Wilhelm
Abraham
is
geboren
in
Hilversum
op
5
augustus
1907
als
zoon
van
Johann
Hinrich
Abraham
(1876-1948),
stukadoor
van
beroep,
en
Wilhelmina
Guldemond
(1870-1956).
Hij
groeit
op
in
Utrecht
en
woont
met
zijn
ouders
en
oudere
broer
Johann
aan
de
Breedstraat
45bis.
Al
op
jonge
leeftijd
is
hij
organist
van
de
Geertekerk
in
Utrecht
waar
hij
het
in
1803
door
Johannes
Stephanus
Strumphler
gebouwde
orgel
bespeelt.
In
de
jaren
20-30
volgt
hij
lessen
bij
Jan
Zwart
en
in
1930-1931
verzorgt
hij
met
regelmaat
concerten
die
via
de
NCRV-
radio worden uitgezonden.
Op
16
februari
1933
trouwt
Wilhelm
met
de
27-jarige
Aletta
Elisabeth
Lietze.
Na
hun
huwelijk
in
Utrecht
vestigen
zij
zich
in
maart
in
Scheveningen
alwaar
Wilhelm
wordt
aangesteld
als
organist
van
de
Julianakerk.
Hij
heeft
de
be-
schikking
over
een
orgel
dat
in
1928
door
de
firma
van
Gelder
uit
Leiden
is
geplaatst
en
zojuist
is
uitgebreid
door
de
firma
Koff
uit
Utrecht.
Het
orgel
had
14
registers
welke
zijn
uitgebreid
tot
26.
Op
28
maart
speelt
Wilhelm
Abraham
een
‘Wijdingsure’ ter gelegenheid van de ingebruikname van het orgel.
Na
zijn
verhuizing
naar
Scheveningen
organiseert
hij
talloze
concerten
en
verzorgt
hij
ieder
jaar
een
zomerserie
orgelconcerten.
In
1937,
op
27
juli,
bevalt
Aletta
van
een
levenloos
kind.
In
1939
krijgt
Wilhelm
een
benoeming
als
organist
van
de
aula
van
de
alge-
mene
begraafplaats.
In
hetzelfde
jaar
wordt
uit
het
huwelijk
van
Wilhelm
en
Aletta een dochter geboren.
Wilhelm
blijft
zeer
actief
als
organist
en
musicus
tot
september
1941.
In
de
jaren
daarna
raakt
Wilhelm
wat
op
de
achtergrond.
Op
15
juni
1944
wordt
het
huwelijk
van
hem
en
Aletta
ontbon-
den.
Een
regionale
krant
maakt
in
1947
melding
van
het
feit
dat
hij
een
rouw-
dienst
speelt
en
in
1948
als
organist
meewerkt
aan
een
jubileumconcert
van een regionaal mannenkoor.
Pas
in
1951
lijkt
hij
de
draad
weer
op
te
pakken
door
af
en
toe
een
concert
te
spelen.
Uit
historische
gegevens
van
de
Julianakerk
blijkt
dat
in
1953
ene
Aat
Peet
(ook)
als
organist
wordt
aangesteld.
In
april
en
mei
1955
geeft
Wilhelm
Abraham
nog
een
aantal
concerten,
ook
Feike
Asma
neemt
een
concert voor zijn rekening.
Wilhelm
is
in
het
bezit
van
diverse
oude
huispijporgels,
waaronder
een
instrument
van
Knipscheer,
gebouwd
in +/- 1830.
Tijdens
een
kerkdienst
in
1955
wordt
Wilhelm
getroffen
door
een
beroerte.
Hij
wordt
opgenomen
in
het
zieken-
huis en overlijdt enkele dagen nadien.
Tijdens
zijn
leven
heeft
Wilhelm
vele
concerten
verzorgd.
Recensies
maken
duidelijk
dat
hij
een
uitstekend
orga-
nist
en
improvisator
was.
Ook
staan
er
diverse
composities
op
zijn
naam,
echter
het
is
niet
duidelijk
of
er
orgel-
werken van hem zijn uitgegeven.
Bekend zijn de volgende orgelwerken:
Orgel Suite
- Introduction Pontificale
- …… (diverse delen)
- Finale
Petite Suite
- Vier delen
Concerto Antiqua
Wilhelm Abraham (1907-1955)
Wilhelm Abraham over Jan Zwart:
Op
zestigjarigen
leeftijd
is
hij
onverwacht
overleden,
de
bekende
organist
en
orgel-
historicus
Jan
Zwart.
Na
Zondag
nog
dienst
te
hebben
gedaan
trof
hem
een
buik-
vliesontsteking.
Operatief
ingrijpen
mocht
niet
meer
baten
en
zoo
staan
we
dan
nu
diep
verslagen
bij
dit
zoo
plotseling
verscheiden
van
dezen
eminenten
organist
Ja,
organist
was
hij
tot
in
de
toppen
van
zijn
vingers.
Een
die
zijn
organistschap
opvatte
in
zijn
volle
breedte.
Orgelspel,
orgelbouw,
orgelhistorie,
koraalkunst,
hij
wist
niet
van
elk
dezer
on-
derwerpen
iets,
neen,
hij
beheerschte
het
in
zijn
breedte,
diepte
en
hoogte,
hij
was
er
van
doordrenkt.
Indien
hij
orgel
speelde,
deed
hij
het
met
zijn
geheele
ziel,
een
enthou-
siasme,
een
welhaast
sloopende
physieke
in-
spanning.
Degenen
die
het
voorrecht
gehad
hebben,
een
concert
bij
de
speeltafel
bij
te
wonen,
kunnen
daarvan
getuigen.
Daarbij
was
hij
een
echt
Christen.
Zijn
religieuze
overtuiging
gaf
een
stempel
op
al
zijn
werk,
zijn
concerten
en
zijn
leerlingen.
Zijn
verge-
vorderde
leerlingen
spoorde
hij
aan
con-
certen
te
geven
en
indien
wel
eens
van
leerlingenzijde
werd
gemopperd
werd
over
de
weinige
financieele
uitkomsten,
was
zijn
antwoord
naar
het
bekende
Bijbelwoord:
‘Werpt
uw
brood
uit
op
het
water,
en
gij
zult
het vinden na vele dagen.’
Zijn
omgang
met
de
leerlingen
was
ideaal.
Wij
allen
waren
zijn
vrienden,
ja,
welhaast
zijn
kinderen.
De
lessen,
die
hij
gaf,
waren
niet
alleen
belangrijk
voor
het
orgelspel,
doch
tevens
voor
het
huidige
en
toekomen-
de
leven.
Hij
was
geen
leeraar,
die
angstvallig
op
de
klok
keek,
of
het
uur
nog
niet
om
was,
neen,
ik
wil
wel
verklaren,
dat
ik
nooit
één
uur
heb
les
gehad,
doch
steeds
twee
en
wel
drie uur. Zegt dit niet voldoende?
Zijn
grootste
sieraad
was
(hoe
kan
het
ook
anders
bij
een
echt
Christen)
zijn
eenvoud.
Zoowel
thuis,
waar
een
heerlijke,
gemoe-
delijke
Zaansche
geest
heerschte,
als
wan-
neer
hij
vertelde
van
zijn
concerten.
Nooit
hebben
wij
hem
hooren
pochen,
steeds
legde
hij
alle
eer
aan
de
voeten
van
den
Gever,
den
Schenker
van
alle
goeds.
Soli
Deo
Gloria!
Hij
voelde
zich
als
een
instrument
in
Gods
hand,
een
medium
in
den
ver-
hevensten
zin.
Hij
vatte
die
taakopdracht
serieus
op.
Hij
hield
als
't
ware
het
orgel
hoog
boven
de
hoofden
der
menschen
uit,
en
toonde
hun
dat
in
al
zijn
schoonheid
en
luister.
Waar
hij
kon
of
gevraagd
werd
concerteerde
hij,
en
niet
met
solisten,
neen,
het
orgel
alleen.
Zoo
gaf
hij
per
jaar
p.l.m.
100 concerten.
Over
het
geheele
land
zijn
zijn
leerlingen
verspreid.
Ze
bekleeden
eerzame
posten
en
wat
het
eigenaardigste
is,
dat
men
onmid-
dellijk
bij
het
eerste
accoord
al,
den
Jan
Zwart-leerling
er
uit
herkent.
Zijn
spel
en
dat
van
zijn
leerlingen
hebben
vuur
en
élan.
Zoo
heeft
hij
bij
degenen,
die
met
hem
in
contact
kwamen,
een
vuur
ontstoken,
dat
nooit
meer
te dooven is.
Aan
ons
is
nu
de
taak,
de
fakkel,
die
hij
ons
als
't
ware
in
de
handen
gaf,
brandend
te
houden
en
hoog
boven
onze
hoofden
te
dragen
door
de
woelende
wereld,
totdat
wij
op
onze
beurt
haar
moeten
overgeven
aan
anderen.
Wanneer
wij
trachten
deze
taak
te
volbrengen,
eeren
wij
het
beste
de
nage-
dachtenis van den orgelpriester Jan Zwart.
‘Het Vaderland’ 15 juli 1937
Publicatiedatum 7 januari 2022