamschen
organist
Jan
Zwart,
dat
zoowel
voor
den
componist
als
voor
den
con-
certgever
tot
een
groot
artistiek
succes
geworden
is.
Er
werden
uitsluitend
werken
van
Jan
Zwart
uitgevoerd,
waardoor
men
gelegenheid
kreeg,
zich
een
oordeel
te
vormen
over
zijn
waarde
als
componist.
Dat
oordeel
kan
niet
anders
dan
gunstig
luiden.
Wel
is
hij
geen
baanbrekende
of
wereldschokkende,
zelfs
geen
opvallende
ver-
schijning,
ook
is
hij
niet
„modern”,
hij
beweegt
zich
in
goede
oude
banen,
maar
wat
hij
schrijft
is
eerlijk,
oprecht,
ongekunsteld,
zuiver
gevoeld,
innig
doorleefd,
warm,
wars
van
alle
onnoodige
virtuositeit
of
gecompliceerdheid.
Het
is
niet
in
hoofdzaak
verstandelijk,
maar
komt
regelrecht
uit
het
hart.
Ook
is
het
persoonlijk
en
oorspronkelijk,
zelfs
al
wordt
men
wel
eens
een
enkele
maal
aan
Bach
herinnerd,
wat
trouwens
niet
te
verwon-
deren
is
bij
een
organist
pur-sang
en
Bach-
vertolker.
Wat
bovendien
opviel
was
zijn
groote,
waarachtige
liefde
voor
het
orgel
en
zijn
diepe,
grondige
kennis
en
begrip
van
de
uitgebreide
mogelijkheden
van
dat
koninklijk
instrument.
Uit
de
vele
werken
van
Jan
Zwart
had
de
heer
Van
Opstal
een
aantal
der
beste
en
meest
karak-
teristieke
uitgezocht
en
deze
tot
een
zeer
mooi
programma
samengesteld,
dat
een
duidelijk
overzicht
gaf
van
het
wezen
en
den
aard
van
zijn
scheppen,
dat
in
hoofdzaak
bestaat
uit
bewer-
kingen
van
koralen
en
liederen.
Uitsluitend
zulke
bewerkingen
werden
dan
ook
ten
gehoore
gebracht.
Begonnen
werd
met
de
sombere
muziek
over
Ps.
103
:
8
„Gelijk
het
gras
is
ons
kortstondig
leven”,
om
over
een
aantal
koralen,
betrekking
hebbende
op
Kerstmis,
Oudejaar
en
Paschen,
enkel
van
algemeene
strekking
en
een
tweetal
volksliederen
te
eindigen
met
de
krach-
tige
uiting
van
vertrouwen
en
geloof
„Een
vaste
burcht”.
Het
eerste
werk
is
van
eenigszins
grooter
formaat
en
maakte
met
zijn
schakeeringen,
zijn
diepe
innerlijkheid
en
zijn
zachten,
weemoe-
digen
uitklank
een
aangrijpenden
indruk.
De
overige
stukken
waren
korter,
beknopter,
maar
eveneens
diep
doorvoeld.
Ze
boden
veel
af-
wisseling,
waren
nu
eens
teer
en
fijn,
dan
weer
juichend
en
jubelend.
In
het
bijzonder
hebben
me
getroffen
„Vol
van
pracht”,
„Komt
allen
tezamen”,
„Daar
juicht
een
toon”
en
„Ga
niet
alleen
door
’t
leven”.
Ook
„Wilt
heden
nu
treden”
was
voortreffelijk
en
dan
het
slotnummer,
dat
na
het
innige,
teere
middendeel
zoo
machtig
uit-
klonk.
De
heer
Van
Opstal
heeft
het
mooie
af-
wisselende
programma
weergegeven
op
een
wijze,
zijn
grooten
leermeester
in
alle
opzichten
waardig.
Zijn
vertolking
verdient
technisch,
zoo-
wel
als
muzikaal
allen
lof
en
heeft
bewezen,
dat
hij
den
aard
en
het
karakter
der
onderscheiden
stukken
volkomen
aanvoelde
en
zich
geheel
ingeleefd
had
in
de
bedoelingen
en
opvattingen
van
den
componist.
Zeer
in
het
bijzonder
moge
zijn
prachtige,
fijne,
kleurrijke
registreering
ge-
noemd
worden,
evenals
de
manier,
waarop
hij
de
tegenstemmen
liet
uitkomen
zonder
de
hoofd-
melodie
te
verdoezelen.
Een
uitstekende
pres-
tatie,
die
getuigde
van
zijn
groote
vereering
voor
zijn
leermeester
en
die
zeer
zeker
verdiend
had,
door
een
grooter
aantal
belangstellenden
te
zijn
aangehoord.
Bovendien
demonstreerde
hij
weer
eens
op
overtuigende
wijze,
welk
een
heerlijk
instrument
de
Groote
Kerk
in
haar
bijna
100-jarig
orgel bezit.
Deventer Dagblad
(08-11-1937)
Videofragment
Arie van Opstal met zijn leerling Teun Musch.
Polygoon/Nederlands Instituut
voor Beeld en Geluid (17 augustus 1932)
Publicatiedatum 14 januari 2022