(1958) 'Eerst een orgel … dan een vrouw' zei organist Zwart
"Eerst
een
groot
orgel,
dan
een
vrouw".
Dit
merkwaardige
levensideaal
stelde
Willem
Hendrik
Zwart
zich
jaren
geleden.
Het
is
gelukt,
allebei.
De
nu
33-jarige
heer
Zwart
krijgt
in
ons
land
(en
ook
al
daarbuiten)
steeds
meer
bekendheid
als
een
groot
organist.
Echt
verwonderlijk
is
dat
nu
niet
bepaald.
Hij
komt
namelijk
uit
een
goed
nest.
Zijn
vader
was
niemand
minder
dan
de
beroemde
organist
en
componist
Jan
Zwart.
Ver
voor
de
oorlog
begon
vader
Zwart
het
orgel
opnieuw
in
de
belangstelling
te
plaatsen.
Niet
alleen
landelijk,
ook
internationaal.
"Open
kerken
en
spelende
orgels"
was
zijn
slagzin.
Zijn
concerten
kregen
enorme
bekendheid
door
de
uitzendingen
van
de
NCRV,
die
baanbrekend
werk
verrichte.
Jan
Zwart,
die
in
1937
overleed,
had
ook
een
grote
naam
als
componist van kerkmuziek (voor orgel natuurlijk).
'Ik
was
nummer
twaalf
van
dertien
kinderen,
zegt
Willem
Hendrik.
We
waren
thuis
met
zes
jongens
en
zeven
meisjes.
De
laatsten
hielden
veel
van
muziek,
maar
daar
hield
het
dan
ook
wel
mee
op.
Vier
broers
zijn
orgel
gaan
spelen:
Dirk,
Jaap,
Piet
en
ik.
De
twee
overige
jongens
gingen
zich
later
ook
met
de
muziek
bezighouden;
in
"aanverwante
artikelen"
zoals
we
het
thuis
spottend
noemden.
De
een
werd
namelijk
muziekuitgever,
de
andere
-recensent.'
Willem
Hendrik
zelf
begon
zich
al
heel
jong
voor
het
orgel te interesseren. Een wonderkind was ik nu niet bepaald, vertelt hij lachend. Het ging allemaal erg geleidelijk.
Geleidelijk
Wat
hij
onder
"geleidelijk"
verstaat
wordt
duidelijk
als
men
weet
dat
hij
als
14-jarig
broekje
zijn
eerste
officiële
orgelconcert
gaf.
In
de
Grote
Kerk
te
Assendelft.
"Dat
herinner
ik
me
nog
als
de
dag
van
gisteren!
Op
het
programma
stond
onder
andere
het
bekende
Toccata
en
fuga,
d-moll
van
Bach
en
iets
van
Franck.
Ik
moest
toen
ook
een
violist
begeleiden,
die
vreselijk
slecht
in
de
maat
speelde. Dat dacht ik toen tenminste".
Na
het
Amsterdamse
conservatorium
bezocht
te
hebben
(de
oorlog
kwam
er
lelijk
tussen)
werd
de
heer
Zwart
eind
1945
benoemd
tot
organist
van
de
Grote
Kerk
te
Coevorden.
Van
Coevorden
ging
ik
naar
de
Sionskerk
in
Groningen,
in
1952.
In
1954
verhuisde
hij
naar
de
Grote
Kerk
te
Kampen.
De
naam
Zwart
had
daar
een
zeer
bekende
klank,
vader
Jan
Zwart
gaf
er
elk
jaar
een
concert
op
Koninginnedag. Kampen betekende hét grote orgel; het is namelijk een van de vijf grootste in het land.
Wonderwel
De
vervulling
van
punt
twee
(een
vrouw)
lukte
ook
wonderwel.
Willem
Hendrik
leerde
Johanna
Margreta
Hofland
uit
Naaldwijk
in
1954
in
Emmen
kennen.
Sinds
1947
kwam
de
heer
Zwart
veel
in
Emmen;
hij
werd
er
muziekleraar
aan
het
Christelijk
lyceum
en
leider
van
het
Christelijk
koor
'Valerius'.
In
1955
organist
van
de
Grote
Kerk
en
Ichtus
te
Emmen.
In
1956
(na
het
huwelijk
te
Naaldwijk)
voorgoed
in
deze
gemeente
in
Drenthe
gevestigd.
'Vaak
is
mijn
man
niet
thuis',
zegt
mevrouw
Zwart.
'Hij
is
nog
steeds
organist
te
Kampen,
geeft
al
zeven
jaar
lang
in
de
zomermaanden
concerten
in
de
Oude
Kerk
te
Amsterdam,
treed
verder
op
in
de
Wilhelmina
Feyenoord
Kerk
te
Rotterdam,
geeft
ontelbare gastconcerten en is ook nog dirigent van het Emmer Sweelinckkoor'.
Voor de radio
Begin
oktober
speelde
Willem
Hendrik
Zwart
voor
de
eerste
maal
voor
de
radio;
voor
de
NCRV.
Het
succes
was
bijzonder
groot;
de
hele
avond
stond
de
telefoon
in
de
Emmer
woning
niet
stil.
Zijn
eerste
grammofoonplaat
("ze
verwarren
me
vaak
met
mijn
broer
Dirk,
die
er
al
vele
op
zijn
naam
heeft
staan")
maakte
hij
in
1947,
voor
het
Klankarchief.
Twee
jaar
geleden
maakte
hij
stereofonische
opnamen
voor
het
Zweedse
merk
Acoustica.
Ze
zijn
nog
niet
in
de
handel
gebracht,
daar
men
nog
aarzelt
tussen
grammofoonplaten en …. bandopnamen.
Het
bevalt
de
heer
en
mevrouw
Zwart
fantastisch
in
Emmen.
"Ze
moesten
alleen
die
treinverbinding
met
Zwolle
wat
beter
maken.
Na een concert kan ik vaak dezelfde avond niet meer naar huis", zegt hij.
Onbekend (1958)
Organist Willem Hendrik Zwart morgen in de Dom
(1977) "Ze schelden maar, ik speel wat de mensen mooi vinden"
KAMPEN
-
Jan
Zwart,
Willem
Hendrik
Zwart,
Feike
Asma,
Herman
van
Vliet,
organisten
uit
drie
elkaar
opeen
volgende
generaties,
alle
steeds
verzekerd
van
succes.
Een
grote
aanhang
enerzijds,
maar
ook
miskenning
in
de
officiële
orgelwereld.
Morgenavond
geeft
Willem
Hendrik
Zwart,
een
zoon
van
de
nu
veertig
jaar
geleden
gestorven
beroemde
componist
en
organist
Jan
Zwart,
een
concert
in
de
Domkerk.
En
hij
zal
dan
ook
muziek
laten
horen
van
zijn
vader,
de
stamvader
van
het
Nederlandse
"bevindelijke"
orgelspel, geladen met een eenvoudige doch degelijke mystiek.
Over
Jan
Zwart
schrijft
het
eens
zeer
gezaghebbende
"Geïllustreerd
Muzieklexicon"
van
Keller
en
Krusemann,
uitgave
1932:
"Hij
was
de
eerste
der
concerterende
organisten
die
in
1925
voor
de
radio
het
eerste
officiële
orgelconcert
gaf;
sedert
1929
geeft
hij
de
maandagmiddagconcerten
voor
de
Chr.
Rad.
Ver.
Van
bijzondere
betekenis
voor
de
uitbreiding
van
zijn
historische
studiën,
zijn
de
door
hem
in
het
leven
geroepen
Nederlandse
orgeldagen".
Er
ging,
zoals
men
het
in
orgelkringen
van
toen
zei,
duidelijk
een
goed
gerucht
uit
van
deze
man.
Hij
schreef
meeslepende,
romantische
en
gemakkelijk
te
verwerken
orgelmuziek.
Het
werd
hem
later
verweten,
zoals
men
hem
ook
kwalijk
nam,
dat
hij
zijn
commerciële
belangen
zou
laten
prevaleren.
Nog
steeds
wordt
er
neergekeken
op
de
familie
Zwart.
Maar
wat
is
er
allemaal
van
waar?
Op
die
vraag
zal
Willem
Hendrik
Zwart,
die
als
laatste
in
dit
jaar
een
soloconcert
op
het
Domorgel
zal
geven,
het
antwoord
geven.
Van
concurrentie
moet
hij
in
ieder
geval
ook
op
andere
gronden
het
nodige
weten:
vader
en
moeder
Zwart
hebben
dertien
kinderen
gekregen,
en,
zoals
mij
nog
deze
week
van
verschillende
kanten
ter
ore
kwam,
de
kinderen
Zwart
zijn
nogal
eens
jaloers
op
elkaar.
Er
zou
zelfs
nu
nog
-
alle
kinderen
hebben
inmiddels
de
middelbare
leeftijd
bereikt
-
sprake
zijn
van
twee
blokken,
het
Rotterdamse
onder
leiding
van
broer
Jaap
Zwart en het Kampense, onder gezag van Willem Hendrik Zwart.
De
Kamper
organist
kijkt
niet
verbaasd
op,
als
ik
hem
zo
't
een
en
ander
vertel.
Hij
zegt:
"Al
die
verhalen,
als
zouden
we
onderling
een
hoop
ruzie
maken,
ken
ik.
Ik
weet
ook
hoe
ze
in
de
wereld
komen.
Maar
ze
zijn
natuurlijk
niet
waar.
Laat
ik
het
jongste
voorbeeld
geven.
Dit
jaar
is
vaders
sterfdag
herdacht.
Ook
in
Rotterdam
waar
door
de
stichting
Vrienden
van
het
orgel,
een
herdenkingsconcert
was
georganiseerd.
Daarvoor
vroegen
ze
mij.
En
niet
mijn
broer
Dirk,
die
toch
in
Rotterdam
werkt.
Maar
dat
was
niet
omdat
ze
Dirk
wilden
passeren
en
mijn
broer
voelde
zich
ook
niet
gepasseerd.
Maar
ze
kunnen
Dirk
in
Rotterdam
al
vaak
genoeg
horen
en
daarom
mocht
ik
komen.
Verder
was
er
niets
aan
de
hand,
maar
de
praatjes
waren
er
direct.
Het
is
wel
juist,
dat
de
familie
zelden
samen
gezien
wordt,
dat
zit
'm
nou
eenmaal
in
het
werk.
Maar
op
moeders
verjaardag
-
ze
is
nu
negenentachtig
- zijn we allemaal getrouw present."
Everhard,
een
zoon
van
Willem
Hendrik
Zwart,
studeert
orgel
aan
het
conservatorium
van
Utrecht.
Hij
vertelt,
dat
z'n
medestudenten
best
aardig
zijn,
maar
dat
alleen
zolang
hij
niet
praat
over
de
muziek
van
zijn
vader
en
Feike
Asma.
Wat
de
kleinzoon
van
Jan
ervaart,
kent
de
zoon
natuurlijk
ook.
Willem
Hendrik
Zwart:
"Laatst
was
er
weer
zo'n
organist.
Die
zei
tegen
mij:
Ik
speel
graag
werken
van
je
vader,
heus,
maar
in
het
milieu
waaruit
ik
kom
zijn
z'n
werken
niet
acceptabel.
Trouwens
ze
zijn
dat
ook
niet
met
betrekking
tot
m'n
opleiding
en
m'n
achtergrond.
Dat
kun
je
dan
zo
horen
vertellen.
Het
is
in
ieder
geval
wel
eerlijk.
Veel
ergerlijker
vind
ik
wat
een
andere
collega
tegen
mij
zei:
Je
vader
heeft
mooie
muziek
gemaakt,
mar
je
moet
de
doden
met
rust
laten. En een week later organiseert hij een Bach herdenking."
Smalend
Willem
Hendrik
Zwart
overdrijft
niet.
De
smalende
manier
waarop
algemeen
geachte
organisten
over
de
Zwarten
-
vader
Jan
en
de
zoons
Jaap,
Dirk,
Piet
en
Willem
Hendrik
spreken
is
opvallend.
Hierbij
dient
een
ander
feit
gememoreerd.
Deze
maand
verschenen
alle
orgelwerken
van
Jan
Zwart
op
de
plaat.
Het
is
een
serie
van
acht
langspelers
geworden.
En
die
serie
loopt
goed.
Zoiets steekt natuurlijk. Want deze uitgave is uniek. Geen andere Nederlandse organist uit deze eeuw is dit te beurt gevallen.
Is
de
muziek
van
Jan
Zwart
nu
inderdaad
zo
commercieel?
Zoon
Willem
Hendrik:
"Ik
vraag
me
in
gemoede
af
of
je
soms
geen
muziek
die
veel
mensen
aanspreekt,
meer
mag
schrijven
of
spelen.
Bach
schreef
voor
die
tijd
toch
ook
niet
van
die
moeilijke
muziek?"
Jan
Zwart
had
er
geen
enkel
bezwaar
tegen
om
bijvoorbeeld
melodieën
van
bijvoorbeeld
Stille
Nacht
en
Er
ruist
langs
de
wolken
in
een
kerstsuite
(morgenavond
op
het
programma)
te
verwerken.
Je
vraagt
je
af
of
het
echt
zo
nodig
is
om
daar
boosaardig
over
te
doen.
Willem
Hendrik
Zwart,
plotseling
op
kordate
toon:
"Ze
mogen
van
de
muziek
van
m'n
vader
zeggen
wat
ze
willen,
maar
ze
is
beslist
niet
zweverig
niet
te
meditatief.
Je
weet
altijd
direct
waar
je
aan
toe
bent,
als
vader
een
melodie
bewerkt
dan
is
die
melodie
herkenbaar.
Simon
C.
Jansen,
organist
van
de
Westerkerk
te
Amsterdam,
speelt
nog
wel
eens
iets
van
m'n vader. Hij noemt diens muziek vrome muziek. En mag muziek vroom zijn."
Première
Het
programma
dat
Willem
Hendrik
Zwart
morgen
in
de
Dom
speelt
is
gevarieerd.
Hij
begint
met
een
eigen
kerstcompositie,
die
dan
z'n
Nederlandse
première
zal
beleven.
De
wereldpremière
vond
verleden
week
plaats
in
de
Verenigde
Staten,
in
Grand
Rapids, waar de componist vertoefde op uitnodiging van de Vereniging van emigranten uit Nederland.
Zwart zal verder in Utrecht werken spelen van Bach, Franck, Micheelsen en van vader Zwart.
Hoelang
je
ook
met
Willem
Hendrik
Zwart
praat,
hij
brengt
het
gesprek
steeds
weer
terug
op
zijn
vader.
Was
die
man
zo
dominant?
"Nee.
Maar
wel
verschrikkelijk
goed
in
alles
wat'ie
deed.
Hij
heeft
het
begrip
orgelconcert
in
Nederland
weer
tot
leven
gebracht. Dat zouden de organisten van vandaag de dag best eens wat beter mogen beseffen."
Wim Henk Bakker
Utrechts Nieuwsblad (1977)
(1982) Geen strenge bakkebaarden voor muziek, muziek moet leven!
In
de
Sint
Nicolaas-
ofwel
Bovenkerk
in
Kampen
staat
een
schitterend
Duits
orgel.
Het
werd
in
1742
bebouwd
door
A.A.
Hinsz,
leerling en "meesterknecht" van de orgelbouwer Schnittger. Casper Streuywig uit Groningen maakte het fraaie orgelfront.
Het
orgel
telt
ongeveer
3700
pijpen,
verdeeld
over
vier
klavieren
en
pedaal,
met
achtenvijftig
sprekende
stemmen.
het
bevindt
zich
nog
in
vrijwel
de
oorspronkelijke
staat
want
ingrijpende
restauratie
was
nog
nooit
nodig.
Alleen
…
tijdens
de
restauratie
van
de
Bovenkerk,
tussen
1954
en
1965,
moest
het
orgel
worden
gedemonteerd
en
opgeslagen.
Het
is
duidelijk
dat
na
zo'n
opslag
van
elf
jaar
-
waarbij
de
pijpen
die
altijd
rechtop
staan
lange
tijd
vlak
gelegen
hadden
-
wel
het
een
en
ander
moest
gebeuren
toen
het
orgel
opnieuw
werd
geplaatst.
Dat
werk
werd
uitgevoerd
door
orgelbouwers
Bakker
en
Timmenga
uit
Leeuwarden
op
omzichtige
wijze met adviezen van Dr. Vente, Feike Asma en W.H. Zwart.
Organist
Willem
Hendrik
Zwart
werd
benoemd
in
de
Bovenkerk
in
Kampen
als
kerkorganist
in
1954,
precies
op
het
moment
dat
de
grote
restauratie
van
de
kerk
begon.
Men
dacht
toen
nog,
dat
dit
restaureren
in
etappes
zou
kunnen
gebeuren,
zodat
de
kerk
in
gebruik kon blijven en het orgel er hoogstens een jaartje uit zou moeten verdwijnen.
"Maar
op
een
avond
zat
ik
in
de
kerk
te
spelen,"
vertelt
organist
Zwart,
"toen
de
restauratie
net
was
begonnen.
Met
een
reusachtige
klap
kwam
er
ineens
zo'n
enorm
blok
puin
naar
beneden,
dat
ik
dacht
dat
de
hele
kerk
achter
me
instortte.
Gelukkig
was
het
een
doordeweekse
avond
en
er
was,
behalve
ik,
niemand
in
de
kerk
op
dat
moment.
Maar
van
dat
moment
af
ging
de
kerk
wel
dicht
en
werd
het
orgel
elders
opgeslagen.
En
zo
heb
ik
dus
de
eerste
negen
a
tien
jaar
in
Kampen
orgel
gespeeld
in
alle
andere
kerken,
waar
de
gemeente
naar
uitweek!"
Willem
Zwart
is
de
tweede
generatie
Zwart
als
kerkorganist.
Ook
de
derde
generatie
is
er
al,
want
zijn
zoon
Everhard,
die
aan
het
conservatorium
in
Rotterdam
studeert,
is
in
die
stad
organist
in
de
Bergsingelkerk.
De
eerste
generatie
was
vader
Jan
Zwart.
Een
"Zaankanter",
die
zijn
hele
leven
in
Zaandam
is
blijven
wonen
[niet
geheel
juist],
maar
organist
was van de Lutherse kerk in Amsterdam.
Schrijven voor "amateurs"
"We
waren
met
dertien
kinderen
thuis,"
vertelt
Willem
Zwart
ons.
"En
dat
vader
Zwart
organist
was
in
hart
en
nieren
bracht
voor
zijn
kinderen
die
dat
wilden
het
voordeel
met
zich
mee
dat
zij
dagelijks
les
konden
krijgen.
We
werden
niet
echt
gestimuleerd
in
de
richting
van
het
orgel,
maar
toch
werden
er
uit
ons
gezin
vijf
organist,
waarvan
vier
"beroeps".
Mijn
broer
Dirk,
die
ouder
is
dan
ik, studeerde eerst voor onderwijzer. Maar hij is nu nog steeds kerkorganist in Rotterdam en geeft veel concerten …"
Iedere
dag
les:
hij
noemt
het
nu
een
voordeel.
Maar
als
hij
aan
die
tijd
terugdenkt,
geeft
hij
volmondig
toe
dat
hij
daar
als
kind
eigenlijk
vaak
een
hekel
aan
had.
"Ik
zat
soms
piano
te
spelen
en
dan
stampte
ineens
vader
boven
op
de
vloer.
"Je
speelt
in
f,
hé?
Riep
hij
dan.
"Maar
dat
moet
je
in
fis
doen!"
Feest
was
het
alleen
als
ik
met
vader
mee
mocht
voor
een
concert
als
registrant,
want
dan
mocht
ik
een
uurtje
eerder
weg
van
school.
Voor
een
jochie
van
een
jaar
of
tien
-
ik
was
pas
twaalf
toen
mijn
vader
stierf
-
was
zo'n
extra
uurtje
vrij
een
evenement.
"Een
organist
zonder
registrant
net
zoiets
als
een
blinde
zonder
geleidehond",
zei
m'n
vader
altijd.
En
van
dat
werken
als
registrant
met
mijn
vader
heb
ik
natuurlijk
ontzettend
veel
geleerd.
Je
begreep
de
muziek
nog
wel
niet,
maar
je
hoorde
het
toch.
En
later
bleek,
hoeveel
ik
daarvan
had
onthouden:
o
ja,
da't
moest
ik
zo'
doen!"
Vader
Jan
Zwart
is
voor
veel
amateurs,
die
klassiek
spelen
en
zeker
voor
talloze
kerkorganisten
geen
onbekende.
Want
hij
heeft
enorm
veel
geschreven voor de amateur-organist.
"Al
dat
werk
van
mijn
vader
heb
ik
later
op
de
plaat
gezet"
verteld
Willem
Zwart,
"en
dat
waren
meteen
al
acht
platen!
Bijna
allemaal
koraalgebonden
muziek.
"We
hebben
wel
drieduizend
organisten
in
Nederland",
zei
m'n
vader,
"en
daar
zijn
misschien
wel
honderd
toporganisten
bij
…
maar
waar
is
hun
produktie?
Wat
hebben
zij
geschreven
voor
de
anonieme
kerkorganist,
die
niet
goed
kan
improviseren?"
Dat
schrijven
is
hij
toen
zelf
gaan
doen
in
de
dertiger
jaren.
"Goede
gebruiksartikelen
voor
de
kerkorganist"
noemde
hij
zijn
werk
zelf!
En
eigenlijk
is
het,
als
je
het
goed
nagaat,
nog
net
zo
als
in
die
tijd
van
mijn
vader.
Want
waar
zijn
de
resultaten
van
nu
al
ruim
vijftien
jaar
improvisatie-concoursen
tijdens
de
Haarlemse
orgelmaand?
Er
ligt
in
de
muziekhandel misschien een stapeltje bladmuziek van een paar centimeter …"
Muziek moet leven!
In
de
voetsporen
van
zijn
vader
is
ook
Willem
Hendrik
Zwart
gaan
componeren
voor
de
anonieme
amateur.
Enkele
weken
geleden
verscheen
van
zijn
hand
een
grote
fantasie
over
Psalm
25,
erg
goed
te
gebruiken
voor,
na
of
tijdens
een
eredienst.
"Feike
Asma
heeft
hem
ook
meteen
op
een
van
zijn
platen
gezet,"
vermeldt
de
heer
Zwart
met
gepaste
trots.
Ook
wat
kortere
fantasieën
over
de
Psalmen
94
en
96
verschenen
bij
muziekuitgever
Unison[g]
in
Amsterdam,
en
in
juli
1982
volgen
de
Psalmen
116,
84
en
81.
"De
organist
kan
dat
natuurlijk
mooi
of
lelijk
vinden,"
zegt
Willem
Zwart,
"maar
er
IS
tenminste
wat!
Van
Psalm
25
is
inmiddels
trouwens
al
een
tweede
druk
verschenen
en
dat
is
goed
teken!
Het
is
orgelmuziek
die
ook
geschikt
is
voor
de
serieus
studerende
amateur
thuis,
ook
op
een
elektronisch
orgel.
Maar
als
een
"huisorganist"
ook
ooit
wel
eens
op
een
pijporgel
wil
gaan
speken,
moet
hij wel de pedalen laten uitbreiden van zijn elektronisch instrument."
Vanzelfsprekend
brengt
die
opmerking
ons
de
vraag,
hoe
organist
Zwart
tegenover
dat
elektronisch
orgel
staat.
Zijn
antwoord
valt,
zeker
ook
wat
studiemogelijkheden
voor
klassieke
organisten
betreft,
positief
uit
-
en
dat
is
heel
wat
voor
iemand
die
zo
gelukkig
is
om
op
ieder
uur
van
de
dag
en
van
de
nacht
op
zo'n
schitterend
pijporgel
te
kunnen
spelen
als
dat
van
Hintsz
in
de
Kampense
Bovenkerk.
"Mijn
kerk
staat
helemaal
apart
en
ik
zit
hier
soms
's
nachts
om
twee,
drie
uur
nog
te
spelen!
Daar
heeft
niemand
last
van!
Maar
in
veel
kerken
is
dat
onmogelijk
en
dan
is
het
een
uitkomst
voor
de
organist
als
hij
een
elektronisch
orgel
thuis
heeft,
om
te
studeren.
Ik
vind
trouwens
een
organist,
die
het
elektronische
orgel
helemaal
afwijst,
bekrompen.
Ik
speel
ieder
jaar
een
keer
op
een
Johannesorgel
in
de
Feike
Asmazaal
in
Ede
en
ik
heb
ook
wel
eens
gespeeld
bij
een
muziekhandelaar,
als
ik
daar
in
de
omgeving
een
concert
gaf
en
hij
me
om
een
demonstratie
van
een
elektronisch
orgel
vroeg.
Je
moet
geen
strenge
bakkebaardjes
kweken
in
de
muziek.
Muziek
moet
leven!
Ik
vind
ook
dat
je
als
klassiek
organist
best
jezelf
mag
laten
horen.
De
mensen
mogen
best
horen
dat
ik
het
ben,
die
speelt.
Er
zijn
natuurlijk
mensen
met
"strengere"
opvattingen,
die
je
dat
kwalijk
nemen.
Maar
ikzelf
ben
er
trots
op,
dat
bij
een
improvisatiewedstrijd
van
de
vier
organisten,
waar
bij
het
publiek
de
organist
moest
raden,
98%
van
de
luisteraars
mij
"als
nummer
drie"
herkende!
Dan
blijkt
dat
je
toch
een
eigen
geluid
hebt."
Hij
vind
wel
dat
die
vrijheid
niet
mag
ontaarden
en
noemt
het
voorbeeld
van
een
kerkorganist
die,
omdat
Dierendag
nabij
was,
in
de
kerk
improviseerde
over
liedjes
als
de twee beren, die broodjes smeren en toen onze Mops een Mopsje was. "Dat gaat natuurlijk te ver!"
Maar
stop
muziek
niet
in
een
kastje
met
de
bedoeling
dat
je
er
nooit
meer
mag
aankomen,
er
nooit
meer
iets
aan
mag
veranderen,"
vindt hij. "Scarlatti componeerde voor klavecimbel, maar je mag het best op de piano of op het orgel spelen!"
Over restauratie
Eenzelfde
mening
komt
ook
naar
voren
waar
het
de
restauratie
betreft
van
ons
oude
orgelbezit.
"Mijn
vader
heeft
in
zijn
tijd
al
veel
geschreven
tegen
bepaalde
vormen
van
restauratie,
want
je
mag
een
orgel
natuurlijk
nooit
restaureren
naar
de
smaak
van
de
een
of
andere
plaatselijke
organist.
En
dat
gebeurde
vroeger
nogal
eens.
Maar
nu'
slaat
het
wel
eens
door
naar
de
andere
kant
en
halen
ze
alles
weg
wat
er
na
de
oorspronkelijke
bouw
is
bijgekomen
en
mag
er
helemaal
niets
worden
veranderd.
Dat
is
natuurlijk
ook
onzin!
Vroeger
maakten
ze
bijvoorbeeld
tussen
de
toets
en
de
pijp
verbindingen
van
hout
op
hout
en
dat
rammelt!
Daar
mag
je
best
leer
of
vilt
tussenzetten.
Vooral
als
je
een
orgel
geschikt
wil
maken
voor
radio-
en
grammofoonopnamen.
Ik
vind
het
een
erg
goede
zaak
als
dat
gebeurt.
Een
mooi,
oud
orgel
hoef
je
toch
niet
in
het
isolement
van
een
kerk
te
laten?
Laat
iedereen
er
maar
van
genieten
via
de
radio
of
een
plaat!
Het
Mullerorgel
in
de
Bavo
in
Haarlem
is
schitterend
gerestaureerd,
maar
ik
ken
andere
orgels,
die
ze
bij
de
restauratie
"precies
zo
als
vroeger"
hebben
gelaten
en
dat
rammelt
als
ik
weet
niet
wat!
In
Oirschot
in
Brabant
speelde
ik
eens
op
een
orgel,
dat
ontstemd
raakte
tijdens
het
spelen
omdat
er
een
registratieknop
niet
deugde.
Toen
ik
voorstelde
om
dat
te
verhelpen,
gingen
de
handen
ontsteld
de
lucht
in:
"Ja
maar
het
is
zo
gebouwd!"
Als
die
orgelbouwer
nu
nog
eens
terug
zou
komen,
heb
ik
geantwoord,
zou
hij
waarschijnlijk
in
de
lach
schieten
en
vragen
of
we
in
die
paar
honderd
jaar
nou
nog
niet
geleerd hebben hoe je dat goed moet maken!"
Willem
Hendrik
Zwart
heeft
veel
werk
op
de
grammofoonplaat
gezet.
"Ik
weet
niet
eens
meer
hoeveel
platen
ik
inmiddels
heb
gemaakt,"
zegt
hij.
"Maar
er
zijn
opnames
voor
gemaakt
in
de
Bavo
in
Haarlem,
in
de
Laurenskerk
in
Rotterdam
en
natuurlijk
op
"mijn eigen orgel" in Kampen.
Behalve
in
Nederland
is
hij
ook
in
de
Verenigde
Staten
zeer
bekend,
waar
hij
een
graag
gezien
gast
is
op
vele
"colleges"
voor
het
geven
van
improvisatieles:
aan
het
Calvin
College
in
Grand
Rapids,
het
Concordia
Colege
in
Chicago,
het
Dordt
College
in
Sioux
Center.
Napratend
komen
we
terecht
bij
muzikale
voorkeuren.
"Och,
ik
weet
het
niet
…"
peinst
organist
Zwart.
"Er
is
zoveel!
En
bijna
alles
is
zo
mooi!
Maar
als
je
me
nu
zou
vragen
wat
ik
mee
zou
nemen
naar
een
onbewoond
eiland,"
(we
vroegen
het
niet!),
"dan
natuurlijk
allereerst
Bach.
En
Reger.
En
Franck.
En
Buxtehude.
En
…
zie
je
wel!
Ik
zou
niet
kunnen
kiezen!
Of
ik
zou
een
heel
vliegtuig
moeten
mogen charteren om het vol te stouwen!"
Corinne van Moorselaar
Orgelwereld, 3e jaargang nummer 3 (1982)
(1982) "Ik maak me wel eens schuldig aan te veel enthousiasme"
Een
van
de
zonen
van
Jan
Zwart
die
om
den
brode
het
vak
muziek
beoefenen
is
Willem
Hendrik,
organist
van
de
Bovenkerk
in
Kampen.
Wanneer
ik
op
de
afgesproken
tijd
op
zijn
aanwijzing
als
een
roodborstje
op
een
van
de
ramen
van
de
kerkeraadskamer
[consistoriekamer]
tik,
zwaait
even
later
de
grote
torendeur
van
de
Bovenkerk
open.
Hoewel
deze
entree
niet
de
koninklijke
ingang
is,
kom
je
zo
toch
ook
bij
het
kolossale
orgel
terecht.
Een
gevoel
van
nietigheid
bekruipt
je.
Je
kent
de
weg
niet
in
de
62
registers
van
dit
waarlijk
schitterend
instrument.
"Spelen!"
beslist
mijn
gastheer.
Mijn
weifeling
helpt
niets.
"Proeven,
dat
is
de
beste
manier!"
Enkele
ogenblikken
later
leeft
de
klank
van
het
instrument
onder
m'n
vingers.
De
kennismaking
met
een
van
Nederlands
schoonste
orgels
is
onuitwisbaar.
Wat
een
voorrecht
om
organist
van
zo'n
orgel
te
zijn.
Dat
wordt
dan
ook
grif
door
Willem
Hendrik
erkend.
Hij
is
de
jongste
zoon
uit
het
gezin
van
de
bekende
Jan
Zwart
(1877-1937).
Als
12e
telg
werd
hij
op
26
mei
1925
geboren
en
groeide
op
temidden
van
muziek.
"Pa
was
misschien
wel
erg
omstreden,
maar
natuurlijk
ook
erg
muzikaal,
en
mijn
moeder
ook.
Dus
werd
mij
van
twee
kanten
de
liefde
voor
het
orgel
bijgebracht.
Wonderlijk
dat
ook
mijn
kinderen
dat
weer
hebben. Bij mijn zonen is dat ook weer als een soort rode draad door het geslacht."
Was vader in uw jonge jaren al omstreden of is die visie van latere datum?
"Nee
hoor,
ook
toen
al.
Met
de
inhoud
van
zijn
artikelen
riep
hij
natuurlijke
weerstanden
op.
Hij
schreef
zo
ontzettend
positief
Christelijk,
terwijl
zijn
collega's
meer
liberaal
van
instelling
waren.
Hij
vond
dat
zij
met
die
geestesgesteldheid
niet
in
de
kerk
behoorde te spelen."
Hoe lag dat toen, muzikaal gezien?
"Hij
was
in
Nederland
eigenlijk
de
enige
die
fulmineerde
tegen
een
man
als
Straube.
Met
diens
Bach-registratievoorschriften
veegde
hij
de
vloer
aan.
Pa
stamde
uit
de
Mendelssohnschool,
Hendrik
de
Vries,
De
Lange,
Bastiaans,
maar
ergens
was
hij
toch
een
eenling.
Een
van
de
weinigen
die
historisch
onderzoek
begon
naar
oude
orgel(bouw)
praktijken.
Zo
was
het
altijd
"orgel"
thuis.
Als
jongen ging ik mee naar z'n orgelconcerten. Ik vond zijn eigen werken het mooist; dat was een stuk herinnering."
Zo
schetst
Willem
Hendrik
zijn
jeugd.
In
het
begin
van
de
oorlog
begon
hij
zijn
muzikale
opleiding
die
hij
met
vallen
en
opstaan
voltooide
bij
mensen
zoals
George
Stam,
Simon
C.
Jansen
,
Stoffel
van
Viegen
en
Willem
Mudde.
Een
brede
oriëntatie
dus,
waarna
hij
het
vak
inging
als
leraar
schoolmuziek.
Totdat
hij
in
1973
geveld
werd
door
een
hartinfarct.
Vanaf
die
tijd
moest
hij
het
rustiger
aan doen.
Van Feike Asma is de uitspraak bekend: "Zonder Jan Zwart geen hedendaagse orgelcultuur". Hoe plaatst u dat?
"Ja,
kijk.
Pa
had
een
enorm
voordeel
door
de
NCRV.
Hij
was
er
vaste
organist
dus
kon
1½
uur
vullen
en
leverde
daarnaast
zijn
causerieën
in
de
gids
Hij
stimuleerde
daarin
tot
historisch
onderzoek
en
heeft
een
soort
"opwekkingsbeweging"
teweeggebracht.
Archiefonderzoek
werd
ter
hand
genomen.
Wat
heeft
hij
niet
geschreven:
"Waar
blijven
onze
Nederlandse
organisten
met
koraalvoorspelen?"
En
daar
kwamen
Pijlman
en
Zorgman
met
hun
bundeltjes.
En
pa
schreef
dan:
ach
mensen,
met
het
niveau
heb
ik
niets
te
maken,
ik
ben
geen
adviseur,
maar
er
wordt
tenminste
wat
gedaan.
Hij
vond
het
triest
dat
grote-stadsorganisten,
die
gedurende
25
jaar
honderd
diensten
per
jaar
spelen,
waarin
zij
per
dienst
zeg
maar
drie
voorspelen
maakten
(is
in
totaal
7500
voorspelen)
er
geen
tien
aan
het
papier
toevertrouwden.
Zo
zitten
vandaag
de
dag
nog
honderden
organisten
te
gillen
om
voorspelen, afgezien van het klankidioom. Hoevelen hebben alleen Worp voor zich staan?"
Afgezien van het klankidioom?
"Inderdaad.
Dat
ligt
verschillend,
maar
dat
is
toch
een
gezonde
zaak?
Mag
het!
Het
zou
ongezond
zijn
wanneer
iedereen
uniform
zou spelen."
Wat denkt u van Jan Zwart-vertolkingen van anderen? Ewald Kooiman bijvoorbeeld?
"Pretendeert
Kooiman
Zwart-vertolker
te
zijn?
Ik
dacht
het
niet.
Maar
Simon
Jansen
speelde
ook
werken
van
pa.
Hij
vroeg
mij
dan:
"Hoe
vind
je
dat?"
Nou,
ik
vond
het
heel
anders,
maar
vond
dat
het
zo
ook
kon.
Dat
neemt
niet
weg
dat
ik
gewoon
anders
speel.
Mijn orgel-aanpak is anders. Dat wil niet zeggen: beter of mooier."
Toch kan het uitwisselen in visie leerzaam zijn.
Ja, maar dat gaat vaak onder vier ogen. Mijn visie is geen wet!"
Uw
vader
had
een
sterk
protestantse
inslag,
was
Luthers,
terwijl
de
rest
van
het
gezin
Gereformeerd
was,
en
dat
gaf
geen
problemen. Hoe moet ik dat rijmen?
Ik
heb
een
idee
dat
pa
wat
dat
betreft
geestelijk
z'n
klimaat
vooruit
was.
Hoe
was
de
gereformeerde
mentaliteit
in
de
dertiger
jaren?
Pa
werd
om,
zelf
zei
hij:
door
het
orgel
Luthers.
Van
mij
zou
je
kunnen
zeggen:
Zwart,
je
bent
van
huis
uit
Gereformeerd,
maar
omdat
je
nou
Kampen
kreeg
ben
je
Hervormd
geworden.
Hoe
werd
zoiets
in
de
dertiger
jaren
opgevat?
Dat
stond
helemaal
niet
op
de
voorgrond!
Ik
zal
nooit
mijn
eerste
catechisatie
vergeten.
Ik
moest
een
schrift
meenemen,
en
daar
ging
die:
Kenmerken
van
de
ware
kerk….
En
daar
kwam
het
rijtje.
Kerken
die
daar
niet
aan
voldoen
zijn
valse
kerken
….
weer
een
rijtje.
Ik
kwam
thuis
en
zei:
pa,
u
bent
lid
van
een
valse
kerk.
Ja,
dat
weet
ik,
zei
hij,
maar
eh
….
Heb
je
nog
huiswerk?
Kijk,
daar
zag
hij
natuurlijk
door
heen.
Het was voor hem geen principiële zaak, daarom dreef het ook geen wig binnen het gezin."
Het
voertuig
van
de
lofzang
moet
een
gouden
koets
zijn,
heeft
u
eens
gezegd.
U
hebt
makkelijk
praten
hier
in
de
Bovenkerk,
maar uw collega in een achteraf-kerkje op een harmonium, dat voertuig reikt toch ook verder dan het plafond?
"Laten
we
dat
wel
hopen
ja.
Neen,
dat
bedoel
ik
niet.
Ik
geloof
dat
wij,
als
Calvinisten,
met
de
mond
wel
de
lofzang
belijden,
maar
in
wezen
denken:
och,
laten
we
maar
een
versje
zingen,
het
hoort
er
bij.
Die
mentaliteit
is
er,
zonder
meer!
Dat
is
dan
Calvinistisch.
Het
zingen
in
de
eredienst
hoort
er
bij,
als
een
noodzakelijk
kwaad.
Wat
wordt
er
bij
de
predikantenopleiding
aan
het
kerklied
gedaan?
Nul
komma
nul!
De
kerk
moet
niet
met
twee
monden
praten.
Vanuit
de
kerk
is
er
geen
belangstelling
voor
de
kerkzang.
Natuurlijk, ze moet de organist te woord staan …."
Het preken is nog steeds het belangrijkste?
"Uitsluitend!"
Moet ook belangrijk zijn!
Ja,
maar
nou
haalt
u
er
een
lettergreep
af!
….
maar
vanwege
de
tijd
broeders
en
zusters,
gaan
we
eindigen
….
En
de
lofzang
wordt
weggelaten.
De
lofzang
hangt
er
bij.
Wanneer
je
een
orgel
adviseert,
is
het
altijd:
ja
maar,
kunnen
we
dat
geld
niet
beter
hier
of
daar
aan
besteden?
Dan
wijs
ik
altijd
op
de
geschiedenis
van
de
zalving
van
Jezus,
weet
u
wel,
die
dure
zalf
uit
die
albasten
kruik.
Let
wel,
het
is
uit
den
boze
om
alleen
voor
de
organist
een
orgel
te
bouwen.
Ik
verwacht
in
Rotterdam-Alexanderpolder
geen
Bovenkerk-orgel, maar verwacht overal "naar vermogen" een "gouden koets". Het is een mentaliteitskwestie."
Hoe werkt dat door in uw adviezen?
"In
bovengenoemde
sfeer.
Ik
adviseer
geen
geld
uit
te
geven
voor
iets
wat
het
niet
waard
is.
Neem
de
Geref.
Gemeente
in
Ned.
te
Barneveld.
Ik
heb
gezegd:
dat
ouwe
ding
moet
je
niet
meer
opknappen;
laat
een
nieuw
orgel
bouwen.
Nu
zijn
ze
ape-trots.
Vandaag de dag, met een achteruithollende economie ga je je geld toch niet slecht investeren? Je wilt kwaliteit hebben!"
Als
organisten
zetten
we
allemaal
op
onze
eigen
manier
die
lofzang
op
dat
voertuig.
Toch
zijn
er
normen,
muzikale
regels
en
normen die de kerk aan de muziek stelt. Hoe beweegt u zich daar tussen?
"Ja,
ik
zal
wel
eens
over
die
grens
schieten.
Wie
ben
ik.
In
't
verkeer
maak
je
ook
wel
eens
overtredingen
hè.
Later
denk
ik
dan
wel
eens:
dat
is
toch
wel
teveel
geweest.
Er
zijn
ook
diensten,
dat
je
je
realiseert
vreselijk
ongeïnteresseerd
te
spelen.
Maar
ik
ben
bang
dat
ik
me
meer
aan
enthousiasme
schuldig
maak
dan
aan
ongeïnteresseerdheid.
's
Zondags
ben
ik
altijd
vroeg
in
de
kerk.
Je
weet
de te spelen psalmen. Je bent je in gedachten aan het voorbereiden. Ik zit me dan als het ware op te laden."
Met zo'n orgel kan ik me dat voorstellen.
"Dat instrument doet me wat, ja."
U heeft ook zo het een en ander aan muziek uitgegeven. Gaat u met deze handreiking door?
"Ik
kan
me
niet
voorstellen
dat
men
op
mijn
muziek
zit
te
wachten.
En
muziek
schrijven,
man,
het
is
zo'n
heidenswerk.
Ach,
je
krijgt soms telefoontjes van luisteraars die je verzoeken dit of dat op te schrijven, maar voor een enkeling kun je dat niet doen."
U heeft in elk geval niet de pretentie uw compositorische gaven op papier te zetten?
Nee,
die
pretentie
heb
ik
zeer
beslist
niet.
Ook
niet
met
psalm
25
die
laatst
is
uitgegeven.
Ach,
hoe
gaat
dat
met
iets
wat
eigenlijk
een
improvisatie
is?
Je
gaat
het
opschrijven,
je
blijft
aan
het
uitgummen
en
tenslotte
blijft
er
iets
heel
anders
over.
Wanneer
je
iets
van een improvisatie op gaat schrijven, dan kom je vaak tot de conclusie dat het zo niet kan.
U maakt ook concertreizen naar Amerika en Canada?
"Ja,
je
komt
daar
niet
alleen
in
een
ander
land,
maar
ook
in
een
andere
wereld.
Verwacht
daar
geen
Bovenkerk-orgels,
maar
je
ontmoet
er
wel
een
klankbodem.
Ze
nodigen
me
steeds
weer
uit.
Dat
zijn
geslaagde
reizen
wanneer
je
met
een
orderportefeuille
terugkomt."
Heeft men ook daar z'n favorieten?
"O
ja,
de
mensen
zijn
overal
eender.
Hoe
gaat
dat.
U
gaat
emigreren
en
enkele
jaren
later
bent
u
in
de
gelegenheid
een
orgelfavoriet
te
beluisteren.
Die
kans
pak
je
toch!
Op
een
dergelijk
concert
komt
een
brok
Nederland.
En
na
afloop:
het
verzoek
te
improviseren
op
het
Wilhelmus.
En
dan
de
samenzang:
het
eerste
couplet,
machtig.
Maar
dan:
Mijn
schild
en
de
Betrouwen.
Dan
komen de zakdoeken. Wat een sfeer!"
Muziekbijlage Reformatorisch Dagblad (april 1982)
(1982) Willem Hendrik Zwart vertelt over zijn recente orgeltournee
KAMPEN
-
"De
kerstdagen
liggen
wat
ons
betreft
gunstig
dit
jaar:
een
zaterdag
en
een
zondag.
Zou
kerst
op
bijvoorbeeld
donderdag
en
vrijdag
vallen,
dan
zou
je
weer
kunnen
spreken
van
een
soort
"vierdaagse
veldtocht"
voor
organisten
en
dominees".
"Of
je
zou
het
kunnen
hebben
over
"hooibouw-in-de-kerstsfeer".
Dan
kan
er
sprake
zijn
van
afmattende
dagen,
niet
alleen
waar
het
betreft
begeleiden
van
kerkdiensten,
maar
vlak
ook
de
vele
kerstwijdingen
en
kerstconcerten
rond
de
kerstperiode
niet
uit.
En
toch
blijft
kerst
me
iedere
keer
weer
wat
doen,
ook
al
speel
je
soms
vijf
tot
tienmaal
het
"Ere
zij
God"
of
het
"Stille
nacht".
't
Blijft
een
mooi
feest!",
aldus
de
organist
van
de
Bovenkerk,
Willem
Hendrik
Zwart
in
zijn
woning
aan
de
Ebbingestraat.
We
bezochten
hem
om
ervaringen
te
vernemen
over
het
organistenleven
tijdens
de
kerstdagen,
maar
ook
in
het
bijzonder
vroegen
we
hem
te
vertellen
over
de
elfde
orgeltournee,
van
een
maand,
door
Amerika
en
Canada,
die
hij
onlangs
afsloot.
"Het
was
weer
een
belevenis",
vertelt
Willem
Hendrik
op
een
gure
decembermiddag,
terwijl
op
vele
plaatsen
in
Kampen
Kerststad
de
adventssterren
weer
zijn
verschenen
achter
de
ruiten
en
hier
en
daar
de
eerste
kerstbomen
al
opgetuigd
in
de
huiskamers
staan,
al
vroeg
in
afwachting van de kerstdagen 1982.
Vanavond,
donderdag
23
december,
verleent
hij
als
Bovenkerk
organist
medewerking
aan
een
groot
kerstconcert
in
de
Rotterdamse
Doelen.
Het
zal
een
van
de
vele
optredens
zijn
als
begeleider
of
concertgever,
die
in
de
maand
december
altijd
worden
gehouden,
naast
een
op
zichzelf
al
drukke
concertpraktijk
gedurende
het
gehele
jaar.
Ieder
optreden
vraagt
de
nodige
voorbereiding.
Daarom
huist
Willem
Hendrik
Zwart
ook
in
decembermaand
vaak
in
de
Kamper
Bovenkerk,
evenals
hij
iedere
zaterdagavond
doet,
wanneer
de
begeleiding
van
de
zondagse
kerkdiensten
moet
worden
voorbereid.
Met
name
het
uitgebreide
voorspel
voor
wat
Zwart
de
"kollektezang"
noemt,
vraagt
iedere
keer
voorbereiding.
Het
eerste
wat
de
organist
van
de
Bovenkerk
doet
is
het
opnemen
van
de
psalmen
en
gezangen,
die
de
koster
al
heeft
aangebracht
op
de
liturgieborden.
Vervolgens
wordt
er
een
schetsje
in
notenbalken
in
c-groot
of
a-klein
gemaakt.
"Ik
ervaar
zoiets
iedere
keer
weer
als
een
uitdaging",
aldus
Willem
Hendrik
Zwart.
Hij
ziet
als
rechtgeaard
organist
niet
op
tegen
tien
kerstoptredens
met
bijvoorbeeld
zeven
keer
het
spelen
van
het
"Ere
zij
God"
of
het
"Stille
nacht".
De
door
hem
gecomponeerde
cantusfirmuspartijen
bij
eerstgenoemd
gezang
zullen
ook
tijdens
de
kerstdagen
van
dit
jaar
weer
in
vele
vaderlandse
kerkgebouwen
door
de
koren
worden
gezongen
en
door
de
organisten
adequaat worden begeleid.
Vast publiek
Temidden
van
zijn
drukke
concertpraktijk
en
het
afgelopen
jaar
nog
de
uitreiking
van
een
nieuwe
gouden
plaat
in
verband
met
de
succesvolle
verkoop
van
grammofoonplaten,
was
er
de
orgeltournee
door
Canada
en
Amerika.
Iedere
keer
weer
een
belevenis!
Het
programmaboekje
van
de
tournee
vermeld
een
zevental
programma's,
waaruit
de
orgelcomités,
die
hem
uitnodigden
voor
deze
tournee,
een
keuze
konden
maken.
Willem
Hendrik
werd
ook
tijdens
deze
trip
vergezeld
door
zijn
trouwe
en
sterke
echtgenote.
De
reis
vermeldde
optredens
in
South
Holland,
Illinois,
Bourbonbais
[Bourbonnais]
Palos
Heights,
eveneens
in
Illinois,
Sioux
Center
en
Orange
City,
Iowa,
Sarnia,
St.
Catharines,
Hamilton
en
Grimsby
in
Ontario
Canada,
het
befaamde
Calvin
College
in
Grand
Rapids,
Kalamazoo
terwijl
de
orgeltoernee
werd
besloten
met
een
optreden
in
de
Central
Reformed
Church,
eveneens
is
Grand
Rapids,
Michigan.
"Toen
was
ik
wel
even
bek
af",
vertelt
Zwart.
"Het
blijft
een
vrij
inspannend
maar
ook
zeer
dankbaar
ervaart
gebeuren.
In
de
loop
der
jaren
krijgt
men
de
beschikking
over
een
vast
publiek,
Willem
Hendrik
Zwart
trekt
in
de
plaatsen,
waar
veel
Nederlandse
emigranten
wonen,
volle
kerken.
Al
naar
gelang
het
aantal
zitplaatsen
varieert
het
in
de
orde
van
grootte
van
vier
tot
elfhonderd.
De
voorpubliciteit,
verzorgd
door
de
inviterende
orgelcomités
,
geschiedt
in
hoofdzaak
via
de
plaatselijke
televisiestations,
vaak
geruime
tijd
voordat
het
optreden
plaats
vindt
en
op
de
dag
dat
het
geschiedt.
In
de
kranten
is
er
weinig
of
geen
voorpubliciteit,
via
de
TV
des
temeer.
Het
portret
van
de
organist
verschijnt
dan
op
het
scherm,
vergezeld
gaande
van
het
vertellen van een korte levensloop en mededelingen over de te spelen programma.
Het
optreden
voor
emigranten
die,
naar
telkens
weer
blijkt,
niet
geheel
en
al
los
zijn
van
het
vaderland
dat
zij
verlieten,
is
iedere
keer
een
aparte
belevenis.
In
Amerika
is
er
sprake
van
een
derde
of
vierde
generatie
nakomelingen
van
emigranten,
die
vaak
rond
de
eeuwwisseling
naar
de
Verenigde
Staten
emigreerden
en
zich
bijvoorbeeld
in
grote
getale
in
Iowa
vestigden.
Die
latere
generaties
van
emigranten
nakomelingen
spreken
vaak
nog
min
of
meer
Nederlands,
maar
het
betreft
er
een
ander
publiek
dat
naar
de
concerten
van
de
Nederlandse
organist
komt
dan
in
Canada,
waar
sprake
is
van
een
eerste
of
tweede
emigrantengeneratie, uit Nederland afkomstig, met dus "versere" en meer herinneringen aan het land van herkomst.
Jan Zwart
In
de
streken
waar
Willem
Hendrik
Zwart
optrad,
is
er
sprake
van
een
zeer
sterk
en
meelevend
kerkelijk
gebeuren.
De
band
met
het
"calvinistische
moederland"
bleef
er
sterk.
In
Hamilton,
in
Grand
Rapids,
in
Orange
City
en
noem
de
andere
plaatsen
maar
op,
in
de
meeste
gevallen
ligt
de
muziek
van
zijn
vader
Jan
Zwart
er
in
de
muziekkasten
van
de
orgels.
Zoals
ook
in
Nederland
het
geval
is,
is
de
naam
Jan
Zwart
er
een
begrip
gebleven
en
een
voortreffelijke
introductie
voor
de
concerterende
zoons
van
de
bekende organist.
De
kwaliteit
van
de
orgels
in
de
kerkgebouwen
in
Amerika
en
Canada
is
over
het
algemeen
zeer
goed.
Het
zijn
meestal
volledig
geëlectrificeerde
instrumenten.
Bespeel
je
in
Nederland
een
orgel
met
50
stemmen,
dan
is
dat
al
héél
wat.
Maar
in
Amerika
blijken
ze
het
bij
70
tot
80
stemmen
pas
werkelijk
aardig
te
vinden!
Merkwaardig
is
dat
het
orgel
tijdens
de
diensten
in
de
kerkgebouwen
niet
als
een
gemeentezang
begeleidend
instrument
wordt
gezien
en
dat
de
piano
daarvoor
veel
meer
wordt
gebezigd.
Een
orgel
in
die gebieden is meer een concertinstrument.
"Deze
keer
was
het
bezoek
aan
de
concerten
helemaal
overweldigend.
Dat
kwam
door
de
bijzondere
weersomstandigheden.
De
mensen
moeten
er
vaak
honderd
of
meer
kilometers
voor
reizen
om
de
concertplaats
te
bezoeken.
En
in
november
kunnen
in
bijvoorbeeld
Iowa
geduchte
sneeuwstormen
woeden,
die
de
sneeuw
tot
een
halve
meter
kan
opjagen.
Dan
gaan
de
muziekliefhebbers minder snel op reis voor het bijwonen van een concert als bij goed weer."
Bezienswaardigheid
De
concertgever
wordt,
voorafgaande
aan
het
optreden,
ingeleid
door
de
voorzitter
van
het
organiserende
orgelcomité.
De
ene
keer
werd,
ook
nu
weer,
Willem
Hendrik
joviaal
aangekondigd
als
William,
Willem
of
zelfs
Bill.
"Iedere
keer
had
ik
in
het
begin
last
van
nervositeit,
vooral
ook
wanneer
je
die
volle
kerkgebouwen
ziet.
Je
bent
dan
al
vanaf
drie
uur
's
middags
met
het
orgel
bezig
geweest,
want
je
moet
het
goed
leren
kennen
voordat
het
concert
begint.
Bovendien
is
het
niet
zoals
bij
de
meeste
orgels
in
Nederland,
dat
de
organist
verdekt
zit
opgesteld
en
men
alleen
uitzicht
heeft
op
de
orgelgaanderij
met
de
pijpen.
Neen,
in
veel
gevallen
staat
in
Canadese
en
Amerikaanse
kerkgebouwen
het
instrument
in
het
midden
in
het
gebouw
of
op
een
plek,
waar
negen
van
de
tien
concertgangers
de
organist
aan
het
werk
kunnen
zien.
Dat
is
aanvankelijk
knap
wennen,
vertelt
Willem
Hendrik. Je bent dan als uitvoerend kunstenaar tegelijkertijd ook nog een soort bezienswaardigheid.
In
Nederland
gaat
het
in
de
meeste
gevallen
ook
wat
meer
stijlvol
toe
tijdens
het
geven
van
orgelconcerten.
In
Amerika
bijvoorbeeld
zouden
ze
het
nog
het
mooiste
vinden
wanneer
de
concerterende
organist
ook
nog
op
zou
treden
als
een
soort
conferencier,
met
grapje
over
te
spelen
werken
of
componisten.
Het
orgelgebeuren
speelt
er
zich
allemaal
wat
losser
af
dan
in
Nederland.
De
daar
zeer
bekende
Virgill
Fox,
enige
tijd
geleden
overleden,
was
er
een
begrip
als
uitvoerend
kunstenaar
maar
…
ook
door
de
losse
manier
waarop
hij
zich
aankondigde
en
vertelde
over
hetgeen
hij
speelde.
Hij
paarde
een
fabelachtige
speltechniek aan een menigte grapjes, die hij kon vertellen over componisten als Bach, Hayden en noem maar op.
Het Wilhelmus
De
concerten
die
Zwart
er
heeft
gegeven,
duurden
gemiddeld
anderhalf
uur.
Hij
speelde
werken
van
Bach,
Telemann,
Guilmant,
Rheinberger,
César
Franck,
Young,
Max
Reger,
Boellmann,
Driffil,
J.
Stanley,
Mendelssohn
Bartholdy,
Sweelinck,
Buxtehude
en
natuurlijk
van
vader
Jan
Zwart.
En
eigen
composities.
Er
moesten
gemiddeld
per
concert
drie
toegiften
worden
gegeven,
waaronder
ook
nogal
wat
improvisaties.
Dat
is
vaak
een
verhaal
apart.
Er
wordt
vaak
gevraagd
bekende
psalmmelodieën
te
spelen.
Het lied "Een vaste Burcht is onze God" was ook deze keer weer duidelijk favoriet.
En
…
zeker
tienmaal
tijdens
deze
tournee
heeft
Willem
Hendrik
het
Wilhelmus
moeten
spelen,
dat
dan
door
oud-emigranten
werd
meegezongen,
vooral
in
Canada.
"Bij
het
spelen
van
het
tweede
couplet,
het
"Mijn
schildt
ende
betrouwen"
komen
soms
de
zakdoeken
tevoorschijn",
vertelt
Willem
Hendrik.
"De
band
met
het
moederland
blijkt
in
vele
gevallen
nog
bijzonder
sterk
en
hecht
te
zijn.
Er
gaat
wél
wat
door
je
heen
wanneer
je
een
paar
honderd
mensen
ons
volkslied,
ver
van
Nederland
vandaan,
hoort
zingen, dat is iedere keer weer ontroerend.
Improviseren
Maar
ook
het
bekende
gezang
"De
dag
door
Uwe
gunst
ontvangen
is
weer
voorbij,
de
nacht
genaakt"
wordt
veel
gevraagd
en
…
meegezongen.
Met
name
bij
het
couplet
"Die
dan,
als
onze
beden
zwijgen,
als
hier
het
daglicht
onderduikt,
weer
nieuwe
zangen
op
doet
stijgen,
ginds
waar
de
nieuwe
dag
ontluikt"
komen
de
zakdoeken
soms
te
voorschijn.
"Ik
begrijp
dat
best.
Er
zitten
zeven
uur
tijdsverschil
tussen
het
moment
dat
oud-Nederlanders
zoiets
zingen,
terwijl
men
in
Nederland
nog
slaapt
en
men
in
Canada
te
bedde
gaat
wanneer
het
in
het
oude
moederland
weer
morgen
wordt.
Het
betreft
vaak
wat
oudere
mensen,
die
nog
mooie
herinneringen
hebben
aan
het
vroeger
zingen
rond
het
orgel
in
de
Nederlandse
huiskamers.
Op
zondagavond
of
zomaar,
gewoon
op
een
avond
door
de
week.
Dat
werd
toen
veel
meer
gedaan
dan
tegenwoordig,
de
oud-emigranten
hebben
hun
hu
herinneringen aan.
Spreken
van
een
echte
orgelcultuur
in
Canada
en
Amerika?
Neen,
dat
kun
je
eigenlijk
niet,
zegt
Willem
Hendrik.
Met
name
op
het
gebied
van
de
improvisatiekunst
is
er
sprake
van
een
leemte
die,
zelfs
bij
studenten
in
de
muziek,
opvallend
genoemd
kan
worden.
Op
uitnodiging
heeft
Zwart
tijdens
deze
tournee
aan
muziekcolleges
improvisatielessen
gegeven.
Omdat
er
bijvoorbeeld
tijdens
kerkdiensten
praktisch
geen
"voorspelen"
worden
gespeeld,
de
hoogstens
korte
uit
een
voorspelboek,
is
wellicht
één
van
de
oorzaken
van
het
niet
tot
ontwikkeling
gekomen
zijn
van
de
kunst
om
te
improviseren.
Men
kijkt
er
dan
ook
zéér
van
op
dat
gastorganisten
uit
Nederland
vandaan,
met
groot
gemak
en
met
virtuositeit
een
voorspel
improviseren,
dat
tot
tien
minuten
uit
kan
lopen.
Dat
zoiets
kan
heeft
te
maken
met
de
orgelcultuur
die
men
in
Nederland
kent.
In
the
States
wordt
er
van
op
gekeken
van
je
welste.
Willem
Hendrik
Zwart
heeft
dat
ook
tijdens
de
recente
tournee
weer
gemerkt.
Opnieuw
bereikten
hem
verzoeken
om
gedurende
een
langere
periode
improvisatielessen
te
komen
geven,
terwijl
er
voorts
sterke
behoefte
blijkt
te
bestaan
aan
wat
je
zou
kunnen
noemen
een
"schriftelijke
improvisatiecursus".
Is
zoiets
mogelijk?
vragen
we
aan
Willem
Hendrik.
"Het
is
zéér
goed
te
doen
maar
…
ik
heb
er
geen
tijd
voor",
antwoordt
hij,
"Ze
hebben
me
verzekerd,
dat
Amerikaanse
muziekuitgevers
er
om
zouden
vechten.
Want
de
belangstelling
er
voor
is
in
Canada
en
Amerika
groot.
Een
paar
dagen
na
dit
interview
kreeg
Zwart
in
Kampen
bezoek
van
een
Canadese
organist,
die
hij
een
op
schrift
gezette
improvisatie,
een
soort
"voorspel"
rond
en
tot
het
Canadese
volkslied,
had
beloofd.
De
Canadees
kwam
er
speciaal
voor
langs
en
was
er
erg
blij
mee.
Men
houdt
zoiets
toch
niet
voor
mogelijk,
aldus
Willem
Hendrik,
zich
even
later
achter
de
vleugel
zettend
in
de
woning
aan
de
Ebbingestraat.
Met
fraai
uitzicht
op
het,
die
middag
zéér
grauwe
en
zéér
winterse
aandoende
Kamper
plantsoen.
Even
later
klinken
de
tonen
van
het
Canadese
volkslied
door
de huiskamer, met een mooie inleiding en een prima klinkende afsluiting.
Buiten
lag
de
stad,
die
steeds
meer
in
kerstsfeer
begon
te
komen,
met
adventssterren
voor
de
ramen.
En
de
eerste,
in
de
donkere
namiddag
al
feestelijk
flonkerende
kerstbomen
in
de
huizen.
"Het
doet
me,
ondanks
de
drukte
er
omheen
met
de
begeleiding
van
de
kerstdiensten
en
de
kerstconcerten,
toch
iedere
keer
weer
wat.
Daar
ben
ik
blij
mee!
Er
zijn
liederen,
(zie
hierboven
en
wat
ze
van
verre
afstand
los
kunnen
maken)
die,
hoe
vaak
ze
ook
gespeeld
of
gezongen
worden,
iets
los
maken
bij
de
mensen
aan
gevoelens,
die
ze
met
name
in
deze
veelal
harde
tijden
niet
kunnen
missen.
Het
feest
van
de
geboorte
van
het
kind
van
Bethlehem
is
zo'n
telkens
terugkerend
hoogtepunt.
Daarover
op
dergelijke
hoogtijdagen
op
gezette
tijden
achter
een
prachtig
instrument
als
het
orgel
van
de
Bovenkerk
is,
te
mogen
improviseren,
kun
je
een
voorrecht
noemen.
Zo
ervaar
ik
dat
ook,
aldus
op
een
donkere
decembernamiddag organist Willem Hendrik Zwart.
Theun Bleeker
Nieuw Kamper Dagblad (1982)
(1984) Vriendelijkheid kost geen geld
Boeiend maar zwaar Australisch tournee voor Willem Hendrik Zwart
Er
is
een
spreuk
die
zegt:
"Eenvoud
siert
de
mens."
Hier
vanuit
gaande
zou
men
kunnen
zeggen
dat
Willem
Hendrik
Zwart
een
goed
–
gesierd
–
mens
is.
Hoewel
hij
heel
vaak
met
een
filterloze
sigaret
tussen
de
lippen
zit,
waarvan
hij
weet
dat
het
bar
slecht
is
voor
zijn
rikketik,
mag
gezegd
worden
dat
deze
Kamper
organist
en
gevierd
kunstenaar
op
het
westelijk
halfrond,
er
goed
voor
staat.
Want
eenvoudig
van
geest
is
hij
zeker.
Wie
deze
man
ontmoet
voor
een
gesprekje
raakt
onder
de
indruk
van
zijn
eenvoud.
Wij
troffen
hem
in
hemdsmouwen,
in
de
keuken
van
een
kerkelijk
centrum
(waar
overigens
rustiger
ruimten
voldoende
voorhanden
zijn)
waar
hij
over
een
half
uur
een
concert
zal
geven.
Doel
van
het
gesprek
is
de
uitnodiging
voor
een
tournee
door
Australië in oktober van dit jaar. Hoe komt feitelijk zo’n uitnodiging uit zo’n ver werelddeel in Kampen terecht….?
Willem
Hendrik
is
een
bereisd
man.
Niet
alleen
in
eigen
land,
waar
hij
tot
in
verre
uithoeken
orgelconcerten
geeft,
maar
ook
ver
daarbuiten.
Zo
heeft
hij
al
13
(!)
concertreizen
door
de
USA
en
Canada
achter
de
rug
en
speelde
hij
ontelbare
malen
in
Duitsland,
België,
Spanje
en
Frankrijk.
"Ach,
die
concerten
in
de
buurlanden
komen
zo
vaak
voor,
dat
noem
ik
niet
direkt
buitenlandse
optredens.
Die
reizen
naar
de
USA
zijn
natuurlijk
heel
wat
anders.
Maar
vorige
week
speelde
ik
nog
in
het
Belgische
Postel,
in
een
abdijkerk"
vertelde
Zwart
met
zijn
natuurlijke
eenvoud."
Een
week
tevoren
ben
ik
daar
al
een
dag
gaan
studeren
en
daar
kijken
ze
dan
vanop,
maar
als
je
dan
voor
het
concert
komt
en
je
meld
je
bij
de
kerk
dan
staan
ze
ineens
te
schutteren.
Dan
blijkt
dat
de
Belgische
omroep
BRT,
zonder
dat
het
mij
gevraagd
was
opnamen
komt
maken.
Kijk,
dan
kun
je
twee
dingen
doen.
Je
kan
op
je
strepen
gaan
staan
en
zeggen
dat
je
honorarium
voor
zo’n
uitzending
aangepast
moet
worden.
Maar
ik
haal
dan
mijn
schouders
op
en
denk:
ik
zal
maar
extra
mijn
best
doen.
Mijn
vader
(de
legendarische
organist
en
componist
Jan
Zwart;
Red)
zei
altijd:"
Jongen,
vriendelijkheid
kost
geen
geld."
En
dat
handhaaf
ik
dan
maar
en
het
blijkt
heel
goed
te
werken.
Want
reken
maar,
en
dat
is
mijn ervaring, dat na zo’n opname door de BRT er weer meer reacties zullen komen.
Op de koffie…
Terug naar al die uitnodigingen, zeker uit verre landen. Hoe komen die nu feitelijk tot stand?
De
oorzaak
hiervoor
is
terug
te
voeren
tot
de
Hollandse
gastvrijheid
en
onze
grote
voorliefde
voor
het
koffiedrinken.
Dat
laatste
blijkt
toch
iets
nationaals
te
zijn.
"Ach,
je
bent
ergens
in
het
buitenland
op
het
orgel.
Natuurlijk
komt
de
plaatselijke
organist
met
je
praten,
en
na
afloop
van
zo’n
concert
zeg
je
dan
al
gauw:"
Joh,
als
je
tijd
hebt
kom
dan
eens
naar
Holland.
Hier
is
mijn
telefoonnummer,
dan
bel
je
naar
Kampen,
je
komt
dan
bij
mij
thuis
een
kop
koffie
drinken
en
je
kan
ook
eens
op
mijn
orgel
spelen.
In
acht
van
de
tien
gevallen
gebeurt
dat
ook
en
dan
is
zo’n
man
natuurlijk
helemaal
ondersteboven
van
het
grote
Hinsz-
orgel in de Bovenkerk. En dan, ja dan is het verder een kwestie van doorvertellen. Zo zal Australië ook wel tot stand gekomen zijn."
De
uitnodiging
voor
het
tournee
door
dat
werelddeel
kwam
van
de
Australische
Organistenbond.
In
oktober
zal
Zwart
drie
weken
door
dat
werelddeel
kruisen
en
er
een
vol,
maar
boeiend
programma
afwerken.
"Ik
moet
in
die
tijd
zestien
concerten
geven.
Vermoedelijk
een
paar
is
[in]
samenwerking
met
het
Melbourns
Symfonie
Orkest.
En
daarnaast
moet
ik
ook
nog
even
een
improvisatiecursus
geven.
Nee,
ik
zal
me
daar
zeker
niet
vervelen.
En
dit
is
ook
weer
een
zo’n
uitnodiging
die
dan
zomaar
uit-de-
lucht kwam vallen…."
Ook
1985
zal
een
druk
jaar
voor
Willem
Hendrik
Zwart
worden,
wan
dan
staan
er
nogal
wat
belangrijke
concerten
in
Duitsland
op
het
programma.
In
1985
is
het
namelijk
300
jaar
geleden
dat
de
componisten
Bach,
Handel
en
Schutz
werden
geboren
er
wordt
ter
ere
van
dit
feit
een
festival
gehouden.
Als
Nederlands
vertegenwoordiger
zal
W.H.
Zwart
in
Braunschweig
hier
aan
deelnemen.
Daarnaast
wordt
er
apart
ook
nog
een
internationaal
Bach-jaar
gehouden
waarvoor
hij
in
Duitsland
een
aantal
concerten
zal
geven.
Kortom,
om
werk
zit
deze
organist
niet
verlegen.
En,
hoe
hij
er
aan
komt…?
Joh,
nog
deze
week
kreeg
ik
een
telefonische
uitnodiging
om
in
het
Duitse
Wuppertal
te
komen
spelen,
het
moet
nog
schriftelijk
bevestigd
worden.
En
wat
blijkt?
Een
organist
uit
Grand
Rapids
in
de
USA,
die
al
eens
bij
mij
in
Kampen
was
geweest,
was
in
Duitsland
en
kwam
daar
in
Wuppertal
in
gesprek
met een collega. En zodoende….
Het kwam weer door dat kopje koffie.
Hij
steekt
zijn
zoveelste
sigaret
op
en
zegt
na
een
paar
trekken
tegen
zijn
registrant;
"Zullen
we
maar
eens
op
dat
orgel
gaan
kijken,
joh…"
Zijn
zoveelste
optreden
gaat
beginnen.
Jaarlijks
rijdt
hij
tienduizenden
kilometers
en
honderden
malen
beklimt
hij
al
dan
niet
gemakkelijke
orgeltrappen.
Tussen
de
concerten
door
worden
er
nog
LP’s
opgenomen,
heeft
hij
verschillende
koren
onder
zijn directie en verzorgt hij radio-opnamen.
Donderdag
9
augustus
geeft
Willem
Hendrik
Zwart
weer
een
concert
op
het
magistrale
vierklaviers
Hinsz-orgel
uit
1742.
Eindelijk
weer
eens
een
concert
waar
niet
zoveel
voor
gereden
behoeft
te
worden.
Als
hij
om
tien
voor
acht
wandelend
de
deur
uit
gaat
kunnen
om
acht
uur
de
eerste
klanken
van
componisten
als
Asma,
Franck,
Mendelssohn
of
Jan
Zwart
door
de
Bovenkerk
klinken.
Willem Hendrik Zwart, een man waarover men een feuilleton zou kunnen schrijven en om bij koffie te drinken.
(1986) "Ik heb geen broodnijd want ik heb alles wat mijn hartje begeert"
Kampen
–
"Orgelmuziek
is
een
virus
in
de
Zwarten.
Ik
zie
het
bij
alle
jongens
van
al
mijn
broers.
Ze
zijn
allemaal
zeer
bezeten
van
het
orgel
en
als
ze
wat
willen
leren
dan
is
het
op
een
orgel."
Zegt
Willem
Hendrik.
Alleen
zijn
voornaam
is
voldoende
om
orgelliefhebbers
in
stad
en
land
te
laten
weten
met
wie
zij
van
doen
hebben.
Vandaag
viert
Willem
Hendrik
Zwart
zijn
jubileum.
Al
veertig
jaar
zit
hij
achter
het
kerkorgel,
in
november
1945
begon
hij
in
Coevorden
en
al
vanaf
1954
is
Willem
Hendrik
verbonden
aan het fraaie kerkorgel van de St-Nicolaaskerk van Kampen.
Vandaag
om
16.00
uur
geeft
de
organist
een
gratis
jubileumconcert
vanachter
het
Bovenkerk-orgel,
krijgt
het
eerste
exemplaar
van
zijn
jubileumlangspeelplaat
aangeboden
en
houd
receptie
in
de
Lemkerzaal
van
de
Broederkerk.
Een
gesprek
met
het
orgelfenomeen
over
de
Zwartfamilie,
de
orgelrestauratie,
de
dominees,
Het
Hervormd
Kerkkoor
en
de
broodnijd
in
de
benauwde
wereld
der
organisten.
De
jubilaris
werd
in
1925
geboren
als
zoon
van
de
toen
al
bekende
organist
Jan
Zwart.
Willem
Hendrik
Zwart
is
meer
dan
zijn
broers
bekend
onder
kerkmusici
als
"de
navolger
van
zijn
vader"
Jan
Zwart.
Dit
ondanks
dat
vader
Zwart
kwam te overlijden toen kleine Willem Hendrik nog maar twaalf jaar was.
Vader
was
een
begrip
voor
de
oorlog.
Zelfs
in
Australië
kwamen
er
organisten
naar
me
toe,
want
hij
heeft
toen
zelfs
in
de
Australische
orgelboeken
gestaan.
Het
was
een
bezielde
man,
een
apart
natuurtalent.
Jammer,
dat
er
in
die
tijd
geen
bandopnamen
gemakt
konden
worden,
de
techniek
was
toen
nog
niet
zover.
Ook
was
hij
een
actieve
man
op
orgelgebied.
In
Kampen
is
hij
in
1924
begonnen
met
proberen
het
orgel
te
bespelen
en
daarvoor
de
kerk
open
te
krijgen.
In
die
tijd
was
het
ongebruikelijk
om
orgelconcerten
te
geven
op
een
kerkorgel.
Een
orgelconcert
was
een
vreemd
iets,
het
werd
toen
alleen
gebruikt
voor
de
kerkdienst.
"Mijn
vader
toonde
met
historische
feiten
aan
dat
Sweelinck,
organist
in
Amsterdam,
in
zijn
tijd
verplicht
was
om concerten te geven", aldus Willem Hendrik over de plaats van orgelmuziek rond de eeuwenwisseling.
"Hij
was
organist
voor
de
NCRV",
vervolgt
Willem
Hendrik,"
anderhalf
uur
achter
elkaar
speelde
hij
live
voor
de
radio
en
dan
moest
je
wel
wat
in
je
mars
hebben.
Hij
deed
dat
vanaf
1926
tot
1937",
het
jaar
waarin
de
stamhouder
van
de
muzikale
Zwart-familie
kwam
te
overlijden
op
59
jarige
leeftijd.
Zwart
liet
een
groot
gezin
achter
met
zeven
dochters
en
zes
zonen,
maar
de
invloed
van
hun
vader
tijdens
de
kinderjaren
was
al
zeer
bepalend
geworden.
"Hij
nam
ons
ontzettend
veel
mee
naar
de
concerten.
Als
jongetjes
van
zes
en
zeven
jaar
nam
hij
ons
al
mee.
En
hij
betrok
ons
er
ook
helemaal
bij
en
zei:"
je
moet
dit
eens
horen".
We
hoefden
niet
in
de
kerk
te
zitten
maar
mochten
op
het
orgel
en
dan
wees
hij
ons
alles
aan.
De
jongens
zijn
in
de
muziek
verder
gegaan,
maar
het
is
allemaal
orgel
wat
de
klok
slaat.
Dirk,
Piet,
Jaap
en
ondergetekende
zijn
de
professionals.
En
de
andere
twee
spelen
ook
wel
in
kerkdiensten
maar
dat
is
meer
amateuristisch"
zegt
de
man
die
veertig
jaar
lang
zijn
leven
en
brood
met
orgelspel
verdiende.
Binnen
zijn
eigen
"Zwartjes"
heeft
hij
twee
zonen,
Jan-Quintus
en
Everhard,
die
de
familietraditie
in
ere
houden en één dochter speelt piano.
Orgelrestauratie
Samen met collega Feike Asma was Willem Hendrik adviseur bij de restauratie van het Hinsz-orgel uit 1742 in de Bovenkerk.
"Ik
heb
voorgesteld
om
het
orgel
met
al
zijn
gebreken
te
herplaatsen.
Zorgen
dat
het
speelt
en
vanuit
die
situatie
zijn
we
gaan
restaureren.
Een
unieke
situatie,
dat
het
orgel
niet
in
de
werkplaats
maar
in
de
kerk
is
gerestaureerd.
Achteraf
heb
ik
gelijk
gekregen.
Het
nieuwe
pijpwerk
heeft
zich
vermengd
met
het
oude
pijpwerk
en
in
een
werkplaats
kun
je
dat
niet
beoordelen.
Als
organist
ga
je
halve
nachten
spelen
en
beluister
je
of
het
geluid
vermoeiend
is
of
dat
het
je
inspireert.
Met
Feike
Asma
heb
is
’s
nachts
tot
vijf,
zes
uur
geluisterd
en
gespeeld.
Waarna
we
gefundeerde
kritiek
konden
geven
en
zeggen:
"Orgelbouwers,
laten
we
het
toch
anders
doen".
Achteraf
ben
ik
tevreden
met
de
mooie
romantische
klank.
Door
de
internationale
orgelbouwers
en
organisten wordt het graag bezocht. Nee, het is een schitterend orgel!
Vanmiddag
speelt
Zwart
op
zijn
orgel
een
typisch
Zwart-programma.
"Dan
begin
en
sluit
ik
sowieso
met
een
geestelijk
lied.
Je
opent
en
sluit
met
bidden
en
danken,
punt
uit.
En
dan
speel
ik
een
groot
Bachwerk
en
op
verzoek
speel
ik
Handel,
ook
schitterende
muziek,
en
dan
speel
in
een
nieuw
orgelwerk
van
Borowski.
Dan
kun
je
het
orgel
op
zoveel
manieren
laten
horen,
dan
krijg
je
het
hele
scala
van
klankcombinaties
te
horen
van
het
orgel.
M’n
twee
registranten
hebben
het
dan
net
zo
druk
als
ik.
Er
zitten zo’n negentig registerknoppen op, die zorgen voor de nodige klankschakeringen."
Willem
Hendrik
staat
bekend
als
een
uitbundig
speler,
die
alles
uit
de
kast
wil
halen.
Gevraagd
naar
zijn
voorkeur
voor
het
forte-
spel.
"Een
Bach
schrijft
zelfs
"fortissimo"
voor
en
wie
ben
ik
dan.
En
in
een
kerkdienst
met
1000
man
rem
je
de
mensen
als
je
zachtjes
begint.
Als
organist
moet
je
wel
inspireren,
maar
er
zijn
ook
organisten
die
er
totaal
anders
over
denken.
Zelf
denk
ik
niet
in
termen
van
hard
en
zacht,
maar
veel
meer
in
timbres.
Geluidstechnisch
is
mijn
spel
niet
harder,
maar
helderder
en
doorzichtiger."
Het
samenspel
tussen
dominee
en
organist
is
een
vak
apart.
Het
komt
nog
al
eens
voor,
dat
een
dominee
verstoord
opkijkt
als
het
voor-
of
naspel
niet
naar
zijn
zin
is.
"Ja,
je
hebt
predikanten……",
verzucht
Zwart,
maar
hier
in
Kampen
heb
je
dat
niet
zo.
Hier
heb
ik
zaterdagmiddag
om
zes
uur
mijn
briefje,
dat
is
ideaal.
Als
organist
vind
ik
het
belangrijk
om
te
kunnen
inhaken
op
een
preek
door
naar
de
preek
te
luisteren
en
de
sfeer
van
de
dienst
te
voelen.
In
de
loop
der
jaren
krijg
je
daar
ook
een
antenne
voor.
Een
kerkdienst
is
belangrijker
dan
een
concert,
het
is
een
eredienst.
Als
organist
heb
je
de
taak
om
je
meer
voor
te
bereiden
op
een
dienst
dan
op
een
concert.
Er
zijn
organisten
die
denken:
"De
dienst
kan
ik
wel
spelen".
Zij
oefenen
extra
voor
de
concerten,
maar
dat
moet
omgekeerd
zijn.
Ook
het
voorspel
en
het
naspel
rond
de
dienst
is
belangrijk,
daarin
kan
de
organist
genoeg
het
orgel
laten
horen
en
blijven
er
bij
mij
verschillenden
luisteren.
Maar
er
zijn
ook
organisten,
die
de
kerkgangers
al
bij
de
uitgang
tegenkomen!
Laatst
hoorde
ik
een
dominee
uit
Apeldoorn,
die
wilde
een
bekende
Psalm
op
een
oude
melodie
laten
spelen
en
dat
wilde de organist niet, daar houd ik niet van", aldus Zwart.
Zwarte tijd
Gevraagd
naar
de
hoogtepunten
uit
de
veertigjarige
carrière
noemt
Zwart
niet
de
vele
buitenlandse
reizen
of
de
gouden
plaat
voor
de
verkoop
van
25.000
lp’s.
Zijn
antwoord
demonstreert
Willem
Hendriks
verbondenheid
met
zijn
orgel
in
de
Bovenkerk.
"Het
hoogtepunt
was
toen
de
gedeelten
van
het
orgel
klaar
waren
en
dat
de
kerk
weer
klaar
kwam.
Eerst
het
schip,
toen
het
voorgedeelte
en
later
het
orgel."
Ik
herinner
de
organist
aan
de
tijd
tijdens
de
jarenlange
restauratie
toen
hij
speelde
op
het
orgeltje
in
de
tegenoverliggende
Hogeschoolaula.
Zwart
met
ironie
in
zijn
stem:
"Dat
was
een
feest!
Het
ergste
was
dat
je
er
dubbele
diensten
had
en
het
was
een
zaal
zonder
ventilatie.
Vooral
de
tweede
dienst
in
de
zomer,
dat
was
toch
blazen,
al
die
mensenluchtjes. En hoeveel mensen propten ze er niet in?
Bank
aan
bank
en
stoel
aan
stoel,
een
pakhuis
was
het.
En
er
stond
een
kabinetorgeltje,
dat
was
niks.
Net
als
op
een
harmonium
moest
je
zelf
voor
de
windvoorziening
zorgen.
Dat
was
onvoldoende,
dat
kon
niet,"
aldus
de
grote
organist
over
zijn
zwarte
tijd.
Tien
jaar
lang
moest
hij
in
die
aula
op
het
orgeltje
pompen,
van
1955
tot
1965.
"De
eerste
jaren
kon
ik
nog
wel
voor
de
steigers
en
de
timmerlui
spelen
in
de
Bovenkerk,
maar
later
kon
dat
niet
meer.
In
Coevorden
kwam
ik
in
’46
en
daar
was
mij
het
zelfde
lot
beschoren.
Daar
werd
in
1950
de
kerk
ook
gerestaureerd
en
zat
ik
ook
twee
jaar
zonder
orgel.
Dus
wat
dat
betreft
had
ik
al
een
training gehad. De artistieke ontwikkeling wordt er wel wat door geremd, dat geloof ik wel."
Kerkkoor
Je
bent
halfnegen
op
je
orgel
en
je
bent
‘s
middags
halftwee
weer
op
je
orgel.
Je
bent
aan
het
componeren
en
muziekschrijven.
Je
moet
oppassen,
dat
je
geen
kluizenaar
wordt.
Je
ziet
geen
mens.
Persoonlijk
vind
ik
het
daarom
heerlijk
dat
je
twee
avonden
met
mensen
muziek
bedrijft,
al
staat
het
niet
op
zo’n
hoog
peil.
Maar
je
hebt
toch
contact
met
deze
en
gene",
zegt
Zwart
over
de
begeleiding
van
kerkkoren.
Momenteel
zwaait
hij
de
dirigeerstok
voor
koren
in
Harderwijk,
Oldebroek
en
het
Urker
mannenkoor
"
Halleluja".
Ook
dirigeerde
hij
het
Hervormd
Kerkkoor
in
Kampen,
maar
na
een
tournee
door
Canada
en
een
hartinfarct
bij
Willem
Hendrik
Zwart
hoefde
de
dirigent
niet
meer
terug
te
komen,
"Het
is
een
heel
teer
punt.
Na
mijn
ziekte
kwam
ik
thuis
en
heb
een
ontslagbrief
gekregen,
waarvan
ik
niets
wijzer
werd",
is
het
enige
wat
Zwart
over
deze
affaire
in
dit
verband
kwijt
wil.
Op
de
achtergrond
zou
teveel
eigenzinnigheid
van
de
koordirigent
de
reden
zijn
geweest
voor
zijn
vertrek.
Nog
steeds
doet
zich
de
vreemde
situatie
voor,
dat
bij
de
thuisconcerten
van
het
Hervormd
Kerkkoor
in
de
Bovenkerk
organist
Willem
Hendrik
Zwart
alleen
de
gemeentezang
begeleidt.
Theo
W.
van
Dijk
neemt
het
orgelspel
over
zodra
de
leden
van
het
Hervormd
Kerkkoor
hun
zang inzetten.
Ook
door
Zwart’s
optreden
is
in
Kampen
de
Stichting
"Kerk
en
Muziek"
in
het
leven
geroepen,
daarmee
zorgend
voor
een
breder
concert-aanbod.
Organisten,
die
niet
in
de
Zwart-stijl
passen
kregen
geen
toegang
van
de
kerkvoogdij
op
het
orgel,
op
advies
van
Willem
Hendrik
Zwart.
Boze
tongen
beweren
dat
Zwart
eigenhandig
het
orgel
onklaar
maakte
toen
ooit
Klaas
Jan
Mulder
zou
concerteren in de Bovenkerk. Globaal legt de Stichting Kerk en Muziek zich meer toe op concerten in de Barokstijl.
Zwart
noemt
de
kliek
van
Nederlandse
Organisten
"een
benauwde
wereld".
Uit
het
stilzwijgen
van
collega’s
maakt
hij
op
hoe
ze
over
hem
denken.
"Kritiek
op
spelen
is
er
altijd.
Je
werkt
in
het
openbaar.
Je
hebt
een
beroep
en
je
speelt
hier
en
daar.
De
ene
recensent
ontvangt
je
grammofoonplaat
met
meer
reserve
dan
de
ander.
Broodnijd
kan
ik
me
niet
voorstellen
want
ik
heb
alles
wat
mijn
hartje
begeert."
Of
Zwart
nog
tien
jaar
doorgaat?
Hij
laat
duidelijk
weten
dat
dit
helemaal
in
Gods
handen
ligt.
"Ik
ben
nu
60,
maar
toen
ik
49
jaar
was
kreeg
ik
een
hartinfarct.
Toen
ben
ik
anderhalf
jaar
uit
de
running
geweest
en
nu
werk
ik
weer
harder
dan
vroeger.
Na
de
reis
naar
Canada,
een
schitterende
reis,
maar
erg
druk,
en
de
kerst,
de
kerst
is
bij
ons
hooibouw,
sloegen
in
februari
de
zekeringen
door.
Maar
dat
is
nu
weer
helmaal
goed.
Ik
hoef
zelfs
niet
meer
voor
controle
te
komen.
En
krijg
ik
ook
in
de toekomst de gezondheid, dan hoop ik er nog geen punt achter te zetten…"
Kamper Nieuwsblad (1986)
Willem Hendrik Zwart veertig jaar kerkorganist
(1986) "Ik heb slechts de stilte verstoord"
"Och,
ik
heb
alleen
de
stilte
even
verstoord,
de
tijd
gevuld",
zegt
hij
als
de
fotograaf
hem
bedankt
voor
een
miniconcertje
waarbij
de
onvermijdelijke
plaatjes
kunnen
worden
geschoten.
"Dat
zomaar
even
iets
spelen,
dat
is
eigenlijk
niet
meer
dan
wat
grasduinen
in
goedklinkende
akkoorden.
"Dat
zie
je
trouwens
toch
veel
hè,
dat
improviseren
blijft
steken
in
het
wegspelen
van
de
tijd,
in
wat
grasduinerij.
Lijn
is
vaak
nergens
te
ontdekken.
Je
hoort
dat
ook
bij
gerenommeerde
vakorganisten,
dat
zomaar
wat
fantaseren
over een koraal. Eigenlijk mag dat niet. Ik zal me er zelf trouwens ook wel eens schuldig aan maken."
Willem
Hendrik
Zwart
is
deze
maand
veertig
jaar
organist.
Morgen
heeft
hij
vrij
moeten
houden
voor
iets
bijzonders.
Wat
dat
precies
is,
dat
weet
hij
op
het
moment
van
dit
gesprek
zelf
nog
niet.
Het
jubileum
is
ook
niet
wereldschokkend,
vind
hij.
Van
meer
belang
is
de
kerk
en
haar
muziek,
het
orgel
en
het
koraal.
"Weet
je,
het
orgel
bestaat
eigenlijk
bij
gratie
van
het
koraal",
verteld
hij
peinzend.
"Vooral
de
psalm,
dat
is
het
summum
van
de
kerkmuziek.
Bij
opendeurdiensten
vroegen
ze
eens,
ach
mijnheer
Zwart,
laten
we
nou
eens
"Ik
zie
een
poort
wijd
open
staan"
zingen.
Dat
past
wel
aardig
hè,
bij
een
opendeurdienst.
Ik
heb
behoorlijk
gesputterd.
Maar
uiteindelijk
toch
gedaan.
Want
als
organist
ben
je
toch
dienaar,
niet?
Maar
toen
ik
die
gemeente
hoorde
zingen,
geweldig, dat was zo enthousiast, zo vol overgave, dat ik na afloop mijn excuses heb aangeboden voor m'n gesputter."
De Heer
"Dat
was
voor
mij
de
eerste
keer
dat
ik
in
een
dienst
werd
geconfronteerd
met
een
Johan-de-Heerversje.
Toen
de
gemeente
daar
onder
mij
zo
imponerend
zong,
deed
het
mij
toch
wel
wat.
Dus
ik
zou
dat
niet
graag
helemaal
willen
veroordelen.
Maar
de
psalm
is er wel mijlenver boven verheven, zeker."
"Ik
heb
hier
in
de
Bovenkerk
eens
meegemaakt
dat
een
gemeente
halverwege
een
psalm
gewoon
ophield
met
zingen.
In
plaats
daarvan
begonnen
ze
te
applaudisseren.
Volslagen
verward
heb
ik
toch
gewoon
de
psalm
uitgespeeld.
Wat
er
dan
ook
beneden
in
de
kerk
aan
de
hand
mocht
zijn,
die
psalm
moest
eerst
uit.
Na
afloop
hoorde
ik
dat
men
begon
te
klappen
omdat
er
een
of
andere
gevierde
kanselredenaar
de
kansel
op
kwam.
Niet
te
rijmen
zoiets.
Een
organist
heeft
een
dienende
taak.
Maar
ik
heb
toen
toch
behoorlijk mot gemaakt in de kerkenraadkamer."
Dirk en Bolt
Dirk
Jansz.
Zwart
bepleit
al
sinds
1959
een
langzamer
tempo
voor
de
gemeentezang.
Klaas
Bolt
maakt
zich
sinds
1979
sterk
voor
hetzelfde.
Willem
Hendrik
Zwart
kan
zich
er
helemaal
vinden:
"De
ellende
begon
bij
Hasper.
Die
vond
dat
psalmen
volksliedjes
zijn.
Dan
krijg
je
dus
dat
leuke,
dat
lollige,
dat
gezellige.
Dat
heeft
veel
kerken
geïnfecteerd.
We
kregen
allemaal
van
die
racetempi
in
de
kerken.
Ik
ben
er
hier
in
Kampen
gelukkig
nooit
zo
mee
geconfronteerd
geweest.
Als
kathedraalorganist
heb
je
minder
te
maken
met
hoge
tempi,
dan
als
organist
in
een
klein
bescheiden
kerkje.
Want
met
duizend
mensen
in
zo’n
geweldige
ruimte
als
hier kun je niet eens vlug zingen. Gelukkig niet."
Jeruzalem
Jan
Zwart
zei
eens
dat
een
organist
diende
te
spelen
naar
het
hart
van
Jeruzalem.
Willem
Hendrik
toont
zich
in
dezen
een
waardig
volgeling.
"Je
moet
zo
spelen
dat
je
de
mensen
aanspreekt.
Nee,
niet
sentimenteel
zitten
doen,
maar
ze
moeten
er
wel
iets
in
herkennen.
Je
kunt
natuurlijk
een
heel
ingewikkeld
gefigureerd
koraal
gaan
zitten
maken,
maar
daar
bereik
je
de
gemeente
niet
mee.
Ook
niet
met
'O
mensch
bewein’
van
Bach.
Daar
ligt
dan
wel
de
melodie
van
Psalm
68
in,
maar
doorgewinterde
concertbezoekers horen dat soms nog niet. Laat staan de zondagse gemeente.
Dat
betekent
nog
niet
dat
je
altijd
maar
teruggrijpt
naar
het
verleden,
of
dat
je
altijd
maar
voortborduurt
aan
hetzelfde
wandkleed.
Neem
nou
mijn
Symfonisch
Gedicht
over
Psalm
130.
Dat
is
herkenbare
muziek,
Maar
het
heeft,
voor
mij
althans,
ook
nieuwe
vormen
in
zich.
Er
wordt
mij
te
weinig
rekening
gehouden
met
ongeschoolde
kerkgangers.
Men
wijst
dan
wel
eens
met
de
vinger,
en noemt dat de schare die de wet niet kent. Dat vind ik gehuichel."
Bach
"Nee,
in
de
eredienst
speel
ik
ook
geen
Bach.
Ja,
wel
eens
een
koraal
geënt
op
iets
van
Bach.
Dus
dan
gebruik
ik
de
vorm
die
Bach
ooit
eens
heeft
gebruikt.
Dat
moet
kunnen.
Er
zijn
slechtere
leermeesters
denkbaar
dan
Bach.
Als
je
bij
Bach
je
oor
te
luisteren
legt,
dan
leer
je
melodieën
aan
te
pakken."
"In
de
dienst
speel
ik
altijd
koraalgebonden
werk.
Onlangs
speelde
ik
na
de
dienst
de
zesde
Sonate
(Gebed
des
Heeren)
van
Mendelssohn.
Kijk,
dat
kan,
vind
ik.
Dat
herkennen
de
mensen.
Gelukkig
heb
ik
altijd
een
registrant
bij
me.
Dan
kun
je
zo’n
werk
dus
spelen.
Anders
ging
dat
niet.
Want
een
organist
zonder
registrant
is
als
een
blinde
zonder geleidehond."
Prick van Wely
In
"Het
orgel
en
zijn
meesters"
(Prick
van
Wely)
wordt
Zwart,
samen
met
Nico
van
der
Hooven
en
Jan
van
Weelden
(…),
genoemd
als
zijnde
hedendaagse
componisten.
"Kijk,
als
je
iemand
die
schriftelijke
muziek
nalaat
een
componist
wilt
noemen,
ja,
dan
zal
ik
ook
wel
een
componist
zijn.
Maar
je
kunt
dat
niet
zien
in
het
rijtje
van
Bach,
Mendelssohn
en
Jan
Zwart.
Nee,
alsjeblieft
zeg.
Laat
dat
trouwens
het
nageslacht
maar
uitmaken.
Ik
vind
het
al
prachtig
dat
er
mensen
schijnen
te
zijn
die
een
kwartiertje
plezier
hebben van mijn Psalm 25."
Mendelssohn, De Vries, De Lange, Bastiaans, Jan Zwart … en toen?
W.H.
Zwart:
"Ik
weet
het
niet.
Dat
zal
de
volgende
eeuw
wel
duidelijk
worden.
Misschien
ben
je
als
elkaars
tijdgenoten
niet
in
staat
om
objectief
over
elkaars
werken
na
te
denken.
Pa
speelde
altijd
graag
zijn
tijd-
en
landgenoten.
Hij
speelde
volop
Andriessen.
En
de
werken
van
De
Wolff
gaf
hij
op
eigen
kosten
uit.
Feike
deed
dat
ook.
Als
het
maar
een
zekere
mate
van
niveau
had,
dan
speelde
Asma
het.
Maar
nu,
op
dit
moment?
Er
is
niet
veel
hedendaagse
literatuur
die
ik
graag
ten
gehore
zou
willen
brengen.
Natuurlijk,
Andriessen
wel.
En
Monnikendam,
of
Psalm
150
van
Schuurman.
Maar
verder?
Iedereen
zal
wel
opzien
tegen
al
dat
geschrijf.
Pa
vond
dat
ook
een
heel
probleem.
Hij
liet
niet
voor
niets
veel
onafgemaakt
werk
na.
Na
zijn
overlijden
is
dat
afgemaakt
en
uitgegeven. Met als gevolg dat het toch weer net iets anders op papier stond dan pa het had bedoeld."
"Feike
vertelde
me
eens
dat
er
op
het
orgel
in
de
Kloof
een
sigarendoosje
lag
met
daarop
gekrabbeld
een
thema
over
‘Wie
maar
de
goede
God
laat
zorgen’.
Feike
had
dat
natuurlijk
op
papier
moeten
zetten
en
af
moeten
maken.
Want
hij
kende
het.
Maar
hij
durfde
niet. En later ben je het vergeten."
Lolletjes
"Er
worden
mij
op
dit
moment
teveel
lolletjes
gemaakt
op
een
orgel"
zegt
Zwart.
Iedereen
speelt
op
dit
moment
de
werken
van
Wely.
Ik
zal
dit
nooit
doen.
Draaiorgelmuziek
hoor
niet
op
een
kerkorgel.
Dat
is
met
te
theatraal,
daar
heb
ik
geen
antenne
voor.
Dat
soort
lollige
dingen,
dat
is
een
ellende.
Na
de
Tweede
Wereldoorlog
begon
dat
improviseren
waarin
plotseling
een
stukje
van
de
d-moll
zat,
vlak
daarna
hoorde
je
iets
van
Handel,
ga
maar
door.
Dat
vond
men
ook
lollig.
Daarom
haalden
ze
eens
die
Pieten
naar
een
kerk
om
te
improviseren
over
Sinterklaas.
Dat
soort
lolmakerij
gaat
van
kwaad
tot
erger.
En
ondertussen
hakketakken
die
zelfde mensen op Jan Zwart, als zou hij een kind van zijn tijd zijn."
"Leerlingen
komen
vaak
met
zulke
muziek
aan.
Dat
vind
ik
nog
wat
anders.
Aan
Gordon
Young
hebben
ze
misschien
een
leuk
klankstuk
om
op
te
studeren.
Want
je
moet
natuurlijk
wel
aan
de
ontwikkeling
van
zo’n
leerling
denken.
Dus
niet
gelijk
het
hele
Bach-oeuvre met hem doorworstelen. Dat gaat niet. Je moet ze wel in de studie opvoeden natuurlijk."
Studie
"Voor
studie
kun
je
ook
best
een
elektronisch
orgel
gebruiken.
Hoe
wil
je
thuis
anders
thuis
studeren?
Op
een
harmonium?
Nee,
liever
geen
elektronisch
orgel
in
een
kerk.
Maar,
elk
gebouw
dat
door
een
of
andere
groepering
gebouwd
wordt,
is
voor
mij
nog
geen
kerk.
Wanneer
een
architect
driehonderd
zitplaatsen
tekent
en
daar
een
soort
preekgestoelte
voorzet,
en
vervolgens
vier
muren
en
een
dak
er
overheen
zet,
dat
is
voor
mij
geen
kerk.
Meer
een
soort
bijeenkomstzaal,
maar
geen
gewijde
ruimte
die
geschikt
is
voor
de
lofzang.
Je
kunt
dan
een
prachtig
lintje
over
de
kansel
hangen
om
het
kerkelijk
jaar
aan
te
geven,
en
je
kunt
er
ook
nog
PX
op
borduren,
maar
daar
maak
je
nog
geen
kerk
mee.
Als
wij
een
huis
laten
bouwen,
dan
stellen
we
nog
eisen
aan
de
kraan
in
de
badkamer
en
aan
het
raampje
in
de
schuur.
Als
we
een
kerk
gaan
bouwen,
dan
vinden
we
het
al
gauw
best.
Nee,
ik
weet
het
wel,
elke
kerk
hoeft
geen
Bovenkerk
te
zijn.
Maar
je
mag
overal
wel
"naar
vermogen"
een
echt
kerkgebouw
verwachten.
Wanneer men dus in zo’n bijeenkomstzaal een elektronisch orgel neerzet, dan is mij dat best. Want het is geen kerk."
Weer op les?
"Organist
zijn
is
een
heel
mooi
beroep.
Maar
ook
een
zwaar
beroep.
Ik
ben
benieuwd
hoe
de
jonge
generatie
het
gaat
doen.
Geloof
maar
dat
het
voor
die
jongens
niet
meevalt.
Je
zult
maar
een
concert
gegeven
hebben
waarvan
je
dacht,
nou,
dat
liep
aardig.
En
de
volgende
dag
lees
je
in
de
krant
dat
je
maar
weer
les
moet
gaan
nemen.
Dat
tikt
aan
hoor!
Maar
ja,
als
je
het
goed
doet,
dan
krijg
je
nu eenmaal veel kritiek. Hoor je nooit wat, dan deugt er iets niet.
Ik
ben
trouwens
blij
dat
de
jonge
generatie
weer
Jan
Zwart
speelt.
Van
de
oudere
generatie
hoor
je
dat
toch
weinig.
En
als
ze
het
al
eens
deden,
dan
bleken
ze
meestal
geen
antenne
te
hebben
voor
de
uitvoeringswijze.
Ik
heb
toen
wel
eens
gedacht
joh,
waarom
ga
je
niet
eens
met
Asma
praten?
Daar
kon
je
toch
horen
hoe
het
moet.
Maar
dan
zeggen
de
heren,
"Wat,
ik
weer
op
les?"
Maar
dat
bedoel
ik
ook
niet.
Ik
bedoel
gewoon
dat
je
bij
elkaar
onder
een
kop
koffie
die
muziek
eens
doorsnuffelt
en
het
klankidioom
bepraat. Waarom kan dat nou niet? Moeilijk hoor, dit orgelwereldje."
J. van’t Hul
Reformatorisch Dagblad (1986)
Willem Hendrik Zwart 40 jaar in de Bovenkerk
Van de samenzang kan ik nog kippevel krijgen
Met
een
glunderend
gezicht
overhandigt
hij
me
een
foldertje
over
"Stemmen
des
tijds".
Dat
is
een
nieuwe
serie
CD's
met
geluidsfragmenten
uit
de
Nederlandse
geschiedenis.
Over
1937
zegt
de
folder
onder
andere:
Huwelijk
prinses
Juliana
en
prins
Bernhard, kroning koning George de Vijfde, Mussolini in Berlijn, organist Jan Zwart overleden ...
"Mijn vader wordt in één adem genoemd met politici, koningen en prinsen! Nou? Dat zegt toch wel iets over hem, hè’.
Wij
hebben
thuis
geleerd
bescheiden
te
zijn
en
ons
niets
meer
te
verbeelden
dan
een
ander.
Iedereen
heeft
z’n
talenten
ook
maar
van de Schepper gekregen. Maar als je zoiets over je eigen vader leest ... Dat gevoel is bijna niet te beschrijven."
Verzamelwoede
De
schappen
in
de
studeerkamer
van
Willem
Hendrik
Zwart
staan
vol
met
dossiers.
Van
ieder
kerkorgel
in
Nederland
heeft
hij
een
informatiemap
aangelegd.
Niet
om
het
in
boekvorm
te
publiceren,
"Want
daar
is
geen
markt
voor",
maar
puur
uit
hobbyisme,
verzamelwoede. "Alles wat met een orgel te maken heeft wil ik hebben," zegt hij. "En om het vast te leggen voor het nageslacht."
Willem
Hendrik
Zwart
komt
uit
een
grote
muzikale
familie,
allemaal
afstammelingen
van
de
bekende
organist
en
componist
Jan
Zwart. Ook twee van zijn eigen zoons, Everhard en Jan Quintus, verdienen op hun buurt weer hun brood in de muziek.
Deze
maand
is
Willem
Hendrik
Zwart
veertig
jaar
organist
van
de
Kamper
Bovenkerk.
"Veertig
jaar
op
hetzelfde
orgel
en
het
blijft
boeiend.
Ach,
een
heleboel
mannen
zijn
veertig
jaar
met
dezelfde
vrouw
getrouwd
en
ze
zouden
haar
toch
ook
voor
geen
ander
willen
ruilen?
Het
is
een
schitterend
orgel,
niet
in
woorden
uit
te
drukken.
Vier
klavieren
en
een
dispositie
zoals
er
maar
weinigen
zijn
in
het
land.
In
een
kerk
met
elfhonderd
zitplaatsen,
die
’s
zondagsmorgens
èn
‘s
–middags
voor
het
grootste
deel
nog
gevuld
is. Dat is belangrijk. Ik zou niet graag in een kerk willen spelen met achthonderd zitplaatsen waarvan er zestig bezet zijn."
Valse romantiek?
"Ja,
de
orgels
in
de
Laurenskerk
van
Rotterdam
en
de
Bavo
in
Haarlem
zijn
ook
magistraal.
Maar
neem
nou
de
Laurens:
daar
worden
nog
maar
twee
ochtenden
per
maand
diensten
gehouden.
Daar
zou
ik
nooit
organist
willen
worden,
want
waar
doe
je
het
dan
voor?
Geef
mij
maar
Kampen.
Alles
bij
elkaar
maakt
het
mooi
om
daar
organist
te
zijn.
Een
goeie
preek,
een
mooi
voorspel
...
en
dan
de
samenzang.
Zoals
de
gemeente
reageert:
daar
kan
ik
nog
steeds
kippenvel
van
krijgen.
Dat
is
de
lofzang.
De
Here
troont
op
de
lofzang
van
zijn
volk.
Niet
op
preken,
niet
op
de
gebeden,
maar
op
de
lofzangen!
Het
is
niet
je
taak
als
organist
om
de
gemeente
op
te
voeden.
Ik
heb
vier
kinderen
opgevoed
en
dat
was
al
moeilijk
genoeg,
laat
staan
een
hele
gemeente.
Het
is
je
taak
om
te
stichten.
Een
ouderwets
woord
dat
je
tegenwoordig
niet
meer
gebruiken
mag,
lijkt
het
wel.
Je
maakt
de
mensen
tot
zingen
bereid.
Je
maakt
sfeer
met
"Boven
de
sterren"
of
"Op
bergen
en
in
dalen."
Valse
romantiek,
zeggen
sommige
mensen
dan.
Nou,
ik
geloof
dat
het
je
taak
als
organist
is
de
gemeente
enthousiast
te
maken.
Soms
willen
ze
in
een
jeugddienst
"Samen
in
de
naam
van
Jezus"
zingen.
Wat
een
deuntje
denk
ik
dan.
Maar
je
bent
dienend
bezig.
En
als
ik
ze
dan
zo’n
liedje
hoor
zingen,
met
zoveel
spontaniteit, wie ben ik dan om op mijn eigen standpunt te blijven? Dat zou koppig en star zijn."
Drie man publiek
Willem
Hendrik
Zwart
leerde
het
vak
van
zijn
vader.
Na
de
bevrijding
in
1945,
toen
hij
een
jaar
of
twintig
was,
werd
hij
organist
te
Coevorden
en
dirigent
van
het
kerkkoor.
"Hoeveel
geld
ik
daarvoor
kreeg,
zal
ik
maar
niet
vertellen.
Dus
bond
ik
mijn
lunchpakketje
achter
op
de
fiets
en
ging
ik
de
dominees
in
al
die
Drentse
dorpjes
af.
Toen
ik
thuis
kwam,
had
ik
er
twee
koren
bij
en elf leerlingen. Je was een soort ondernemertje, hè’.
Ik
weet
nog
goed:
mij
eerste
concert
in
Dalen,
een
vriendelijk
orgeltje.
De
entree
was
negentig
cent,
want
over
een
gulden
moest
je
belasting
betalen.
Het
was
slecht
weer
en
er
kwamen
welgeteld
drie
mensen.
Moest
ik
ze
wegsturen?
Welnee,
ik
wou
ze
juist
belonen
omdat
ze
gekomen
waren.
En
ik
nam
ze
mee
naar
het
orgel
om
een
toelichting
te
kunnen
geven
op
wat
ik
speelde.
Na
afloop
was
er
een
collecte.
En
wat
zat
er
in
de
zak?
Drie
briefjes
van
vijfentwintig!
‘k
Heb
ook
‘ns
bij
slecht
weer
in
Emmen
geconcerteerd.
Elf
mensen
kwamen
er
opdagen
en
ze
mochten
allemaal
mee
naar
boven.
Ze
raakten
er
daarna
niet
over
uitgepraat.
En
het
gevolg
was
dat
een
week
later
de
kerk
vol
zat.
Nu
komen
ze
’s
zondags
van
heinde
en
ver
naar
Kampen.
"Fans"
noemen ze zulke mensen."
Te dominant
"Er
is
één
dominee
in
Kampen
geweest,
die
vond
het
allemaal
maar
niks.
Hij
staat
hier
allang
niet
meer
hoor.
Bij
zijn
afscheid
zei
hij:
"Zwart,
ik
kon
je
nooit
zo
waarderen".
Hij
vertelde
dat
dat
al
was
begonnen
tijdens
zijn
intredepreek.
Al
zijn
familie
en
vrienden
waren
er.
Na
afloop
van
de
dienst
hadden
ze
het
alleen
maar
gehad
over
die
samenzang
in
de
Bovenkerk.
Zijn
preek
was
natuurlijk
ook
wel
goed,
maar
die
samenzang.
Dat
orgel,
al
die
mensen,
dat
was
toch
magnifiek!
Die
dominee
heeft
dat
veel
te
vaak
moeten
horen in de tijd dat hij hier stond. Hij zei altijd: "Zwart, jij bent altijd veel te dominant aanwezig tijdens de dienst".
Staphorst
Door
de
oorlog
kon
Willem
Hendrik
Zwart
niet
naar
het
conservatorium.
Dat
deed
<