Het
zal
geen
verbazing
wekken:
niet
iedereen
kijkt
blij
verrast
op
wanneer
ik
op
orgelfeestjes
vertel
dat
ik
leerling
van
Willem
Hendrik
Zwart
ben
geweest.
Ik
heb
zelfs
wel
eens
de
raad
gekregen
over
die
episode
te
zwijgen.
Dergelijke
antecedenten
zouden
mijn
loopbaan
vast
geen
goed
doen!
Een
onzinnig
advies
natuurlijk.
Ik
zie
geen
enkele
reden
om
geheimzinnig
of
laatdunkend
over
die
episode
te
doen.
Uiteraard
is
er
veel
petite
histoire
te
vertellen
over
de
lessen
bij
Willem
Hendrik
Zwart.
Ik
denk
aan
hoe
ik
als
tienjarige
kortgebroekte
slungel
op
de
orgelbank
in
de
Bovenkerk
belandde
en
hoe
Willem
Hendrik
enthousiast
deed
over
mijn
Folk
Dean-interpretaties;
hoe
we
de
isometrische
uitgave
van
Worps
Psalmenboek
doorwerkten;
hoe
Zwart
de
meest
onbekende
muziek
uit
de
kast
naast
het
orgel
toverde;
hoe
we
lessen
lang
in
de
consistoriekamer
zaten
om
te
leren
harmoniseren;
hoe
opmerkelijk
weinig
Zwart
stimuleerde
dat
je
de
muziek
van
zijn
vader
of
hemzelf
op
de
lessenaar
zette;
hoe
altijd
Bach
het
uitgangspunt
bleef.
Dat
Willem
Hendrik
Zwart
er,
grillig
als
hij
kon
zijn,
er
een
handje
van
had
om
je
om
de
zoveel
tijd
lang
en
soms
zelfs
voor
niks
bij
de
Bovenkerktoren
te
laten
wachten,
ook
dat
is
een
deel
van
het
verhaal.
Maar
gelukkig was er dan mevrouw Zwart die je opving met thee en een biskwietje.
Omdat
stilstaan
bij
al
die
kleine
geschiedenissen
op
deze
plaats
veel
ruimte
zou
innemen;
en
omdat
ik
iets
veel
wezenlijkers
over
Willem
Hendrik
Zwart
kan
zeggen
door
kort
in
te
gaan
op
de
manier
waarop
de
basis
van
wat
ik
vandaag
de
dag
doe
bij
hem
werd
gelegd,
kies
ik
hier
voor
het
laatste.
Zeker
in
het
begin
van
mijn
orgellessen
van
Willem
Hendrik
Zwart
merkte
ik
steeds
weer
dat
hij
'iets'
met
muziek
deed
waardoor
er
meer
ontstond
dan
wanneer
ik
hetzelfde
stuk
speelde.
Het
klonk
gewoon
beter......
wat
was
de
verklaring?
Daar
kwam
nog
iets
anders
bij.
Elke
week
een
paar
uur
les
in
de
Bovenkerk
betekende
elke
week
in
de
nabijheid
van
één
van
de
beste
Hinsz-orgels
te
mogen
verkeren,
jarenlang.
Het
instrument
confronteerde
me
net
als
Zwarts
spel
keer
op
keer
met
een
essentiele
vraag:
waarom
klinkt
dit
orgel
zo
bijzonder,
en
veel
andere
juist
niet?
Na
verloop
van
tijd
werd
me
duidelijk
dat
beide
vragen
herleid
konden
worden
tot
dezelfde
kwestie:
wat
is
muziek
maken
eigenlijk?
Of,
anders
geformuleerd:
wat
is
kunst,
en
welke
plaats
heeft
muziek
daarin?
Onderhand
geloof
ik
dat
ik
daar
een
paar
antwoorden
op
heb
kunnen
vinden.
Ik
heb
er
elders
over
gepubliceerd,
hier
volsta
ik
daarom
met
de
constatering
dat
ik
me
bewust
ben
dat
deze
antwoorden,
waarin
de
artistieke
kwaliteit
van
de
communicatie
tussen
organist
en
luisteraar
centraal
staat,
niet
echt
in
de
lijn
liggen
wat
wat
Willem
Hendrik
Zwart
me
leerde.
Maar
tegelijkertijd
stel
ik
ook
vast
dat
ze
wel
degelijk
gevormd
zijn
volgens
zijn
adagium,
dat
getuige
de
klank
van
het
Bovenkerkorgel
trouwens
ook
voor
Hinsz
moet
hebben
gegolden;
alleen
met
een
interpretatie
van
orgelmuziek
en
orgelklank
waar
je
zelf
volledig
achter
kunt
staan,
heb
je
de
kans
het
publiek
op
een
overtuigende
manier
te
bereiken.
In
feite
heb
ik
tijdens
de
orgellessen
van
Willem
Hendrik
Zwart
vooral
dit
soort
wijsheid
gedetecteerd.
De
sfeer
waarin
dat
plaatsvond,
met
het
prachtige
geel
rond
de
klaviatuur
en
de
geur
van
shag
als
essentiele
'decorstukken',
werd
daardoor
een
gouden
herinnering.
Dat
het
belang
van
kwaliteit,
zowel
in
musiceren
als
in
orgelbouw,
me
in
eerste
instantie
is
duidelijk
geworden
bij
Willem
Hendrik
Zwart,
is
iets
wat
ik
hier
graag
expliciet
vaststel.
Het
maakt
duidelijk
dat
hij
meer
te
berde
te
brengen
had
dan
de
stijl
van
orgelspelen die doorgaans met zijn naam wordt geassocieerd.
Ik vind dat Willem Hendrik Zwart het verdient dat daar aandacht voor is.
Hans Fidom