Willem Hendrik Zwart  1925-1997
Interviews 1958-1994
(1958) 'Eerst een orgel … dan een vrouw' zei organist Zwart "Eerst een groot orgel, dan een vrouw". Dit merkwaardige levensideaal stelde Willem Hendrik Zwart zich jaren geleden. Het is gelukt, allebei. De nu 33-jarige heer Zwart krijgt in ons land (en ook al daarbuiten) steeds meer bekendheid als een groot organist. Echt verwonderlijk is dat nu niet bepaald. Hij komt namelijk uit een goed nest. Zijn vader was niemand minder dan de beroemde organist en componist Jan Zwart. Ver voor de oorlog begon vader Zwart het orgel opnieuw in de belangstelling te plaatsen. Niet alleen landelijk, ook internationaal. "Open kerken en spelende orgels" was zijn slagzin. Zijn concerten kregen enorme bekendheid door de uitzendingen van de NCRV, die baanbrekend werk verrichte. Jan Zwart, die in 1937 overleed, had ook een grote naam als componist van kerkmuziek (voor orgel natuurlijk). 'Ik was nummer twaalf van dertien kinderen, zegt Willem Hendrik. We waren thuis met zes jongens en zeven meisjes. De laatsten hielden veel van muziek, maar daar hield het dan ook wel mee op. Vier broers zijn orgel gaan spelen: Dirk, Jaap, Piet en ik. De twee overige jongens gingen zich later ook met de muziek bezighouden; in "aanverwante artikelen" zoals we het thuis spottend noemden. De een werd namelijk muziekuitgever, de andere -recensent.' Willem Hendrik zelf begon zich al heel jong voor het orgel te interesseren. Een wonderkind was ik nu niet bepaald, vertelt hij lachend. Het ging allemaal erg geleidelijk. Geleidelijk Wat hij onder "geleidelijk" verstaat wordt duidelijk als men weet dat hij als 14-jarig broekje zijn eerste officiële orgelconcert gaf. In de Grote Kerk te Assendelft. "Dat herinner ik me nog als de dag van gisteren! Op het programma stond onder andere het bekende Toccata en fuga, d-moll van Bach en iets van Franck. Ik moest toen ook een violist begeleiden, die vreselijk slecht in de maat speelde. Dat dacht ik toen tenminste". Na het Amsterdamse conservatorium bezocht te hebben (de oorlog kwam er lelijk tussen) werd de heer Zwart eind 1945 benoemd tot organist van de Grote Kerk te Coevorden. Van Coevorden ging ik naar de Sionskerk in Groningen, in 1952. In 1954 verhuisde hij naar de Grote Kerk te Kampen. De naam Zwart had daar een zeer bekende klank, vader Jan Zwart gaf er elk jaar een concert op Koninginnedag. Kampen betekende hét grote orgel; het is namelijk een van de vijf grootste in het land. Wonderwel De vervulling van punt twee (een vrouw) lukte ook wonderwel. Willem Hendrik leerde Johanna Margreta Hofland uit Naaldwijk in 1954 in Emmen kennen. Sinds 1947 kwam de heer Zwart veel in Emmen; hij werd er muziekleraar aan het Christelijk lyceum en leider van het Christelijk koor 'Valerius'. In 1955 organist van de Grote Kerk en Ichtus te Emmen. In 1956 (na het huwelijk te Naaldwijk) voorgoed in deze gemeente in Drenthe gevestigd. 'Vaak is mijn man niet thuis', zegt mevrouw Zwart. 'Hij is nog steeds organist te Kampen, geeft al zeven jaar lang in de zomermaanden concerten in de Oude Kerk te Amsterdam, treed verder op in de Wilhelmina Feyenoord Kerk te Rotterdam, geeft ontelbare gastconcerten en is ook nog dirigent van het Emmer Sweelinckkoor'. Voor de radio Begin oktober speelde Willem Hendrik Zwart voor de eerste maal voor de radio; voor de NCRV. Het succes was bijzonder groot; de hele avond stond de telefoon in de Emmer woning niet stil. Zijn eerste grammofoonplaat ("ze verwarren me vaak met mijn broer Dirk, die er al vele op zijn naam heeft staan") maakte hij in 1947, voor het Klankarchief. Twee jaar geleden maakte hij stereofonische opnamen voor het Zweedse merk Acoustica. Ze zijn nog niet in de handel gebracht, daar men nog aarzelt tussen grammofoonplaten en …. bandopnamen. Het bevalt de heer en mevrouw Zwart fantastisch in Emmen. "Ze moesten alleen die treinverbinding met Zwolle wat beter maken. Na een concert kan ik vaak dezelfde avond niet meer naar huis", zegt hij. Onbekend (1958) Organist Willem Hendrik Zwart morgen in de Dom (1977) "Ze schelden maar, ik speel wat de mensen mooi vinden" KAMPEN - Jan Zwart, Willem Hendrik Zwart, Feike Asma, Herman van Vliet, organisten uit drie elkaar opeen volgende generaties, alle steeds verzekerd van succes. Een grote aanhang enerzijds, maar ook miskenning in de officiële orgelwereld. Morgenavond geeft Willem Hendrik Zwart, een zoon van de nu veertig jaar geleden gestorven beroemde componist en organist Jan Zwart, een concert in de Domkerk. En hij zal dan ook muziek laten horen van zijn vader, de stamvader van het Nederlandse "bevindelijke" orgelspel, geladen met een eenvoudige doch degelijke mystiek. Over Jan Zwart schrijft het eens zeer gezaghebbende "Geïllustreerd Muzieklexicon" van Keller en Krusemann, uitgave 1932: "Hij was de eerste der concerterende organisten die in 1925 voor de radio het eerste officiële orgelconcert gaf; sedert 1929 geeft hij de maandagmiddagconcerten voor de Chr. Rad. Ver. Van bijzondere betekenis voor de uitbreiding van zijn historische studiën, zijn de door hem in het leven geroepen Nederlandse orgeldagen". Er ging, zoals men het in orgelkringen van toen zei, duidelijk een goed gerucht uit van deze man. Hij schreef meeslepende, romantische en gemakkelijk te verwerken orgelmuziek. Het werd hem later verweten, zoals men hem ook kwalijk nam, dat hij zijn commerciële belangen zou laten prevaleren. Nog steeds wordt er neergekeken op de familie Zwart. Maar wat is er allemaal van waar? Op die vraag zal Willem Hendrik Zwart, die als laatste in dit jaar een soloconcert op het Domorgel zal geven, het antwoord geven. Van concurrentie moet hij in ieder geval ook op andere gronden het nodige weten: vader en moeder Zwart hebben dertien kinderen gekregen, en, zoals mij nog deze week van verschillende kanten ter ore kwam, de kinderen Zwart zijn nogal eens jaloers op elkaar. Er zou zelfs nu nog - alle kinderen hebben inmiddels de middelbare leeftijd bereikt - sprake zijn van twee blokken, het Rotterdamse onder leiding van broer Jaap Zwart en het Kampense, onder gezag van Willem Hendrik Zwart. De Kamper organist kijkt niet verbaasd op, als ik hem zo 't een en ander vertel. Hij zegt: "Al die verhalen, als zouden we onderling een hoop ruzie maken, ken ik. Ik weet ook hoe ze in de wereld komen. Maar ze zijn natuurlijk niet waar. Laat ik het jongste voorbeeld geven. Dit jaar is vaders sterfdag herdacht. Ook in Rotterdam waar door de stichting Vrienden van het orgel, een herdenkingsconcert was georganiseerd. Daarvoor vroegen ze mij. En niet mijn broer Dirk, die toch in Rotterdam werkt. Maar dat was niet omdat ze Dirk wilden passeren en mijn broer voelde zich ook niet gepasseerd. Maar ze kunnen Dirk in Rotterdam al vaak genoeg horen en daarom mocht ik komen. Verder was er niets aan de hand, maar de praatjes waren er direct. Het is wel juist, dat de familie zelden samen gezien wordt, dat zit 'm nou eenmaal in het werk. Maar op moeders verjaardag - ze is nu negenentachtig - zijn we allemaal getrouw present." Everhard, een zoon van Willem Hendrik Zwart, studeert orgel aan het conservatorium van Utrecht. Hij vertelt, dat z'n medestudenten best aardig zijn, maar dat alleen zolang hij niet praat over de muziek van zijn vader en Feike Asma. Wat de kleinzoon van Jan ervaart, kent de zoon natuurlijk ook. Willem Hendrik Zwart: "Laatst was er weer zo'n organist. Die zei tegen mij: Ik speel graag werken van je vader, heus, maar in het milieu waaruit ik kom zijn z'n werken niet acceptabel. Trouwens ze zijn dat ook niet met betrekking tot m'n opleiding en m'n achtergrond. Dat kun je dan zo horen vertellen. Het is in ieder geval wel eerlijk. Veel ergerlijker vind ik wat een andere collega tegen mij zei: Je vader heeft mooie muziek gemaakt, mar je moet de doden met rust laten. En een week later organiseert hij een Bach herdenking." Smalend Willem Hendrik Zwart overdrijft niet. De smalende manier waarop algemeen geachte organisten over de Zwarten - vader Jan en de zoons Jaap, Dirk, Piet en Willem Hendrik spreken is opvallend. Hierbij dient een ander feit gememoreerd. Deze maand verschenen alle orgelwerken van Jan Zwart op de plaat. Het is een serie van acht langspelers geworden. En die serie loopt goed. Zoiets steekt natuurlijk. Want deze uitgave is uniek. Geen andere Nederlandse organist uit deze eeuw is dit te beurt gevallen. Is de muziek van Jan Zwart nu inderdaad zo commercieel? Zoon Willem Hendrik: "Ik vraag me in gemoede af of je soms geen muziek die veel mensen aanspreekt, meer mag schrijven of spelen. Bach schreef voor die tijd toch ook niet van die moeilijke muziek?" Jan Zwart had er geen enkel bezwaar tegen om bijvoorbeeld melodieën van bijvoorbeeld Stille Nacht en Er ruist langs de wolken in een kerstsuite (morgenavond op het programma) te verwerken. Je vraagt je af of het echt zo nodig is om daar boosaardig over te doen. Willem Hendrik Zwart, plotseling op kordate toon: "Ze mogen van de muziek van m'n vader zeggen wat ze willen, maar ze is beslist niet zweverig niet te meditatief. Je weet altijd direct waar je aan toe bent, als vader een melodie bewerkt dan is die melodie herkenbaar. Simon C. Jansen, organist van de Westerkerk te Amsterdam, speelt nog wel eens iets van m'n vader. Hij noemt diens muziek vrome muziek. En mag muziek vroom zijn." Première Het programma dat Willem Hendrik Zwart morgen in de Dom speelt is gevarieerd. Hij begint met een eigen kerstcompositie, die dan z'n Nederlandse première zal beleven. De wereldpremière vond verleden week plaats in de Verenigde Staten, in Grand Rapids, waar de componist vertoefde op uitnodiging van de Vereniging van emigranten uit Nederland. Zwart zal verder in Utrecht werken spelen van Bach, Franck, Micheelsen en van vader Zwart. Hoelang je ook met Willem Hendrik Zwart praat, hij brengt het gesprek steeds weer terug op zijn vader. Was die man zo dominant? "Nee. Maar wel verschrikkelijk goed in alles wat'ie deed. Hij heeft het begrip orgelconcert in Nederland weer tot leven gebracht. Dat zouden de organisten van vandaag de dag best eens wat beter mogen beseffen." Wim Henk Bakker Utrechts Nieuwsblad (1977) (1982) Geen strenge bakkebaarden voor muziek, muziek moet leven! In de Sint Nicolaas- ofwel Bovenkerk in Kampen staat een schitterend Duits orgel. Het werd in 1742 bebouwd door A.A. Hinsz, leerling en "meesterknecht" van de orgelbouwer Schnittger. Casper Streuywig uit Groningen maakte het fraaie orgelfront. Het orgel telt ongeveer 3700 pijpen, verdeeld over vier klavieren en pedaal, met achtenvijftig sprekende stemmen. het bevindt zich nog in vrijwel de oorspronkelijke staat want ingrijpende restauratie was nog nooit nodig. Alleen tijdens de restauratie van de Bovenkerk, tussen 1954 en 1965, moest het orgel worden gedemonteerd en opgeslagen. Het is duidelijk dat na zo'n opslag van elf jaar - waarbij de pijpen die altijd rechtop staan lange tijd vlak gelegen hadden - wel het een en ander moest gebeuren toen het orgel opnieuw werd geplaatst. Dat werk werd uitgevoerd door orgelbouwers Bakker en Timmenga uit Leeuwarden op omzichtige wijze met adviezen van Dr. Vente, Feike Asma en W.H. Zwart. Organist Willem Hendrik Zwart werd benoemd in de Bovenkerk in Kampen als kerkorganist in 1954, precies op het moment dat de grote restauratie van de kerk begon. Men dacht toen nog, dat dit restaureren in etappes zou kunnen gebeuren, zodat de kerk in gebruik kon blijven en het orgel er hoogstens een jaartje uit zou moeten verdwijnen. "Maar op een avond zat ik in de kerk te spelen," vertelt organist Zwart, "toen de restauratie net was begonnen. Met een reusachtige klap kwam er ineens zo'n enorm blok puin naar beneden, dat ik dacht dat de hele kerk achter me instortte. Gelukkig was het een doordeweekse avond en er was, behalve ik, niemand in de kerk op dat moment. Maar van dat moment af ging de kerk wel dicht en werd het orgel elders opgeslagen. En zo heb ik dus de eerste negen a tien jaar in Kampen orgel gespeeld in alle andere kerken, waar de gemeente naar uitweek!" Willem Zwart is de tweede generatie Zwart als kerkorganist. Ook de derde generatie is er al, want zijn zoon Everhard, die aan het conservatorium in Rotterdam studeert, is in die stad organist in de Bergsingelkerk. De eerste generatie was vader Jan Zwart. Een "Zaankanter", die zijn hele leven in Zaandam is blijven wonen [niet geheel juist], maar organist was van de Lutherse kerk in Amsterdam. Schrijven voor "amateurs" "We waren met dertien kinderen thuis," vertelt Willem Zwart ons. "En dat vader Zwart organist was in hart en nieren bracht voor zijn kinderen die dat wilden het voordeel met zich mee dat zij dagelijks les konden krijgen. We werden niet echt gestimuleerd in de richting van het orgel, maar toch werden er uit ons gezin vijf organist, waarvan vier "beroeps". Mijn broer Dirk, die ouder is dan ik, studeerde eerst voor onderwijzer. Maar hij is nu nog steeds kerkorganist in Rotterdam en geeft veel concerten …" Iedere dag les: hij noemt het nu een voordeel. Maar als hij aan die tijd terugdenkt, geeft hij volmondig toe dat hij daar als kind eigenlijk vaak een hekel aan had. "Ik zat soms piano te spelen en dan stampte ineens vader boven op de vloer. "Je speelt in f, hé? Riep hij dan. "Maar dat moet je in fis doen!" Feest was het alleen als ik met vader mee mocht voor een concert als registrant, want dan mocht ik een uurtje eerder weg van school. Voor een jochie van een jaar of tien - ik was pas twaalf toen mijn vader stierf - was zo'n extra uurtje vrij een evenement. "Een organist zonder registrant net zoiets als een blinde zonder geleidehond", zei m'n vader altijd. En van dat werken als registrant met mijn vader heb ik natuurlijk ontzettend veel geleerd. Je begreep de muziek nog wel niet, maar je hoorde het toch. En later bleek, hoeveel ik daarvan had onthouden: o ja, da't moest ik zo' doen!" Vader Jan Zwart is voor veel amateurs, die klassiek spelen en zeker voor talloze kerkorganisten geen onbekende. Want hij heeft enorm veel geschreven voor de amateur-organist. "Al dat werk van mijn vader heb ik later op de plaat gezet" verteld Willem Zwart, "en dat waren meteen al acht platen! Bijna allemaal koraalgebonden muziek. "We hebben wel drieduizend organisten in Nederland", zei m'n vader, "en daar zijn misschien wel honderd toporganisten bij maar waar is hun produktie? Wat hebben zij geschreven voor de anonieme kerkorganist, die niet goed kan improviseren?" Dat schrijven is hij toen zelf gaan doen in de dertiger jaren. "Goede gebruiksartikelen voor de kerkorganist" noemde hij zijn werk zelf! En eigenlijk is het, als je het goed nagaat, nog net zo als in die tijd van mijn vader. Want waar zijn de resultaten van nu al ruim vijftien jaar improvisatie-concoursen tijdens de Haarlemse orgelmaand? Er ligt in de muziekhandel misschien een stapeltje bladmuziek van een paar centimeter …" Muziek moet leven! In de voetsporen van zijn vader is ook Willem Hendrik Zwart gaan componeren voor de anonieme amateur. Enkele weken geleden verscheen van zijn hand een grote fantasie over Psalm 25, erg goed te gebruiken voor, na of tijdens een eredienst. "Feike Asma heeft hem ook meteen op een van zijn platen gezet," vermeldt de heer Zwart met gepaste trots. Ook wat kortere fantasieën over de Psalmen 94 en 96 verschenen bij muziekuitgever Unison[g] in Amsterdam, en in juli 1982 volgen de Psalmen 116, 84 en 81. "De organist kan dat natuurlijk mooi of lelijk vinden," zegt Willem Zwart, "maar er IS tenminste wat! Van Psalm 25 is inmiddels trouwens al een tweede druk verschenen en dat is goed teken! Het is orgelmuziek die ook geschikt is voor de serieus studerende amateur thuis, ook op een elektronisch orgel. Maar als een "huisorganist" ook ooit wel eens op een pijporgel wil gaan speken, moet hij wel de pedalen laten uitbreiden van zijn elektronisch instrument." Vanzelfsprekend brengt die opmerking ons de vraag, hoe organist Zwart tegenover dat elektronisch orgel staat. Zijn antwoord valt, zeker ook wat studiemogelijkheden voor klassieke organisten betreft, positief uit - en dat is heel wat voor iemand die zo gelukkig is om op ieder uur van de dag en van de nacht op zo'n schitterend pijporgel te kunnen spelen als dat van Hintsz in de Kampense Bovenkerk. "Mijn kerk staat helemaal apart en ik zit hier soms 's nachts om twee, drie uur nog te spelen! Daar heeft niemand last van! Maar in veel kerken is dat onmogelijk en dan is het een uitkomst voor de organist als hij een elektronisch orgel thuis heeft, om te studeren. Ik vind trouwens een organist, die het elektronische orgel helemaal afwijst, bekrompen. Ik speel ieder jaar een keer op een Johannesorgel in de Feike Asmazaal in Ede en ik heb ook wel eens gespeeld bij een muziekhandelaar, als ik daar in de omgeving een concert gaf en hij me om een demonstratie van een elektronisch orgel vroeg. Je moet geen strenge bakkebaardjes kweken in de muziek. Muziek moet leven! Ik vind ook dat je als klassiek organist best jezelf mag laten horen. De mensen mogen best horen dat ik het ben, die speelt. Er zijn natuurlijk mensen met "strengere" opvattingen, die je dat kwalijk nemen. Maar ikzelf ben er trots op, dat bij een improvisatiewedstrijd van de vier organisten, waar bij het publiek de organist moest raden, 98% van de luisteraars mij "als nummer drie" herkende! Dan blijkt dat je toch een eigen geluid hebt." Hij vind wel dat die vrijheid niet mag ontaarden en noemt het voorbeeld van een kerkorganist die, omdat Dierendag nabij was, in de kerk improviseerde over liedjes als de twee beren, die broodjes smeren en toen onze Mops een Mopsje was. "Dat gaat natuurlijk te ver!" Maar stop muziek niet in een kastje met de bedoeling dat je er nooit meer mag aankomen, er nooit meer iets aan mag veranderen," vindt hij. "Scarlatti componeerde voor klavecimbel, maar je mag het best op de piano of op het orgel spelen!" Over restauratie Eenzelfde mening komt ook naar voren waar het de restauratie betreft van ons oude orgelbezit. "Mijn vader heeft in zijn tijd al veel geschreven tegen bepaalde vormen van restauratie, want je mag een orgel natuurlijk nooit restaureren naar de smaak van de een of andere plaatselijke organist. En dat gebeurde vroeger nogal eens. Maar nu' slaat het wel eens door naar de andere kant en halen ze alles weg wat er na de oorspronkelijke bouw is bijgekomen en mag er helemaal niets worden veranderd. Dat is natuurlijk ook onzin! Vroeger maakten ze bijvoorbeeld tussen de toets en de pijp verbindingen van hout op hout en dat rammelt! Daar mag je best leer of vilt tussenzetten. Vooral als je een orgel geschikt wil maken voor radio- en grammofoonopnamen. Ik vind het een erg goede zaak als dat gebeurt. Een mooi, oud orgel hoef je toch niet in het isolement van een kerk te laten? Laat iedereen er maar van genieten via de radio of een plaat! Het Mullerorgel in de Bavo in Haarlem is schitterend gerestaureerd, maar ik ken andere orgels, die ze bij de restauratie "precies zo als vroeger" hebben gelaten en dat rammelt als ik weet niet wat! In Oirschot in Brabant speelde ik eens op een orgel, dat ontstemd raakte tijdens het spelen omdat er een registratieknop niet deugde. Toen ik voorstelde om dat te verhelpen, gingen de handen ontsteld de lucht in: "Ja maar het is zo gebouwd!" Als die orgelbouwer nu nog eens terug zou komen, heb ik geantwoord, zou hij waarschijnlijk in de lach schieten en vragen of we in die paar honderd jaar nou nog niet geleerd hebben hoe je dat goed moet maken!" Willem Hendrik Zwart heeft veel werk op de grammofoonplaat gezet. "Ik weet niet eens meer hoeveel platen ik inmiddels heb gemaakt," zegt hij. "Maar er zijn opnames voor gemaakt in de Bavo in Haarlem, in de Laurenskerk in Rotterdam en natuurlijk op "mijn eigen orgel" in Kampen. Behalve in Nederland is hij ook in de Verenigde Staten zeer bekend, waar hij een graag gezien gast is op vele "colleges" voor het geven van improvisatieles: aan het Calvin College in Grand Rapids, het Concordia Colege in Chicago, het Dordt College in Sioux Center. Napratend komen we terecht bij muzikale voorkeuren. "Och, ik weet het niet …" peinst organist Zwart. "Er is zoveel! En bijna alles is zo mooi! Maar als je me nu zou vragen wat ik mee zou nemen naar een onbewoond eiland," (we vroegen het niet!), "dan natuurlijk allereerst Bach. En Reger. En Franck. En Buxtehude. En zie je wel! Ik zou niet kunnen kiezen! Of ik zou een heel vliegtuig moeten mogen charteren om het vol te stouwen!" Corinne van Moorselaar Orgelwereld, 3e jaargang nummer 3 (1982) (1982) "Ik maak me wel eens schuldig aan te veel enthousiasme" Een van de zonen van Jan Zwart die om den brode het vak muziek beoefenen is Willem Hendrik, organist van de Bovenkerk in Kampen. Wanneer ik op de afgesproken tijd op zijn aanwijzing als een roodborstje op een van de ramen van de kerkeraadskamer [consistoriekamer] tik, zwaait even later de grote torendeur van de Bovenkerk open. Hoewel deze entree niet de koninklijke ingang is, kom je zo toch ook bij het kolossale orgel terecht. Een gevoel van nietigheid bekruipt je. Je kent de weg niet in de 62 registers van dit waarlijk schitterend instrument. "Spelen!" beslist mijn gastheer. Mijn weifeling helpt niets. "Proeven, dat is de beste manier!" Enkele ogenblikken later leeft de klank van het instrument onder m'n vingers. De kennismaking met een van Nederlands schoonste orgels is onuitwisbaar. Wat een voorrecht om organist van zo'n orgel te zijn. Dat wordt dan ook grif door Willem Hendrik erkend. Hij is de jongste zoon uit het gezin van de bekende Jan Zwart (1877-1937). Als 12e telg werd hij op 26 mei 1925 geboren en groeide op temidden van muziek. "Pa was misschien wel erg omstreden, maar natuurlijk ook erg muzikaal, en mijn moeder ook. Dus werd mij van twee kanten de liefde voor het orgel bijgebracht. Wonderlijk dat ook mijn kinderen dat weer hebben. Bij mijn zonen is dat ook weer als een soort rode draad door het geslacht." Was vader in uw jonge jaren al omstreden of is die visie van latere datum? "Nee hoor, ook toen al. Met de inhoud van zijn artikelen riep hij natuurlijke weerstanden op. Hij schreef zo ontzettend positief Christelijk, terwijl zijn collega's meer liberaal van instelling waren. Hij vond dat zij met die geestesgesteldheid niet in de kerk behoorde te spelen." Hoe lag dat toen, muzikaal gezien? "Hij was in Nederland eigenlijk de enige die fulmineerde tegen een man als Straube. Met diens Bach-registratievoorschriften veegde hij de vloer aan. Pa stamde uit de Mendelssohnschool, Hendrik de Vries, De Lange, Bastiaans, maar ergens was hij toch een eenling. Een van de weinigen die historisch onderzoek begon naar oude orgel(bouw) praktijken. Zo was het altijd "orgel" thuis. Als jongen ging ik mee naar z'n orgelconcerten. Ik vond zijn eigen werken het mooist; dat was een stuk herinnering." Zo schetst Willem Hendrik zijn jeugd. In het begin van de oorlog begon hij zijn muzikale opleiding die hij met vallen en opstaan voltooide bij mensen zoals George Stam, Simon C. Jansen , Stoffel van Viegen en Willem Mudde. Een brede oriëntatie dus, waarna hij het vak inging als leraar schoolmuziek. Totdat hij in 1973 geveld werd door een hartinfarct. Vanaf die tijd moest hij het rustiger aan doen. Van Feike Asma is de uitspraak bekend: "Zonder Jan Zwart geen hedendaagse orgelcultuur". Hoe plaatst u dat? "Ja, kijk. Pa had een enorm voordeel door de NCRV. Hij was er vaste organist dus kon uur vullen en leverde daarnaast zijn causerieën in de gids Hij stimuleerde daarin tot historisch onderzoek en heeft een soort "opwekkingsbeweging" teweeggebracht. Archiefonderzoek werd ter hand genomen. Wat heeft hij niet geschreven: "Waar blijven onze Nederlandse organisten met koraalvoorspelen?" En daar kwamen Pijlman en Zorgman met hun bundeltjes. En pa schreef dan: ach mensen, met het niveau heb ik niets te maken, ik ben geen adviseur, maar er wordt tenminste wat gedaan. Hij vond het triest dat grote-stadsorganisten, die gedurende 25 jaar honderd diensten per jaar spelen, waarin zij per dienst zeg maar drie voorspelen maakten (is in totaal 7500 voorspelen) er geen tien aan het papier toevertrouwden. Zo zitten vandaag de dag nog honderden organisten te gillen om voorspelen, afgezien van het klankidioom. Hoevelen hebben alleen Worp voor zich staan?" Afgezien van het klankidioom? "Inderdaad. Dat ligt verschillend, maar dat is toch een gezonde zaak? Mag het! Het zou ongezond zijn wanneer iedereen uniform zou spelen." Wat denkt u van Jan Zwart-vertolkingen van anderen? Ewald Kooiman bijvoorbeeld? "Pretendeert Kooiman Zwart-vertolker te zijn? Ik dacht het niet. Maar Simon Jansen speelde ook werken van pa. Hij vroeg mij dan: "Hoe vind je dat?" Nou, ik vond het heel anders, maar vond dat het zo ook kon. Dat neemt niet weg dat ik gewoon anders speel. Mijn orgel-aanpak is anders. Dat wil niet zeggen: beter of mooier." Toch kan het uitwisselen in visie leerzaam zijn. Ja, maar dat gaat vaak onder vier ogen. Mijn visie is geen wet!" Uw vader had een sterk protestantse inslag, was Luthers, terwijl de rest van het gezin Gereformeerd was, en dat gaf geen problemen. Hoe moet ik dat rijmen? Ik heb een idee dat pa wat dat betreft geestelijk z'n klimaat vooruit was. Hoe was de gereformeerde mentaliteit in de dertiger jaren? Pa werd om, zelf zei hij: door het orgel Luthers. Van mij zou je kunnen zeggen: Zwart, je bent van huis uit Gereformeerd, maar omdat je nou Kampen kreeg ben je Hervormd geworden. Hoe werd zoiets in de dertiger jaren opgevat? Dat stond helemaal niet op de voorgrond! Ik zal nooit mijn eerste catechisatie vergeten. Ik moest een schrift meenemen, en daar ging die: Kenmerken van de ware kerk…. En daar kwam het rijtje. Kerken die daar niet aan voldoen zijn valse kerken …. weer een rijtje. Ik kwam thuis en zei: pa, u bent lid van een valse kerk. Ja, dat weet ik, zei hij, maar eh …. Heb je nog huiswerk? Kijk, daar zag hij natuurlijk door heen. Het was voor hem geen principiële zaak, daarom dreef het ook geen wig binnen het gezin." Het voertuig van de lofzang moet een gouden koets zijn, heeft u eens gezegd. U hebt makkelijk praten hier in de Bovenkerk, maar uw collega in een achteraf-kerkje op een harmonium, dat voertuig reikt toch ook verder dan het plafond? "Laten we dat wel hopen ja. Neen, dat bedoel ik niet. Ik geloof dat wij, als Calvinisten, met de mond wel de lofzang belijden, maar in wezen denken: och, laten we maar een versje zingen, het hoort er bij. Die mentaliteit is er, zonder meer! Dat is dan Calvinistisch. Het zingen in de eredienst hoort er bij, als een noodzakelijk kwaad. Wat wordt er bij de predikantenopleiding aan het kerklied gedaan? Nul komma nul! De kerk moet niet met twee monden praten. Vanuit de kerk is er geen belangstelling voor de kerkzang. Natuurlijk, ze moet de organist te woord staan …." Het preken is nog steeds het belangrijkste? "Uitsluitend!" Moet ook belangrijk zijn! Ja, maar nou haalt u er een lettergreep af! …. maar vanwege de tijd broeders en zusters, gaan we eindigen …. En de lofzang wordt weggelaten. De lofzang hangt er bij. Wanneer je een orgel adviseert, is het altijd: ja maar, kunnen we dat geld niet beter hier of daar aan besteden? Dan wijs ik altijd op de geschiedenis van de zalving van Jezus, weet u wel, die dure zalf uit die albasten kruik. Let wel, het is uit den boze om alleen voor de organist een orgel te bouwen. Ik verwacht in Rotterdam-Alexanderpolder geen Bovenkerk-orgel, maar verwacht overal "naar vermogen" een "gouden koets". Het is een mentaliteitskwestie." Hoe werkt dat door in uw adviezen? "In bovengenoemde sfeer. Ik adviseer geen geld uit te geven voor iets wat het niet waard is. Neem de Geref. Gemeente in Ned. te Barneveld. Ik heb gezegd: dat ouwe ding moet je niet meer opknappen; laat een nieuw orgel bouwen. Nu zijn ze ape-trots. Vandaag de dag, met een achteruithollende economie ga je je geld toch niet slecht investeren? Je wilt kwaliteit hebben!" Als organisten zetten we allemaal op onze eigen manier die lofzang op dat voertuig. Toch zijn er normen, muzikale regels en normen die de kerk aan de muziek stelt. Hoe beweegt u zich daar tussen? "Ja, ik zal wel eens over die grens schieten. Wie ben ik. In 't verkeer maak je ook wel eens overtredingen hè. Later denk ik dan wel eens: dat is toch wel teveel geweest. Er zijn ook diensten, dat je je realiseert vreselijk ongeïnteresseerd te spelen. Maar ik ben bang dat ik me meer aan enthousiasme schuldig maak dan aan ongeïnteresseerdheid. 's Zondags ben ik altijd vroeg in de kerk. Je weet de te spelen psalmen. Je bent je in gedachten aan het voorbereiden. Ik zit me dan als het ware op te laden." Met zo'n orgel kan ik me dat voorstellen. "Dat instrument doet me wat, ja." U heeft ook zo het een en ander aan muziek uitgegeven. Gaat u met deze handreiking door? "Ik kan me niet voorstellen dat men op mijn muziek zit te wachten. En muziek schrijven, man, het is zo'n heidenswerk. Ach, je krijgt soms telefoontjes van luisteraars die je verzoeken dit of dat op te schrijven, maar voor een enkeling kun je dat niet doen." U heeft in elk geval niet de pretentie uw compositorische gaven op papier te zetten? Nee, die pretentie heb ik zeer beslist niet. Ook niet met psalm 25 die laatst is uitgegeven. Ach, hoe gaat dat met iets wat eigenlijk een improvisatie is? Je gaat het opschrijven, je blijft aan het uitgummen en tenslotte blijft er iets heel anders over. Wanneer je iets van een improvisatie op gaat schrijven, dan kom je vaak tot de conclusie dat het zo niet kan. U maakt ook concertreizen naar Amerika en Canada? "Ja, je komt daar niet alleen in een ander land, maar ook in een andere wereld. Verwacht daar geen Bovenkerk-orgels, maar je ontmoet er wel een klankbodem. Ze nodigen me steeds weer uit. Dat zijn geslaagde reizen wanneer je met een orderportefeuille terugkomt." Heeft men ook daar z'n favorieten? "O ja, de mensen zijn overal eender. Hoe gaat dat. U gaat emigreren en enkele jaren later bent u in de gelegenheid een orgelfavoriet te beluisteren. Die kans pak je toch! Op een dergelijk concert komt een brok Nederland. En na afloop: het verzoek te improviseren op het Wilhelmus. En dan de samenzang: het eerste couplet, machtig. Maar dan: Mijn schild en de Betrouwen. Dan komen de zakdoeken. Wat een sfeer!" Muziekbijlage Reformatorisch Dagblad (april 1982) (1982) Willem Hendrik Zwart vertelt over zijn recente orgeltournee KAMPEN - "De kerstdagen liggen wat ons betreft gunstig dit jaar: een zaterdag en een zondag. Zou kerst op bijvoorbeeld donderdag en vrijdag vallen, dan zou je weer kunnen spreken van een soort "vierdaagse veldtocht" voor organisten en dominees". "Of je zou het kunnen hebben over "hooibouw-in-de-kerstsfeer". Dan kan er sprake zijn van afmattende dagen, niet alleen waar het betreft begeleiden van kerkdiensten, maar vlak ook de vele kerstwijdingen en kerstconcerten rond de kerstperiode niet uit. En toch blijft kerst me iedere keer weer wat doen, ook al speel je soms vijf tot tienmaal het "Ere zij God" of het "Stille nacht". 't Blijft een mooi feest!", aldus de organist van de Bovenkerk, Willem Hendrik Zwart in zijn woning aan de Ebbingestraat. We bezochten hem om ervaringen te vernemen over het organistenleven tijdens de kerstdagen, maar ook in het bijzonder vroegen we hem te vertellen over de elfde orgeltournee, van een maand, door Amerika en Canada, die hij onlangs afsloot. "Het was weer een belevenis", vertelt Willem Hendrik op een gure decembermiddag, terwijl op vele plaatsen in Kampen Kerststad de adventssterren weer zijn verschenen achter de ruiten en hier en daar de eerste kerstbomen al opgetuigd in de huiskamers staan, al vroeg in afwachting van de kerstdagen 1982. Vanavond, donderdag 23 december, verleent hij als Bovenkerk organist medewerking aan een groot kerstconcert in de Rotterdamse Doelen. Het zal een van de vele optredens zijn als begeleider of concertgever, die in de maand december altijd worden gehouden, naast een op zichzelf al drukke concertpraktijk gedurende het gehele jaar. Ieder optreden vraagt de nodige voorbereiding. Daarom huist Willem Hendrik Zwart ook in decembermaand vaak in de Kamper Bovenkerk, evenals hij iedere zaterdagavond doet, wanneer de begeleiding van de zondagse kerkdiensten moet worden voorbereid. Met name het uitgebreide voorspel voor wat Zwart de "kollektezang" noemt, vraagt iedere keer voorbereiding. Het eerste wat de organist van de Bovenkerk doet is het opnemen van de psalmen en gezangen, die de koster al heeft aangebracht op de liturgieborden. Vervolgens wordt er een schetsje in notenbalken in c-groot of a-klein gemaakt. "Ik ervaar zoiets iedere keer weer als een uitdaging", aldus Willem Hendrik Zwart. Hij ziet als rechtgeaard organist niet op tegen tien kerstoptredens met bijvoorbeeld zeven keer het spelen van het "Ere zij God" of het "Stille nacht". De door hem gecomponeerde cantusfirmuspartijen bij eerstgenoemd gezang zullen ook tijdens de kerstdagen van dit jaar weer in vele vaderlandse kerkgebouwen door de koren worden gezongen en door de organisten adequaat worden begeleid. Vast publiek Temidden van zijn drukke concertpraktijk en het afgelopen jaar nog de uitreiking van een nieuwe gouden plaat in verband met de succesvolle verkoop van grammofoonplaten, was er de orgeltournee door Canada en Amerika. Iedere keer weer een belevenis! Het programmaboekje van de tournee vermeld een zevental programma's, waaruit de orgelcomités, die hem uitnodigden voor deze tournee, een keuze konden maken. Willem Hendrik werd ook tijdens deze trip vergezeld door zijn trouwe en sterke echtgenote. De reis vermeldde optredens in South Holland, Illinois, Bourbonbais [Bourbonnais] Palos Heights, eveneens in Illinois, Sioux Center en Orange City, Iowa, Sarnia, St. Catharines, Hamilton en Grimsby in Ontario Canada, het befaamde Calvin College in Grand Rapids, Kalamazoo terwijl de orgeltoernee werd besloten met een optreden in de Central Reformed Church, eveneens is Grand Rapids, Michigan. "Toen was ik wel even bek af", vertelt Zwart. "Het blijft een vrij inspannend maar ook zeer dankbaar ervaart gebeuren. In de loop der jaren krijgt men de beschikking over een vast publiek, Willem Hendrik Zwart trekt in de plaatsen, waar veel Nederlandse emigranten wonen, volle kerken. Al naar gelang het aantal zitplaatsen varieert het in de orde van grootte van vier tot elfhonderd. De voorpubliciteit, verzorgd door de inviterende orgelcomités , geschiedt in hoofdzaak via de plaatselijke televisiestations, vaak geruime tijd voordat het optreden plaats vindt en op de dag dat het geschiedt. In de kranten is er weinig of geen voorpubliciteit, via de TV des temeer. Het portret van de organist verschijnt dan op het scherm, vergezeld gaande van het vertellen van een korte levensloop en mededelingen over de te spelen programma. Het optreden voor emigranten die, naar telkens weer blijkt, niet geheel en al los zijn van het vaderland dat zij verlieten, is iedere keer een aparte belevenis. In Amerika is er sprake van een derde of vierde generatie nakomelingen van emigranten, die vaak rond de eeuwwisseling naar de Verenigde Staten emigreerden en zich bijvoorbeeld in grote getale in Iowa vestigden. Die latere generaties van emigranten nakomelingen spreken vaak nog min of meer Nederlands, maar het betreft er een ander publiek dat naar de concerten van de Nederlandse organist komt dan in Canada, waar sprake is van een eerste of tweede emigrantengeneratie, uit Nederland afkomstig, met dus "versere" en meer herinneringen aan het land van herkomst. Jan Zwart In de streken waar Willem Hendrik Zwart optrad, is er sprake van een zeer sterk en meelevend kerkelijk gebeuren. De band met het "calvinistische moederland" bleef er sterk. In Hamilton, in Grand Rapids, in Orange City en noem de andere plaatsen maar op, in de meeste gevallen ligt de muziek van zijn vader Jan Zwart er in de muziekkasten van de orgels. Zoals ook in Nederland het geval is, is de naam Jan Zwart er een begrip gebleven en een voortreffelijke introductie voor de concerterende zoons van de bekende organist. De kwaliteit van de orgels in de kerkgebouwen in Amerika en Canada is over het algemeen zeer goed. Het zijn meestal volledig geëlectrificeerde instrumenten. Bespeel je in Nederland een orgel met 50 stemmen, dan is dat al héél wat. Maar in Amerika blijken ze het bij 70 tot 80 stemmen pas werkelijk aardig te vinden! Merkwaardig is dat het orgel tijdens de diensten in de kerkgebouwen niet als een gemeentezang begeleidend instrument wordt gezien en dat de piano daarvoor veel meer wordt gebezigd. Een orgel in die gebieden is meer een concertinstrument. "Deze keer was het bezoek aan de concerten helemaal overweldigend. Dat kwam door de bijzondere weersomstandigheden. De mensen moeten er vaak honderd of meer kilometers voor reizen om de concertplaats te bezoeken. En in november kunnen in bijvoorbeeld Iowa geduchte sneeuwstormen woeden, die de sneeuw tot een halve meter kan opjagen. Dan gaan de muziekliefhebbers minder snel op reis voor het bijwonen van een concert als bij goed weer." Bezienswaardigheid De concertgever wordt, voorafgaande aan het optreden, ingeleid door de voorzitter van het organiserende orgelcomité. De ene keer werd, ook nu weer, Willem Hendrik joviaal aangekondigd als William, Willem of zelfs Bill. "Iedere keer had ik in het begin last van nervositeit, vooral ook wanneer je die volle kerkgebouwen ziet. Je bent dan al vanaf drie uur 's middags met het orgel bezig geweest, want je moet het goed leren kennen voordat het concert begint. Bovendien is het niet zoals bij de meeste orgels in Nederland, dat de organist verdekt zit opgesteld en men alleen uitzicht heeft op de orgelgaanderij met de pijpen. Neen, in veel gevallen staat in Canadese en Amerikaanse kerkgebouwen het instrument in het midden in het gebouw of op een plek, waar negen van de tien concertgangers de organist aan het werk kunnen zien. Dat is aanvankelijk knap wennen, vertelt Willem Hendrik. Je bent dan als uitvoerend kunstenaar tegelijkertijd ook nog een soort bezienswaardigheid. In Nederland gaat het in de meeste gevallen ook wat meer stijlvol toe tijdens het geven van orgelconcerten. In Amerika bijvoorbeeld zouden ze het nog het mooiste vinden wanneer de concerterende organist ook nog op zou treden als een soort conferencier, met grapje over te spelen werken of componisten. Het orgelgebeuren speelt er zich allemaal wat losser af dan in Nederland. De daar zeer bekende Virgill Fox, enige tijd geleden overleden, was er een begrip als uitvoerend kunstenaar maar ook door de losse manier waarop hij zich aankondigde en vertelde over hetgeen hij speelde. Hij paarde een fabelachtige speltechniek aan een menigte grapjes, die hij kon vertellen over componisten als Bach, Hayden en noem maar op. Het Wilhelmus De concerten die Zwart er heeft gegeven, duurden gemiddeld anderhalf uur. Hij speelde werken van Bach, Telemann, Guilmant, Rheinberger, César Franck, Young, Max Reger, Boellmann, Driffil, J. Stanley, Mendelssohn Bartholdy, Sweelinck, Buxtehude en natuurlijk van vader Jan Zwart. En eigen composities. Er moesten gemiddeld per concert drie toegiften worden gegeven, waaronder ook nogal wat improvisaties. Dat is vaak een verhaal apart. Er wordt vaak gevraagd bekende psalmmelodieën te spelen. Het lied "Een vaste Burcht is onze God" was ook deze keer weer duidelijk favoriet. En zeker tienmaal tijdens deze tournee heeft Willem Hendrik het Wilhelmus moeten spelen, dat dan door oud-emigranten werd meegezongen, vooral in Canada. "Bij het spelen van het tweede couplet, het "Mijn schildt ende betrouwen" komen soms de zakdoeken tevoorschijn", vertelt Willem Hendrik. "De band met het moederland blijkt in vele gevallen nog bijzonder sterk en hecht te zijn. Er gaat wél wat door je heen wanneer je een paar honderd mensen ons volkslied, ver van Nederland vandaan, hoort zingen, dat is iedere keer weer ontroerend. Improviseren Maar ook het bekende gezang "De dag door Uwe gunst ontvangen is weer voorbij, de nacht genaakt" wordt veel gevraagd en meegezongen. Met name bij het couplet "Die dan, als onze beden zwijgen, als hier het daglicht onderduikt, weer nieuwe zangen op doet stijgen, ginds waar de nieuwe dag ontluikt" komen de zakdoeken soms te voorschijn. "Ik begrijp dat best. Er zitten zeven uur tijdsverschil tussen het moment dat oud-Nederlanders zoiets zingen, terwijl men in Nederland nog slaapt en men in Canada te bedde gaat wanneer het in het oude moederland weer morgen wordt. Het betreft vaak wat oudere mensen, die nog mooie herinneringen hebben aan het vroeger zingen rond het orgel in de Nederlandse huiskamers. Op zondagavond of zomaar, gewoon op een avond door de week. Dat werd toen veel meer gedaan dan tegenwoordig, de oud-emigranten hebben hun hu herinneringen aan. Spreken van een echte orgelcultuur in Canada en Amerika? Neen, dat kun je eigenlijk niet, zegt Willem Hendrik. Met name op het gebied van de improvisatiekunst is er sprake van een leemte die, zelfs bij studenten in de muziek, opvallend genoemd kan worden. Op uitnodiging heeft Zwart tijdens deze tournee aan muziekcolleges improvisatielessen gegeven. Omdat er bijvoorbeeld tijdens kerkdiensten praktisch geen "voorspelen" worden gespeeld, de hoogstens korte uit een voorspelboek, is wellicht één van de oorzaken van het niet tot ontwikkeling gekomen zijn van de kunst om te improviseren. Men kijkt er dan ook zéér van op dat gastorganisten uit Nederland vandaan, met groot gemak en met virtuositeit een voorspel improviseren, dat tot tien minuten uit kan lopen. Dat zoiets kan heeft te maken met de orgelcultuur die men in Nederland kent. In the States wordt er van op gekeken van je welste. Willem Hendrik Zwart heeft dat ook tijdens de recente tournee weer gemerkt. Opnieuw bereikten hem verzoeken om gedurende een langere periode improvisatielessen te komen geven, terwijl er voorts sterke behoefte blijkt te bestaan aan wat je zou kunnen noemen een "schriftelijke improvisatiecursus". Is zoiets mogelijk? vragen we aan Willem Hendrik. "Het is zéér goed te doen maar ik heb er geen tijd voor", antwoordt hij, "Ze hebben me verzekerd, dat Amerikaanse muziekuitgevers er om zouden vechten. Want de belangstelling er voor is in Canada en Amerika groot. Een paar dagen na dit interview kreeg Zwart in Kampen bezoek van een Canadese organist, die hij een op schrift gezette improvisatie, een soort "voorspel" rond en tot het Canadese volkslied, had beloofd. De Canadees kwam er speciaal voor langs en was er erg blij mee. Men houdt zoiets toch niet voor mogelijk, aldus Willem Hendrik, zich even later achter de vleugel zettend in de woning aan de Ebbingestraat. Met fraai uitzicht op het, die middag zéér grauwe en zéér winterse aandoende Kamper plantsoen. Even later klinken de tonen van het Canadese volkslied door de huiskamer, met een mooie inleiding en een prima klinkende afsluiting. Buiten lag de stad, die steeds meer in kerstsfeer begon te komen, met adventssterren voor de ramen. En de eerste, in de donkere namiddag al feestelijk flonkerende kerstbomen in de huizen. "Het doet me, ondanks de drukte er omheen met de begeleiding van de kerstdiensten en de kerstconcerten, toch iedere keer weer wat. Daar ben ik blij mee! Er zijn liederen, (zie hierboven en wat ze van verre afstand los kunnen maken) die, hoe vaak ze ook gespeeld of gezongen worden, iets los maken bij de mensen aan gevoelens, die ze met name in deze veelal harde tijden niet kunnen missen. Het feest van de geboorte van het kind van Bethlehem is zo'n telkens terugkerend hoogtepunt. Daarover op dergelijke hoogtijdagen op gezette tijden achter een prachtig instrument als het orgel van de Bovenkerk is, te mogen improviseren, kun je een voorrecht noemen. Zo ervaar ik dat ook, aldus op een donkere decembernamiddag organist Willem Hendrik Zwart. Theun Bleeker Nieuw Kamper Dagblad (1982) (1984) Vriendelijkheid kost geen geld Boeiend maar zwaar Australisch tournee voor Willem Hendrik Zwart Er is een spreuk die zegt: "Eenvoud siert de mens." Hier vanuit gaande zou men kunnen zeggen dat Willem Hendrik Zwart een goed gesierd mens is. Hoewel hij heel vaak met een filterloze sigaret tussen de lippen zit, waarvan hij weet dat het bar slecht is voor zijn rikketik, mag gezegd worden dat deze Kamper organist en gevierd kunstenaar op het westelijk halfrond, er goed voor staat. Want eenvoudig van geest is hij zeker. Wie deze man ontmoet voor een gesprekje raakt onder de indruk van zijn eenvoud. Wij troffen hem in hemdsmouwen, in de keuken van een kerkelijk centrum (waar overigens rustiger ruimten voldoende voorhanden zijn) waar hij over een half uur een concert zal geven. Doel van het gesprek is de uitnodiging voor een tournee door Australië in oktober van dit jaar. Hoe komt feitelijk zo’n uitnodiging uit zo’n ver werelddeel in Kampen terecht….? Willem Hendrik is een bereisd man. Niet alleen in eigen land, waar hij tot in verre uithoeken orgelconcerten geeft, maar ook ver daarbuiten. Zo heeft hij al 13 (!) concertreizen door de USA en Canada achter de rug en speelde hij ontelbare malen in Duitsland, België, Spanje en Frankrijk. "Ach, die concerten in de buurlanden komen zo vaak voor, dat noem ik niet direkt buitenlandse optredens. Die reizen naar de USA zijn natuurlijk heel wat anders. Maar vorige week speelde ik nog in het Belgische Postel, in een abdijkerk" vertelde Zwart met zijn natuurlijke eenvoud." Een week tevoren ben ik daar al een dag gaan studeren en daar kijken ze dan vanop, maar als je dan voor het concert komt en je meld je bij de kerk dan staan ze ineens te schutteren. Dan blijkt dat de Belgische omroep BRT, zonder dat het mij gevraagd was opnamen komt maken. Kijk, dan kun je twee dingen doen. Je kan op je strepen gaan staan en zeggen dat je honorarium voor zo’n uitzending aangepast moet worden. Maar ik haal dan mijn schouders op en denk: ik zal maar extra mijn best doen. Mijn vader (de legendarische organist en componist Jan Zwart; Red) zei altijd:" Jongen, vriendelijkheid kost geen geld." En dat handhaaf ik dan maar en het blijkt heel goed te werken. Want reken maar, en dat is mijn ervaring, dat na zo’n opname door de BRT er weer meer reacties zullen komen. Op de koffie… Terug naar al die uitnodigingen, zeker uit verre landen. Hoe komen die nu feitelijk tot stand? De oorzaak hiervoor is terug te voeren tot de Hollandse gastvrijheid en onze grote voorliefde voor het koffiedrinken. Dat laatste blijkt toch iets nationaals te zijn. "Ach, je bent ergens in het buitenland op het orgel. Natuurlijk komt de plaatselijke organist met je praten, en na afloop van zo’n concert zeg je dan al gauw:" Joh, als je tijd hebt kom dan eens naar Holland. Hier is mijn telefoonnummer, dan bel je naar Kampen, je komt dan bij mij thuis een kop koffie drinken en je kan ook eens op mijn orgel spelen. In acht van de tien gevallen gebeurt dat ook en dan is zo’n man natuurlijk helemaal ondersteboven van het grote Hinsz- orgel in de Bovenkerk. En dan, ja dan is het verder een kwestie van doorvertellen. Zo zal Australië ook wel tot stand gekomen zijn." De uitnodiging voor het tournee door dat werelddeel kwam van de Australische Organistenbond. In oktober zal Zwart drie weken door dat werelddeel kruisen en er een vol, maar boeiend programma afwerken. "Ik moet in die tijd zestien concerten geven. Vermoedelijk een paar is [in] samenwerking met het Melbourns Symfonie Orkest. En daarnaast moet ik ook nog even een improvisatiecursus geven. Nee, ik zal me daar zeker niet vervelen. En dit is ook weer een zo’n uitnodiging die dan zomaar uit-de- lucht kwam vallen…." Ook 1985 zal een druk jaar voor Willem Hendrik Zwart worden, wan dan staan er nogal wat belangrijke concerten in Duitsland op het programma. In 1985 is het namelijk 300 jaar geleden dat de componisten Bach, Handel en Schutz werden geboren er wordt ter ere van dit feit een festival gehouden. Als Nederlands vertegenwoordiger zal W.H. Zwart in Braunschweig hier aan deelnemen. Daarnaast wordt er apart ook nog een internationaal Bach-jaar gehouden waarvoor hij in Duitsland een aantal concerten zal geven. Kortom, om werk zit deze organist niet verlegen. En, hoe hij er aan komt…? Joh, nog deze week kreeg ik een telefonische uitnodiging om in het Duitse Wuppertal te komen spelen, het moet nog schriftelijk bevestigd worden. En wat blijkt? Een organist uit Grand Rapids in de USA, die al eens bij mij in Kampen was geweest, was in Duitsland en kwam daar in Wuppertal in gesprek met een collega. En zodoende…. Het kwam weer door dat kopje koffie. Hij steekt zijn zoveelste sigaret op en zegt na een paar trekken tegen zijn registrant; "Zullen we maar eens op dat orgel gaan kijken, joh…" Zijn zoveelste optreden gaat beginnen. Jaarlijks rijdt hij tienduizenden kilometers en honderden malen beklimt hij al dan niet gemakkelijke orgeltrappen. Tussen de concerten door worden er nog LP’s opgenomen, heeft hij verschillende koren onder zijn directie en verzorgt hij radio-opnamen. Donderdag 9 augustus geeft Willem Hendrik Zwart weer een concert op het magistrale vierklaviers Hinsz-orgel uit 1742. Eindelijk weer eens een concert waar niet zoveel voor gereden behoeft te worden. Als hij om tien voor acht wandelend de deur uit gaat kunnen om acht uur de eerste klanken van componisten als Asma, Franck, Mendelssohn of Jan Zwart door de Bovenkerk klinken. Willem Hendrik Zwart, een man waarover men een feuilleton zou kunnen schrijven en om bij koffie te drinken. (1986) "Ik heb geen broodnijd want ik heb alles wat mijn hartje begeert" Kampen "Orgelmuziek is een virus in de Zwarten. Ik zie het bij alle jongens van al mijn broers. Ze zijn allemaal zeer bezeten van het orgel en als ze wat willen leren dan is het op een orgel." Zegt Willem Hendrik. Alleen zijn voornaam is voldoende om orgelliefhebbers in stad en land te laten weten met wie zij van doen hebben. Vandaag viert Willem Hendrik Zwart zijn jubileum. Al veertig jaar zit hij achter het kerkorgel, in november 1945 begon hij in Coevorden en al vanaf 1954 is Willem Hendrik verbonden aan het fraaie kerkorgel van de St-Nicolaaskerk van Kampen. Vandaag om 16.00 uur geeft de organist een gratis jubileumconcert vanachter het Bovenkerk-orgel, krijgt het eerste exemplaar van zijn jubileumlangspeelplaat aangeboden en houd receptie in de Lemkerzaal van de Broederkerk. Een gesprek met het orgelfenomeen over de Zwartfamilie, de orgelrestauratie, de dominees, Het Hervormd Kerkkoor en de broodnijd in de benauwde wereld der organisten. De jubilaris werd in 1925 geboren als zoon van de toen al bekende organist Jan Zwart. Willem Hendrik Zwart is meer dan zijn broers bekend onder kerkmusici als "de navolger van zijn vader" Jan Zwart. Dit ondanks dat vader Zwart kwam te overlijden toen kleine Willem Hendrik nog maar twaalf jaar was. Vader was een begrip voor de oorlog. Zelfs in Australië kwamen er organisten naar me toe, want hij heeft toen zelfs in de Australische orgelboeken gestaan. Het was een bezielde man, een apart natuurtalent. Jammer, dat er in die tijd geen bandopnamen gemakt konden worden, de techniek was toen nog niet zover. Ook was hij een actieve man op orgelgebied. In Kampen is hij in 1924 begonnen met proberen het orgel te bespelen en daarvoor de kerk open te krijgen. In die tijd was het ongebruikelijk om orgelconcerten te geven op een kerkorgel. Een orgelconcert was een vreemd iets, het werd toen alleen gebruikt voor de kerkdienst. "Mijn vader toonde met historische feiten aan dat Sweelinck, organist in Amsterdam, in zijn tijd verplicht was om concerten te geven", aldus Willem Hendrik over de plaats van orgelmuziek rond de eeuwenwisseling. "Hij was organist voor de NCRV", vervolgt Willem Hendrik," anderhalf uur achter elkaar speelde hij live voor de radio en dan moest je wel wat in je mars hebben. Hij deed dat vanaf 1926 tot 1937", het jaar waarin de stamhouder van de muzikale Zwart-familie kwam te overlijden op 59 jarige leeftijd. Zwart liet een groot gezin achter met zeven dochters en zes zonen, maar de invloed van hun vader tijdens de kinderjaren was al zeer bepalend geworden. "Hij nam ons ontzettend veel mee naar de concerten. Als jongetjes van zes en zeven jaar nam hij ons al mee. En hij betrok ons er ook helemaal bij en zei:" je moet dit eens horen". We hoefden niet in de kerk te zitten maar mochten op het orgel en dan wees hij ons alles aan. De jongens zijn in de muziek verder gegaan, maar het is allemaal orgel wat de klok slaat. Dirk, Piet, Jaap en ondergetekende zijn de professionals. En de andere twee spelen ook wel in kerkdiensten maar dat is meer amateuristisch" zegt de man die veertig jaar lang zijn leven en brood met orgelspel verdiende. Binnen zijn eigen "Zwartjes" heeft hij twee zonen, Jan-Quintus en Everhard, die de familietraditie in ere houden en één dochter speelt piano. Orgelrestauratie Samen met collega Feike Asma was Willem Hendrik adviseur bij de restauratie van het Hinsz-orgel uit 1742 in de Bovenkerk. "Ik heb voorgesteld om het orgel met al zijn gebreken te herplaatsen. Zorgen dat het speelt en vanuit die situatie zijn we gaan restaureren. Een unieke situatie, dat het orgel niet in de werkplaats maar in de kerk is gerestaureerd. Achteraf heb ik gelijk gekregen. Het nieuwe pijpwerk heeft zich vermengd met het oude pijpwerk en in een werkplaats kun je dat niet beoordelen. Als organist ga je halve nachten spelen en beluister je of het geluid vermoeiend is of dat het je inspireert. Met Feike Asma heb is ’s nachts tot vijf, zes uur geluisterd en gespeeld. Waarna we gefundeerde kritiek konden geven en zeggen: "Orgelbouwers, laten we het toch anders doen". Achteraf ben ik tevreden met de mooie romantische klank. Door de internationale orgelbouwers en organisten wordt het graag bezocht. Nee, het is een schitterend orgel! Vanmiddag speelt Zwart op zijn orgel een typisch Zwart-programma. "Dan begin en sluit ik sowieso met een geestelijk lied. Je opent en sluit met bidden en danken, punt uit. En dan speel ik een groot Bachwerk en op verzoek speel ik Handel, ook schitterende muziek, en dan speel in een nieuw orgelwerk van Borowski. Dan kun je het orgel op zoveel manieren laten horen, dan krijg je het hele scala van klankcombinaties te horen van het orgel. M’n twee registranten hebben het dan net zo druk als ik. Er zitten zo’n negentig registerknoppen op, die zorgen voor de nodige klankschakeringen." Willem Hendrik staat bekend als een uitbundig speler, die alles uit de kast wil halen. Gevraagd naar zijn voorkeur voor het forte- spel. "Een Bach schrijft zelfs "fortissimo" voor en wie ben ik dan. En in een kerkdienst met 1000 man rem je de mensen als je zachtjes begint. Als organist moet je wel inspireren, maar er zijn ook organisten die er totaal anders over denken. Zelf denk ik niet in termen van hard en zacht, maar veel meer in timbres. Geluidstechnisch is mijn spel niet harder, maar helderder en doorzichtiger." Het samenspel tussen dominee en organist is een vak apart. Het komt nog al eens voor, dat een dominee verstoord opkijkt als het voor- of naspel niet naar zijn zin is. "Ja, je hebt predikanten……", verzucht Zwart, maar hier in Kampen heb je dat niet zo. Hier heb ik zaterdagmiddag om zes uur mijn briefje, dat is ideaal. Als organist vind ik het belangrijk om te kunnen inhaken op een preek door naar de preek te luisteren en de sfeer van de dienst te voelen. In de loop der jaren krijg je daar ook een antenne voor. Een kerkdienst is belangrijker dan een concert, het is een eredienst. Als organist heb je de taak om je meer voor te bereiden op een dienst dan op een concert. Er zijn organisten die denken: "De dienst kan ik wel spelen". Zij oefenen extra voor de concerten, maar dat moet omgekeerd zijn. Ook het voorspel en het naspel rond de dienst is belangrijk, daarin kan de organist genoeg het orgel laten horen en blijven er bij mij verschillenden luisteren. Maar er zijn ook organisten, die de kerkgangers al bij de uitgang tegenkomen! Laatst hoorde ik een dominee uit Apeldoorn, die wilde een bekende Psalm op een oude melodie laten spelen en dat wilde de organist niet, daar houd ik niet van", aldus Zwart. Zwarte tijd Gevraagd naar de hoogtepunten uit de veertigjarige carrière noemt Zwart niet de vele buitenlandse reizen of de gouden plaat voor de verkoop van 25.000 lp’s. Zijn antwoord demonstreert Willem Hendriks verbondenheid met zijn orgel in de Bovenkerk. "Het hoogtepunt was toen de gedeelten van het orgel klaar waren en dat de kerk weer klaar kwam. Eerst het schip, toen het voorgedeelte en later het orgel." Ik herinner de organist aan de tijd tijdens de jarenlange restauratie toen hij speelde op het orgeltje in de tegenoverliggende Hogeschoolaula. Zwart met ironie in zijn stem: "Dat was een feest! Het ergste was dat je er dubbele diensten had en het was een zaal zonder ventilatie. Vooral de tweede dienst in de zomer, dat was toch blazen, al die mensenluchtjes. En hoeveel mensen propten ze er niet in? Bank aan bank en stoel aan stoel, een pakhuis was het. En er stond een kabinetorgeltje, dat was niks. Net als op een harmonium moest je zelf voor de windvoorziening zorgen. Dat was onvoldoende, dat kon niet," aldus de grote organist over zijn zwarte tijd. Tien jaar lang moest hij in die aula op het orgeltje pompen, van 1955 tot 1965. "De eerste jaren kon ik nog wel voor de steigers en de timmerlui spelen in de Bovenkerk, maar later kon dat niet meer. In Coevorden kwam ik in ’46 en daar was mij het zelfde lot beschoren. Daar werd in 1950 de kerk ook gerestaureerd en zat ik ook twee jaar zonder orgel. Dus wat dat betreft had ik al een training gehad. De artistieke ontwikkeling wordt er wel wat door geremd, dat geloof ik wel." Kerkkoor Je bent halfnegen op je orgel en je bent ‘s middags halftwee weer op je orgel. Je bent aan het componeren en muziekschrijven. Je moet oppassen, dat je geen kluizenaar wordt. Je ziet geen mens. Persoonlijk vind ik het daarom heerlijk dat je twee avonden met mensen muziek bedrijft, al staat het niet op zo’n hoog peil. Maar je hebt toch contact met deze en gene", zegt Zwart over de begeleiding van kerkkoren. Momenteel zwaait hij de dirigeerstok voor koren in Harderwijk, Oldebroek en het Urker mannenkoor " Halleluja". Ook dirigeerde hij het Hervormd Kerkkoor in Kampen, maar na een tournee door Canada en een hartinfarct bij Willem Hendrik Zwart hoefde de dirigent niet meer terug te komen, "Het is een heel teer punt. Na mijn ziekte kwam ik thuis en heb een ontslagbrief gekregen, waarvan ik niets wijzer werd", is het enige wat Zwart over deze affaire in dit verband kwijt wil. Op de achtergrond zou teveel eigenzinnigheid van de koordirigent de reden zijn geweest voor zijn vertrek. Nog steeds doet zich de vreemde situatie voor, dat bij de thuisconcerten van het Hervormd Kerkkoor in de Bovenkerk organist Willem Hendrik Zwart alleen de gemeentezang begeleidt. Theo W. van Dijk neemt het orgelspel over zodra de leden van het Hervormd Kerkkoor hun zang inzetten. Ook door Zwart’s optreden is in Kampen de Stichting "Kerk en Muziek" in het leven geroepen, daarmee zorgend voor een breder concert-aanbod. Organisten, die niet in de Zwart-stijl passen kregen geen toegang van de kerkvoogdij op het orgel, op advies van Willem Hendrik Zwart. Boze tongen beweren dat Zwart eigenhandig het orgel onklaar maakte toen ooit Klaas Jan Mulder zou concerteren in de Bovenkerk. Globaal legt de Stichting Kerk en Muziek zich meer toe op concerten in de Barokstijl. Zwart noemt de kliek van Nederlandse Organisten "een benauwde wereld". Uit het stilzwijgen van collega’s maakt hij op hoe ze over hem denken. "Kritiek op spelen is er altijd. Je werkt in het openbaar. Je hebt een beroep en je speelt hier en daar. De ene recensent ontvangt je grammofoonplaat met meer reserve dan de ander. Broodnijd kan ik me niet voorstellen want ik heb alles wat mijn hartje begeert." Of Zwart nog tien jaar doorgaat? Hij laat duidelijk weten dat dit helemaal in Gods handen ligt. "Ik ben nu 60, maar toen ik 49 jaar was kreeg ik een hartinfarct. Toen ben ik anderhalf jaar uit de running geweest en nu werk ik weer harder dan vroeger. Na de reis naar Canada, een schitterende reis, maar erg druk, en de kerst, de kerst is bij ons hooibouw, sloegen in februari de zekeringen door. Maar dat is nu weer helmaal goed. Ik hoef zelfs niet meer voor controle te komen. En krijg ik ook in de toekomst de gezondheid, dan hoop ik er nog geen punt achter te zetten…" Kamper Nieuwsblad (1986) Willem Hendrik Zwart veertig jaar kerkorganist (1986) "Ik heb slechts de stilte verstoord" "Och, ik heb alleen de stilte even verstoord, de tijd gevuld", zegt hij als de fotograaf hem bedankt voor een miniconcertje waarbij de onvermijdelijke plaatjes kunnen worden geschoten. "Dat zomaar even iets spelen, dat is eigenlijk niet meer dan wat grasduinen in goedklinkende akkoorden. "Dat zie je trouwens toch veel hè, dat improviseren blijft steken in het wegspelen van de tijd, in wat grasduinerij. Lijn is vaak nergens te ontdekken. Je hoort dat ook bij gerenommeerde vakorganisten, dat zomaar wat fantaseren over een koraal. Eigenlijk mag dat niet. Ik zal me er zelf trouwens ook wel eens schuldig aan maken." Willem Hendrik Zwart is deze maand veertig jaar organist. Morgen heeft hij vrij moeten houden voor iets bijzonders. Wat dat precies is, dat weet hij op het moment van dit gesprek zelf nog niet. Het jubileum is ook niet wereldschokkend, vind hij. Van meer belang is de kerk en haar muziek, het orgel en het koraal. "Weet je, het orgel bestaat eigenlijk bij gratie van het koraal", verteld hij peinzend. "Vooral de psalm, dat is het summum van de kerkmuziek. Bij opendeurdiensten vroegen ze eens, ach mijnheer Zwart, laten we nou eens "Ik zie een poort wijd open staan" zingen. Dat past wel aardig hè, bij een opendeurdienst. Ik heb behoorlijk gesputterd. Maar uiteindelijk toch gedaan. Want als organist ben je toch dienaar, niet? Maar toen ik die gemeente hoorde zingen, geweldig, dat was zo enthousiast, zo vol overgave, dat ik na afloop mijn excuses heb aangeboden voor m'n gesputter." De Heer "Dat was voor mij de eerste keer dat ik in een dienst werd geconfronteerd met een Johan-de-Heerversje. Toen de gemeente daar onder mij zo imponerend zong, deed het mij toch wel wat. Dus ik zou dat niet graag helemaal willen veroordelen. Maar de psalm is er wel mijlenver boven verheven, zeker." "Ik heb hier in de Bovenkerk eens meegemaakt dat een gemeente halverwege een psalm gewoon ophield met zingen. In plaats daarvan begonnen ze te applaudisseren. Volslagen verward heb ik toch gewoon de psalm uitgespeeld. Wat er dan ook beneden in de kerk aan de hand mocht zijn, die psalm moest eerst uit. Na afloop hoorde ik dat men begon te klappen omdat er een of andere gevierde kanselredenaar de kansel op kwam. Niet te rijmen zoiets. Een organist heeft een dienende taak. Maar ik heb toen toch behoorlijk mot gemaakt in de kerkenraadkamer." Dirk en Bolt Dirk Jansz. Zwart bepleit al sinds 1959 een langzamer tempo voor de gemeentezang. Klaas Bolt maakt zich sinds 1979 sterk voor hetzelfde. Willem Hendrik Zwart kan zich er helemaal vinden: "De ellende begon bij Hasper. Die vond dat psalmen volksliedjes zijn. Dan krijg je dus dat leuke, dat lollige, dat gezellige. Dat heeft veel kerken geïnfecteerd. We kregen allemaal van die racetempi in de kerken. Ik ben er hier in Kampen gelukkig nooit zo mee geconfronteerd geweest. Als kathedraalorganist heb je minder te maken met hoge tempi, dan als organist in een klein bescheiden kerkje. Want met duizend mensen in zo’n geweldige ruimte als hier kun je niet eens vlug zingen. Gelukkig niet." Jeruzalem Jan Zwart zei eens dat een organist diende te spelen naar het hart van Jeruzalem. Willem Hendrik toont zich in dezen een waardig volgeling. "Je moet zo spelen dat je de mensen aanspreekt. Nee, niet sentimenteel zitten doen, maar ze moeten er wel iets in herkennen. Je kunt natuurlijk een heel ingewikkeld gefigureerd koraal gaan zitten maken, maar daar bereik je de gemeente niet mee. Ook niet met 'O mensch bewein’ van Bach. Daar ligt dan wel de melodie van Psalm 68 in, maar doorgewinterde concertbezoekers horen dat soms nog niet. Laat staan de zondagse gemeente. Dat betekent nog niet dat je altijd maar teruggrijpt naar het verleden, of dat je altijd maar voortborduurt aan hetzelfde wandkleed. Neem nou mijn Symfonisch Gedicht over Psalm 130. Dat is herkenbare muziek, Maar het heeft, voor mij althans, ook nieuwe vormen in zich. Er wordt mij te weinig rekening gehouden met ongeschoolde kerkgangers. Men wijst dan wel eens met de vinger, en noemt dat de schare die de wet niet kent. Dat vind ik gehuichel." Bach "Nee, in de eredienst speel ik ook geen Bach. Ja, wel eens een koraal geënt op iets van Bach. Dus dan gebruik ik de vorm die Bach ooit eens heeft gebruikt. Dat moet kunnen. Er zijn slechtere leermeesters denkbaar dan Bach. Als je bij Bach je oor te luisteren legt, dan leer je melodieën aan te pakken." "In de dienst speel ik altijd koraalgebonden werk. Onlangs speelde ik na de dienst de zesde Sonate (Gebed des Heeren) van Mendelssohn. Kijk, dat kan, vind ik. Dat herkennen de mensen. Gelukkig heb ik altijd een registrant bij me. Dan kun je zo’n werk dus spelen. Anders ging dat niet. Want een organist zonder registrant is als een blinde zonder geleidehond." Prick van Wely In "Het orgel en zijn meesters" (Prick van Wely) wordt Zwart, samen met Nico van der Hooven en Jan van Weelden (…), genoemd als zijnde hedendaagse componisten. "Kijk, als je iemand die schriftelijke muziek nalaat een componist wilt noemen, ja, dan zal ik ook wel een componist zijn. Maar je kunt dat niet zien in het rijtje van Bach, Mendelssohn en Jan Zwart. Nee, alsjeblieft zeg. Laat dat trouwens het nageslacht maar uitmaken. Ik vind het al prachtig dat er mensen schijnen te zijn die een kwartiertje plezier hebben van mijn Psalm 25." Mendelssohn, De Vries, De Lange, Bastiaans, Jan Zwart … en toen? W.H. Zwart: "Ik weet het niet. Dat zal de volgende eeuw wel duidelijk worden. Misschien ben je als elkaars tijdgenoten niet in staat om objectief over elkaars werken na te denken. Pa speelde altijd graag zijn tijd- en landgenoten. Hij speelde volop Andriessen. En de werken van De Wolff gaf hij op eigen kosten uit. Feike deed dat ook. Als het maar een zekere mate van niveau had, dan speelde Asma het. Maar nu, op dit moment? Er is niet veel hedendaagse literatuur die ik graag ten gehore zou willen brengen. Natuurlijk, Andriessen wel. En Monnikendam, of Psalm 150 van Schuurman. Maar verder? Iedereen zal wel opzien tegen al dat geschrijf. Pa vond dat ook een heel probleem. Hij liet niet voor niets veel onafgemaakt werk na. Na zijn overlijden is dat afgemaakt en uitgegeven. Met als gevolg dat het toch weer net iets anders op papier stond dan pa het had bedoeld." "Feike vertelde me eens dat er op het orgel in de Kloof een sigarendoosje lag met daarop gekrabbeld een thema over ‘Wie maar de goede God laat zorgen’. Feike had dat natuurlijk op papier moeten zetten en af moeten maken. Want hij kende het. Maar hij durfde niet. En later ben je het vergeten." Lolletjes "Er worden mij op dit moment teveel lolletjes gemaakt op een orgel" zegt Zwart. Iedereen speelt op dit moment de werken van Wely. Ik zal dit nooit doen. Draaiorgelmuziek hoor niet op een kerkorgel. Dat is met te theatraal, daar heb ik geen antenne voor. Dat soort lollige dingen, dat is een ellende. Na de Tweede Wereldoorlog begon dat improviseren waarin plotseling een stukje van de d-moll zat, vlak daarna hoorde je iets van Handel, ga maar door. Dat vond men ook lollig. Daarom haalden ze eens die Pieten naar een kerk om te improviseren over Sinterklaas. Dat soort lolmakerij gaat van kwaad tot erger. En ondertussen hakketakken die zelfde mensen op Jan Zwart, als zou hij een kind van zijn tijd zijn." "Leerlingen komen vaak met zulke muziek aan. Dat vind ik nog wat anders. Aan Gordon Young hebben ze misschien een leuk klankstuk om op te studeren. Want je moet natuurlijk wel aan de ontwikkeling van zo’n leerling denken. Dus niet gelijk het hele Bach-oeuvre met hem doorworstelen. Dat gaat niet. Je moet ze wel in de studie opvoeden natuurlijk." Studie "Voor studie kun je ook best een elektronisch orgel gebruiken. Hoe wil je thuis anders thuis studeren? Op een harmonium? Nee, liever geen elektronisch orgel in een kerk. Maar, elk gebouw dat door een of andere groepering gebouwd wordt, is voor mij nog geen kerk. Wanneer een architect driehonderd zitplaatsen tekent en daar een soort preekgestoelte voorzet, en vervolgens vier muren en een dak er overheen zet, dat is voor mij geen kerk. Meer een soort bijeenkomstzaal, maar geen gewijde ruimte die geschikt is voor de lofzang. Je kunt dan een prachtig lintje over de kansel hangen om het kerkelijk jaar aan te geven, en je kunt er ook nog PX op borduren, maar daar maak je nog geen kerk mee. Als wij een huis laten bouwen, dan stellen we nog eisen aan de kraan in de badkamer en aan het raampje in de schuur. Als we een kerk gaan bouwen, dan vinden we het al gauw best. Nee, ik weet het wel, elke kerk hoeft geen Bovenkerk te zijn. Maar je mag overal wel "naar vermogen" een echt kerkgebouw verwachten. Wanneer men dus in zo’n bijeenkomstzaal een elektronisch orgel neerzet, dan is mij dat best. Want het is geen kerk." Weer op les? "Organist zijn is een heel mooi beroep. Maar ook een zwaar beroep. Ik ben benieuwd hoe de jonge generatie het gaat doen. Geloof maar dat het voor die jongens niet meevalt. Je zult maar een concert gegeven hebben waarvan je dacht, nou, dat liep aardig. En de volgende dag lees je in de krant dat je maar weer les moet gaan nemen. Dat tikt aan hoor! Maar ja, als je het goed doet, dan krijg je nu eenmaal veel kritiek. Hoor je nooit wat, dan deugt er iets niet. Ik ben trouwens blij dat de jonge generatie weer Jan Zwart speelt. Van de oudere generatie hoor je dat toch weinig. En als ze het al eens deden, dan bleken ze meestal geen antenne te hebben voor de uitvoeringswijze. Ik heb toen wel eens gedacht joh, waarom ga je niet eens met Asma praten? Daar kon je toch horen hoe het moet. Maar dan zeggen de heren, "Wat, ik weer op les?" Maar dat bedoel ik ook niet. Ik bedoel gewoon dat je bij elkaar onder een kop koffie die muziek eens doorsnuffelt en het klankidioom bepraat. Waarom kan dat nou niet? Moeilijk hoor, dit orgelwereldje." J. van’t Hul Reformatorisch Dagblad (1986) Willem Hendrik Zwart 40 jaar in de Bovenkerk Van de samenzang kan ik nog kippevel krijgen Met een glunderend gezicht overhandigt hij me een foldertje over "Stemmen des tijds". Dat is een nieuwe serie CD's met geluidsfragmenten uit de Nederlandse geschiedenis. Over 1937 zegt de folder onder andere: Huwelijk prinses Juliana en prins Bernhard, kroning koning George de Vijfde, Mussolini in Berlijn, organist Jan Zwart overleden ... "Mijn vader wordt in één adem genoemd met politici, koningen en prinsen! Nou? Dat zegt toch wel iets over hem, hè’. Wij hebben thuis geleerd bescheiden te zijn en ons niets meer te verbeelden dan een ander. Iedereen heeft z’n talenten ook maar van de Schepper gekregen. Maar als je zoiets over je eigen vader leest ... Dat gevoel is bijna niet te beschrijven." Verzamelwoede De schappen in de studeerkamer van Willem Hendrik Zwart staan vol met dossiers. Van ieder kerkorgel in Nederland heeft hij een informatiemap aangelegd. Niet om het in boekvorm te publiceren, "Want daar is geen markt voor", maar puur uit hobbyisme, verzamelwoede. "Alles wat met een orgel te maken heeft wil ik hebben," zegt hij. "En om het vast te leggen voor het nageslacht." Willem Hendrik Zwart komt uit een grote muzikale familie, allemaal afstammelingen van de bekende organist en componist Jan Zwart. Ook twee van zijn eigen zoons, Everhard en Jan Quintus, verdienen op hun buurt weer hun brood in de muziek. Deze maand is Willem Hendrik Zwart veertig jaar organist van de Kamper Bovenkerk. "Veertig jaar op hetzelfde orgel en het blijft boeiend. Ach, een heleboel mannen zijn veertig jaar met dezelfde vrouw getrouwd en ze zouden haar toch ook voor geen ander willen ruilen? Het is een schitterend orgel, niet in woorden uit te drukken. Vier klavieren en een dispositie zoals er maar weinigen zijn in het land. In een kerk met elfhonderd zitplaatsen, die ’s zondagsmorgens èn ‘s –middags voor het grootste deel nog gevuld is. Dat is belangrijk. Ik zou niet graag in een kerk willen spelen met achthonderd zitplaatsen waarvan er zestig bezet zijn." Valse romantiek? "Ja, de orgels in de Laurenskerk van Rotterdam en de Bavo in Haarlem zijn ook magistraal. Maar neem nou de Laurens: daar worden nog maar twee ochtenden per maand diensten gehouden. Daar zou ik nooit organist willen worden, want waar doe je het dan voor? Geef mij maar Kampen. Alles bij elkaar maakt het mooi om daar organist te zijn. Een goeie preek, een mooi voorspel ... en dan de samenzang. Zoals de gemeente reageert: daar kan ik nog steeds kippenvel van krijgen. Dat is de lofzang. De Here troont op de lofzang van zijn volk. Niet op preken, niet op de gebeden, maar op de lofzangen! Het is niet je taak als organist om de gemeente op te voeden. Ik heb vier kinderen opgevoed en dat was al moeilijk genoeg, laat staan een hele gemeente. Het is je taak om te stichten. Een ouderwets woord dat je tegenwoordig niet meer gebruiken mag, lijkt het wel. Je maakt de mensen tot zingen bereid. Je maakt sfeer met "Boven de sterren" of "Op bergen en in dalen." Valse romantiek, zeggen sommige mensen dan. Nou, ik geloof dat het je taak als organist is de gemeente enthousiast te maken. Soms willen ze in een jeugddienst "Samen in de naam van Jezus" zingen. Wat een deuntje denk ik dan. Maar je bent dienend bezig. En als ik ze dan zo’n liedje hoor zingen, met zoveel spontaniteit, wie ben ik dan om op mijn eigen standpunt te blijven? Dat zou koppig en star zijn." Drie man publiek Willem Hendrik Zwart leerde het vak van zijn vader. Na de bevrijding in 1945, toen hij een jaar of twintig was, werd hij organist te Coevorden en dirigent van het kerkkoor. "Hoeveel geld ik daarvoor kreeg, zal ik maar niet vertellen. Dus bond ik mijn lunchpakketje achter op de fiets en ging ik de dominees in al die Drentse dorpjes af. Toen ik thuis kwam, had ik er twee koren bij en elf leerlingen. Je was een soort ondernemertje, hè’. Ik weet nog goed: mij eerste concert in Dalen, een vriendelijk orgeltje. De entree was negentig cent, want over een gulden moest je belasting betalen. Het was slecht weer en er kwamen welgeteld drie mensen. Moest ik ze wegsturen? Welnee, ik wou ze juist belonen omdat ze gekomen waren. En ik nam ze mee naar het orgel om een toelichting te kunnen geven op wat ik speelde. Na afloop was er een collecte. En wat zat er in de zak? Drie briefjes van vijfentwintig! ‘k Heb ook ‘ns bij slecht weer in Emmen geconcerteerd. Elf mensen kwamen er opdagen en ze mochten allemaal mee naar boven. Ze raakten er daarna niet over uitgepraat. En het gevolg was dat een week later de kerk vol zat. Nu komen ze ’s zondags van heinde en ver naar Kampen. "Fans" noemen ze zulke mensen." Te dominant "Er is één dominee in Kampen geweest, die vond het allemaal maar niks. Hij staat hier allang niet meer hoor. Bij zijn afscheid zei hij: "Zwart, ik kon je nooit zo waarderen". Hij vertelde dat dat al was begonnen tijdens zijn intredepreek. Al zijn familie en vrienden waren er. Na afloop van de dienst hadden ze het alleen maar gehad over die samenzang in de Bovenkerk. Zijn preek was natuurlijk ook wel goed, maar die samenzang. Dat orgel, al die mensen, dat was toch magnifiek! Die dominee heeft dat veel te vaak moeten horen in de tijd dat hij hier stond. Hij zei altijd: "Zwart, jij bent altijd veel te dominant aanwezig tijdens de dienst". Staphorst Door de oorlog kon Willem Hendrik Zwart niet naar het conservatorium. Dat deed hij pas toen hij al een functie als organist had. "Op mijn 25e jaar ging ik naar Utrecht. Ik was al zo oud. Niemand heeft me daar ooit Willem Hendrik genoemd. Het was altijd: Meneer Zwart." Hij ontving zijn lessen van onder andere George Stam en Simon C. Jansen. In 1953 werd hij organist in Groningen, een jaar later in de Bovenkerk te Kampen. Hij componeerde orgel- en koorwerken, publiceerde over orgelhistorie en werkte mee aan diverse radio-, plaat- en cd- opnamen. Alle werken van zijn vader zette hij op de plaat. Willem Hendrik Zwart was dirigent van verscheidene grote koren. Tegenwoordig dirigeert hij de mannenkoren van Urk en Staphorst. Deze week is hij te beluisteren in het EO-programma "Populaire Orgelbespeling", ter gelegenheid van zijn veertig jarig jubileum en een nieuwe cd die uitkomt. "Tenminste, ik werk er nog aan. Het gaat om nog niet uitgewerkte composities, dus muziek van mij die nog niet in druk verschenen is. Jan Quintus zit in die opname wereld en die zegt me vaak als hij mij hoort spelen: "Pa waarom schrijf je dat niet op?" Maar ja, zoiets laat zich niet altijd dwingen. Het wordt een cd met bewerkingen van "Uit diepte van ellenden". Verder een fantasie over Psalm 146 -wat eigenlijk niet nodig is, want dat is al gedaan- en "Nu syt wellecome". Wat voorspelen. Ik ben er nog mee bezig." Voorspelbaar Willem Hendrik Zwart is op een oprechte en onverholen manier trots op z’n vader. Zijn favoriete componist? Jan Zwart natuurlijk! "Hij is een gigant. Waar ik ook kom, in Amerika, Canada, Australië of Duitsland, zijn muziek wordt onder mijn handen weggeritst. Vooral "Een vaste Burg". Critici zeggen smalend: Ach Jan Zwart, een kind van z’n tijd. Voorspelbaar". Maar mij gaat het erom: wat doet die muziek je, klaar. Er is geen stuk van hem wat-ie niet had uit moeten geven. Te eenvoudig? Het kenmerk van het ware is eenvoud. Maar je moet er wel op kunnen komen. Hoe zou je zijn fantasie over Psalm 84 en 146 moeten verbeteren? Ik probeer momenteel een eigen fantasie op Psalm 146 te maken, maar hoe zou ik het beter kunnen dan hij?" Geest Tegenwoordig wordt er niet zoveel protestantse kerkmuziek meer gecomponeerd. Vroeger moesten mannen als Handel en Bach zelf de muziek schrijven die ze met hun koren wilden instuderen. Ze werden betaald om stukken te componeren voor grote evenementen. Er zat druk achter om te produceren. Tegenwoordig kun je als musicus gewoon naar de winkel om bladmuziek te kopen. Toch legt Willem Hendrik Zwart wel geregeld zijn eigen muziek vast op papier. "Dan ga ik op een zaterdagavond in het donker in de kerkbank zitten kijken naar dat prachtige, verlichte orgel. En dan begint in mijn hoofd de muziek. Je roept als het waren een soort geest op: inspiratie. En dan ga je spelen ... Soms zit je dan bovenop je muziekpapier. Je kunt niet verder. En dan is het alsof je een ingeving krijgt. Net zoals de vissers die hoorden: vis niet aan deze kant van de boot maar aan de andere kant. En dan kun je opeens weer door. Da’s toch een wonder! Dat is ook de functie van mijn muziek: dat het de blik moet richten op de Schepper. Om de mensen in het hart te treffen. Dat ze het horen en zeggen: Dank U wel, Here." Of mijn composities eigenlijk nog wel van deze tijd zijn? Nou, ik hoop het niet. Ik drijf niet mee in de stroom; ik ga er tegenin, terug naar de bron. Want het moet wel een verstaanbaar geluid zijn. Ik hoor wel eens kosters zeggen: "Onze nieuwe organist speelt heel modern. Knap hoor, maar ze bedoelen eigenlijk dat ze het foeilelijk vinden en er niks van snappen. Ik luister wel eens naar een concert dat technisch perfect in elkaar zit. Geen foutje gespeeld. Maar ik heb geen noot muziek gehoord. Je kan als componist wel heel gewichtig zeggen dat de dissonanten in je muziek een weergave zijn van de disharmonie in de maatschappij. Dat is heel mooi gezegd. Maar ik speel wat ik speel. Want ik geloof dat de mensen niet op die moderne muziek zitten te wachten." Thea Westerbeek EO Visie Nummer 49 (1994) Willem Hendrik Zwart al veertig jaar organist in Bovenkerk "Ik wilde vroeger organist worden of ijscoboer … " Willem Hendrik Zwart (69) was amper twaalfjaar oud toen zijn vader, de beroemde organist Jan Zwart, in 1937 overleed. Maar meer dan een halve eeuw later vormt de muziek van Jan Zwart nog steeds de belangrijkste inspiratiebron van de organist, die alweer veertig jaar het monumentale orgel van de Bovenkerk bespeelt. Willem Hendrik Zwart mag de 65 zijn gepasseerd, aan stoppen denkt hij nog geenszins. "Zolang mijn gezondheid het toelaat, blijf ik organist, want het is een schitterend vak." Zwart, de liefhebber pur sang, gaat echter niet meer op tournee in verre oorden sinds hij vier jaar geleden in Amerika voor het eerst van zijn leven werd overvallen door heimwee. Wel blijft hij voorlopig nog dirigent van de mannenkoren uit Urk en Staphorst: twee calvinistische bolwerken. Willem Hendrik Zwart bracht zijn jeugd door in Zaandam. Ze waren thuis met zes broers en zeven zusters. Zijn vader was organist in de Lutherse kerk van de hoofdstad en reisde iedere dag met de trein op en neer. "In de Lutherse kerk stond het grootste orgel van Amsterdam. Mijn vader nam ons al op jonge leeftijd mee als hij ging spelen. Dan mochten we aan de registerknoppen trekken, waar we amper bij konden. Die grote orgelpijpen hadden voor mij iets geheimzinnigs. Ja, ik wist op jonge leeftijd al dat ik organist wilde worden. Ik had twee beroepen die me als kind aanspraken: ijscoboer en organist. Mijn vader had wel in de gaten dat ik in zijn voetsporen zou treden. Als ik een slecht rapport had, zei hij stiekem tegen mijn moeder: het komt wel goed, die knaap gaat verder in de muziek." De jonge Zwart was pas twaalf toen zijn vader in 1937 overleed. "De dood van mijn vader was een groot gemis, natuurlijk. En naarmate ik ouder werd, ging ik mijn vader steeds meer missen. Hij is door de jaren heen ook mijn belangrijkste inspiratiebron gebleven. Mijn vader was de grondlegger van de Nederlandse protestantse koraalkunst. Zonder Calvijn heb je geen Sweelinck, zonder Luther geen Bach, maar zonder Zwart geen Hollandse koraalkunst. Bach heeft natuurlijk prachtige werken gecomponeerd, maar het is wel muziek van vreemde bodem. De Hollandse kerkganger verstaat dat niet." Ik speel nu nog veel werk van mijn vader of muziek die daar op geënt is. Ja, ik ben er trots op als ze zeggen: je kunt wel horen dat je een zoon van de oude Jan bent. Als ik zat te spelen op het orgel van de Bovenkerk, kwam wel eens de gedachte bij me op: wat zou het mooi zijn als jij nu die trap op kwam en ik kon vragen: vader, hoe zou jij dat gedaan hebben. Mijn moeder is heel oud geworden, 91. Dat was een machtige vrouw." Onderduiken Zwart kon pas op relatief late leeftijd met de studie muziek aan het conservatorium in Utrecht beginnen. Eerst waren er de oorlogsjaren, vervolgens moest Zwart tot overmaat van ramp 24 maanden onder de wapenen. "En dat terwijl ik in de oorlog polio had gehad. Maar tot mijn verbazing werd ik gewoon goedgekeurd." In de tweede Wereldoorlog zat de jonge Zwart ondergedoken op verschillende adressen in Nederland. "Ik zou te werk worden gesteld in de Fokker-fabriek in Amsterdam-Noord. Toen ben ik maar gaan onderduiken. Nee, echt gevaar heb ik niet gekend. Meestal werd je van tevoren door het verzet op de hoogte gesteld als de Duitsers weer ergens een razzia hielden. Wat dat betreft waren de verzetsmensen uitstekend geïnformeerd. De verschrikkingen van de oorlog zijn me wel bijgebleven, maar ik heb er niets aan overgehouden. Komt omdat ik van huis uit een optimistische inslag heb. Ben niet iemand die gauw bij de pakken neer zit." Zwart begon zijn loopbaan als organist in de vrijzinnige kerk van het Drentse Coevorden. "Dat was vanaf Zaandam een gigantisch eind weg. We zeiden dan ook spottend: we gaan naar het Oostfront. Dat orgel in Coevorden is gebouwd door Jan Proper, die organist in de Bovenkerk is geweest. In Coevorden heb ik het naar mijn zin gehad. Was een leuk en vriendelijk stadje. Wat me vooral is bijgebleven, is de wederopbouw van Coevorden. Het was tenslotte kort na de oorlog." Vervolgens was Zwart een jaar organist in de Hervormde kerk van Groningen. Die korte periode omschrijft hij lachend als "een geweldige miskleun". "Daar kon ik niet aarden. De mentaliteit van die mensen was niet de mijne. Je kreeg er totaal geen contact, zelfs niet met de koster. Als ze de kans kregen, deden ze de deur voor je neus dicht en draaiden hem op slot. Toen ik vertrok, beweerden ze dat jammer te vinden. Maar ik heb al die tijd nooit één compliment ontvangen, wierp ik tegen. Als het goed gaat hoort u niets, kreeg ik als antwoord. Ramp Hij werd vervolgens door de Hervormde kerk aangetrokken als vaste organist van de Bovenkerk. Met het monumentale orgel onderhoudt hij al veertig jaar lang een innige liefdesrelatie. Desondanks heeft hij het zo'n jaar of twaalf zonder "zijn" orgel moeten stellen, toen de Bovenkerk in het midden van de jaren vijftig ingrijpend werd gerestaureerd. "Moest ik spelen in de aula van de Theologische Hogeschool, waar de kerkdiensten werden gehouden. Daar had ik geen orgel, maar een kabinetje met 180 pijpjes. Het Bovenkerk orgel heeft ongeveer 3700 pijpen. Kun je wel nagaan hoe dat geweest is. Dat was echt een ramp. Zat je in een bomvol zaaltje, waar het bovendien snikheet was. 's Ochtends werden er vaak twee diensten achter elkaar gehouden. Moest je twee keer dezelfde versjes spelen. Tijdens de collecte van de tweede dienst kwam de koster dan in een volle zaal met een blaadje koffie aanzetten. Nou, dan schaamde ik me dood. In de regel was die tweede dienst een bezoeking." "Ik kan me nog herinneren dat we eens een kandidaat hadden, een zekere Van de Bank. Na de eerste dienst ben ik snel naar huis gefietst om mijn vrouw te halen. Ik zei tegen haar: kom op, we hebben nu een spreker, geweldig! Die dominee Van de Bank heeft hier laatst nog in een jeugddienst gepreekt." "Ja, ik luister goed naar de preek. Misschien zelfs wel te scherp. Er ontgaat me niets, al blijf ik tijdens de dienst niet stil zitten. Ik loop dan boven wat heen en weer. Op den duur weet je wel wat een dominee gaat zeggen, het is vaak voorspelbaar. In Coevorden, bij de vrijzinnigen, heb ik predikanten gehoord, die zeer begaafde sprekers bleken en verrassende dingen zeiden. Als een dominee een betoog van drie kwartier houdt, ga ik ervan uit dat hij dat bewust doet. Ik moet dan de graankorrels eruit zien te pikken. Ten opzichte van de dominee ben ik een positieve man, met milde kritiek." Er moet volgens de opgeruimde Zwart ook ruimte zijn voor humor, al wordt dat lang niet altijd even goed begrepen. Hij geeft daarvan een prachtig voorbeeld: "We hadden een dominee die op zijn zangbriefje z.o.z. schreef. Stond er op de achterkant dat ik langzamer moest spelen in verband met de ouderen. Alsof er geen jongeren in de kerk zijn, dacht ik bij mezelf. Zei ik op een gegeven moment tegen een dominee: z.o.z. betekent toch: zonder orgel zingen …Vertelde hij me bloedserieus dat hij dat toch echt niet mee bedoeld had Kijk, die man had geen gevoel voor humor. Dat vind ik echter een belangrijk aspect in het leven. Ik geloof stellig dat Christus vroeger ook wel plezier heeft gehad." Het orgel van de Bovenkerk betekent alles voor Zwart. "Het is een van de mooiste orgels van Nederland. Het orgel dateert uit 1740 en is helemaal uit het handje gemaakt. Als je toch ziet hoe die mensen destijds dat orgel in elkaar hebben gezet. Dat moeten artiesten zijn geweest." "Nee ik heb er geen moeite mee, als er gasten op het Bovenkerkorgel komen spelen. Vind ik prima, maar ze moeten me niet voor de voeten lopen. Ik bedoel, als ik vrij ben en zelf wil gaan studeren, wil ik op mijn orgel kunnen spelen." "In het verleden speelde ik zes of zeven uur per dag. Na mijn tweede hartinfarct vorig jaar doe ik het iets kalmer aan. Vooral in de winter, want dan is het koud in de Bovenkerk. Dan zakt het kwik soms tot drie of vier graden. Volgens de doktoren is dat niet bevorderlijk voor mijn gezondheid, vandaar dat ik 's winters wat voorzichtiger ben." Om inspiratie te krijgen, ga ik vaak zaterdagavond in mijn eentje in de Bovenkerk zitten. Dan kijk ik alleen maar naar het orgel, dat op bijna mysterieuze wijze schittert door de buitenverlichting. Dan krijg ik een apart gevoel, is eigenlijk niet onder woorden te brengen." Het is Zwart om het even welke psalmen of gezangen hij op de dag des Heren moet spelen, maar als hij er toch één lied moet uitlichten, dan kiest hij voor Psalm 84: Hoe lieflijk zijn uw huis en tempelzangen. "Dat vind ik een prachtige Psalm. Ja, er zijn dominees, de Bonders, die geen gezangen laten zingen. Maar ach, dan blijven er nog altijd 150 Psalmen over om te spelen." Zwart speelt ook al veertig jaar in de jeugddiensten, die twee keer in de maand in de Bovenkerk worden gehouden. "Mag ik ontzettend graag doen. Als organist heb je dan ook iets meer werk, want een kwartier voor de dienst begint de samenzang. En tijdens de jeugddiensten wordt er ook meer gezongen dan in de gewone diensten. Maar qua sfeer verschilt een jeugddienst niet veel van een normale kerkdienst. Ik vind trouwens dat ze in Kampen enthousiast zingen. Ze durven en kunnen zingen, dat hoor je iedereen zeggen. Ik blijf altijd boven zitten, kom tijdens de dienst nooit naar beneden." Doodvermoeiend Hoewel Zwart een bereisd man is en onder meer concerten gaf in Canada, Amerika en Australië, is hij nog nooit van zijn leven op vakantie geweest. "Misschien een beetje ouderwets, maar ik ga uit van het standpunt: oost west, thuis best." De concerten in den vreemde heeft hij echter als "machtig plezierig" ervaren. Zwart geniet zichtbaar als hij verhaalt over zijn avonturen. "Het enige nadeel is dat zulke weken doodvermoeiend zijn. Je spreek af dat je in drie weken twaalf concerten geeft, maar in de praktijk worden dat er gauw zestien of zeventien. Want hier willen ze nog een concert en daar ook nog één. En ik ben iemand die niet gauw nee zegt." "Een boeiend facet van mijn werk is het aantal aardige en boeiende mensen die je ontmoet. Op tournee wil ik ook alleen maar slapen bij mensen thuis. Ik voel er niets voor om te overnachten in een kil hotel of motel. Nee, gewoon bij de mensen privé. Maak je de mooiste dingen mee. Kom je 's avonds laat thuis, worden de kinderen wakker gemaakt, omdat meneer Zwart uit Kampen nog een stukje gaat spelen op het orgel in de huiskamer. Dat vinden ze prachtig. Heimwee Maar na zijn laatste trip, vier jaar geleden in het Amerikaanse Atlanta, krijgt men Zwart met geen stok meer naar het buitenland. "We waren met zijn vijven, maar ondanks dat kreeg ik last van heimwee. Vroeger wist ik niet eens wat heimwee was, maar daar overviel het me. Wilde ik terug naar kinderen en kleinkinderen. Eigenlijk ben ik daar best wel een beetje van geschrokken." Zwart is bang dat de liefde voor het kerkorgel onder zijn vakbroeders de komende jaren steeds verder afbrokkelt. "Van die ontwikkeling is al jaren sprake. Tijdens mijn studie in Utrecht heb ik nooit een psalmboek gezien. Je wordt opgeleid om Bach te spelen. Als je daartoe eenmaal in staat bent, kun je ook die versjes spelen. Nou, dat is appels met peren vergelijken. Er wordt vaak denigrerend over gedaan. Zo van: organist, speel nog eens een versie. Of lees nog eens een stukkie uit de Bijbel. Maar we hebben het wel over de Bijbel en de psalmen. De Bijbel mag voor mij een aparte plek in de boekenkast hebben." Calvinistisch In het verleden had Zwart talrijke koren uit de wijde omgeving onder zijn hoede. Nu is hij nog dirigent van de mannenkoren van Urk en Staphorst. "Ja", zegt hij met een brede lach op het gezicht, "dat zijn twee opvallende koren. Urk is een calvinistisch bolwerk, maar ik voel me er prima thuis. Urkers zijn geen dooie dienders. Ze zijn recht-voor-de-raap en zeggen waar het op slaat. Je moet op Urk geen lange tenen hebben, anders kun je er niet aarden. Ze noemen me vaak schipper." "Ja, ook Staphorst voel ik me als een vis in het water. Een Staphorster is gezagsgetrouw en staat ergens voor. Dat vind je lang niet overal meer." Zwart mag dan al twee keer geveld zijn door hartinfarct, aan stoppen denkt de energieke organist voorlopig vooralsnog niet. Ik voel me weer prima en ga door zolang mijn gezondheid dat toelaat, want ik beleef nog ontzettend veel plezier aan het orgelspelen. Ik kan wel zeggen dat ik een machtig bestaan leid." Jan Hengeveld Kamper krant (1994)