(1956) Bejaarde reus met een nobel hart staat eenzaam in verlaten kerk
In
de
Bovenkerk,
beplakt
met
papieren
waarschuwingen
er
niet
binnen
te
gaan
vanwege
bouwvalligheid,
staat
een
bejaarde
reus
met
een
nobel
hart:
het
Bovenkerkorgel.
Het
prachtige
instrument
dat
bijna
zondag
aan
zondag,
van
de
Middeleeuwen
af,
een
begeleidende
taak
in
de
eredienst
vervulde,
en
er
talloze
orgelconcerten
deed
horen,
heeft
het
eenzaam
gekregen.
Weliswaar
beroeren
de
handen
van
Willem
Hendrik
Zwart
nog
dikwijls
de
toetsen,
maar
in
een
gesloten
kerk
is
niemand
die
er
naar
luistert.
De
reus
heeft
het
eenzaam
gekregen,
en
hij
weet
niet
hoe
lang
die
eenzaamheid
nog
zal
duren,
omdat
over
de
restauratie
van
de
kerk
nog
hoegenaamd
niets
bekend
is.
Hij
heeft
nu
tijd
om na te denken over zijn roemrucht verleden. Met dit artikel volgen wij zijn voorbeeld.
Grepen uit de historie van het Bovenkerk-orgel
Een
oud
orgel
heeft
altijd
een
bewogen
geschiedenis
achter
zich.
't
Is
nu
eenmaal
geen
harmonium,
dat
men
aan
de
uitdrager
verkoopt,
wanneer
de
tand
des
tijds
en
de
houtworm
er
dermate
aan
hebben
geknaagd,
dat
de
Muze
er
niet
meer
mee
tevreden
te
stellen
is.
Een
kerkorgel
was
in
de
oude
tijden,
waarin
het
edele
handwerk
bloeide,
een
zo'n
groot
bezit,
dat
men
nimmer
afdankte,
doch
veeleer
naar
de
eisen
van
het
instrument
en
naar
de
eisen
der
voortschrijdende
muzikale
ontwikkeling
repareerde,
veranderde,
vergrootte.
Zo
is
het
ook
gegaan
met
het
Bovenkerk-orgel,
dat
wel
zeer
oud
is,
maar
er
thans
toch
uitwendig
en
inwendig
heel
anders
uitziet
dan
in
de
eeuw
van
zijn
ontstaan.
In
de
tijd
van
vóór
de
Reformatie,
toen
de
St.
Nicolaaskerk
nog
tot
de
Eredienst
van
Rome
bestemd
was,
stond
er
reeds
een
orgel,
waarvan
echter
schaarse
gegevens
zijn
overgebleven.
Dit
orgel
zal
van
de
Roomse
naar
de
Hervormde
eredienst
zijn
overgegaan,
toen
de
Hervorming
zich
van
de
kerk
had
meester
gemaakt.
De
grondslag
van
het
tegenwoordige
orgel
werd
evenwel
gelegd
tussen
de
jaren
1670
en
1676 door de bekende Zwolse orgelbouwer Johan Slegel, op wiens dispositie en omvang latere orgelbouwers hebben voortgeborduurd.
Het orgel is al een keer verhuisd
Zes
jaren
waren
nodig
voor
de
bouw
van
ons
orgel
in
zijn
eerste
gedaante!
Wat
een
werk!
Maar
wat
een
garantie,
dat
iedere
toon
van
ieder
register
een
"ziel"
had,
die
de
orgelbouwer
er
met
geduld
en
liefde
voor
zijn
vak
had
ingelegd.
Ondanks
de
zes
jaren
arbeid
had
het
orgel
nog
lang
de
omvang
van
thans
niet.
Dit
blijkt
duidelijk
uit
de
plaats,
die
het
toegewezen
was.
Dit
orgel
stond
namelijk
tegen
de
zuiderwand
van
de
kerk,
onder
de
lage
gewelven
van
de
zijbeuk.
Met
het
oog
op
de
voortdurende
moeilijkheden
met
de
verzakkende
toren,
had
men
besloten
de
torenwand
-
waartegen
het
orgel
thans
staat
-
vrij
te
laten.
De
twee
ramen
ter
zijde
van
het
orgel
werden
met
een
halve
steens-muur
toegemetseld.
Toen
mr.
Jan
de
Jonge,
architect
te
Dordrecht,
in
1686
een
oplossing
voor
de
verzakkende
toren
gevonden
had,
besloot
men
het
orgel
te
verplaatsen
naar
de
torenwand.
Een
heel
karwei,
dat
de
Amsterdamse
orgelbouwer
J.
Duischot
verrichtte.
Deze
Duischot
schijnt
zijn
verdere
werkzaamheden
tot
reparatiën
beperkt
te
hebben.
Nergens
wordt
in
de
bronnen
van
uitbreiding
of
omwerking
van
positie
gesproken.
Het
orgel
was
twee-manualig
en
had
geen
voetpedaal.
De
lage
toetsen
waren
zwart
en
de
hoge
wit,
dus
tegenovergesteld
aan
het
tegenwoordige klavier. De eenvoudige kast werd met enig lofwerk versierd na de verplaatsing.
Eerste uitbreiding en omwerking
In
1742
trad
als
reparateur
de
orgelmaker
A.A.
Hinsz
op,
die
waarschijnlijk
voor
uitbreiding
en
omwerking
van
de
dispositie
van
het
orgel
heeft
gezorgd. Bij de weder ingebruikneming kwam een vermaarde organist, de Abt Vogler, het orgel bespelen.
Verdere
verbeteringen
werden
in
1789
door
de
orgelmakers
Schnitger
en
Freytag
uit
Groningen
aangebracht.
Een
belangrijke
verbetering
was
het
"vrije
pedaal",
waardoor
het
instrument
over
een
belangrijke
uitbreiding
van
bastonen
kwam
te
beschikken,
die
de
klank
steun
en
ondergrond
gaf.
Onder
een
"vrij
pedaal"
wordt
een
voetklavier
verstaan,
dat
niet
correspondeert
met
een
"manuaal"
of
handklavier,
maar
dat
een
eigen
reeks
(bas-)
pijpen
heeft.
Om
de
30
jaar
-
minimaal
-
moet
een
orgel
geheel
worden
schoongemaakt
en
herstemd
om
onherstelbare
vervuiling
en
verwaarlozing
te
voorkomen.
Daarom
zien
wij
bijvoorbeeld
in
1818
de
orgelmakers
Van
Gruisen
en
Zoon
aan
het
werk in de Bovenkerk. Hun optreden houdt dus niet direct in, dat het orgel verbeterd of uitgebreid werd.
Zwier van Dijk
Van
het
orgel
naar
de
organist
is
maar
een
kleine
stap,
want
die
twee
horen
bij
elkaar.
Maar
van
het
Bovenkerkorgel
naar
de
organist
Zwier
van
Dijk
(1859-
1894)
is
al
een
heel
kleine
stap,
omdat
deze
behalve
organist
ook
orgelbouwer
was.
Hij
bracht
de
"romantische
registers"
aan,
die
weliswaar
meer
in
de
geest
van
zijn
tijd,
dan
in
de
geest
van
het
oude
orgel
waren,
maar
die
toch
van
zijn
vakbekwaamheid
getuigen.
Zwier
van
Dijk
was
een
bijzondere
figuur,
zoals
men
die
in
onze
dagen
zelden
of
nooit
aantreft.
Van
afkomst
was
hij
een
Kamperveense
boerenjongen,
die
nimmer
het
orgelmaken
had
geleerd.
Bij
een
Zwolse
klokkenmaker
was
hij
in
de
leer
geweest,
en
hij
had
er
de
geheimen
van
de
speelklok
met
houten
pijpjes
en
blaasbalgjes
leren
verstaan.
Met
behulp
van
een
boek
over
de
kunst
van
het
orgel
bouwen,
in
drie
dikke
delen,
had
hij
zichzelf
al
experimenterend
ook
het
orgelvak
geleerd,
dat
nog
steeds
een
handwerk
was.
O.a.
het
thans
gerestaureerde
orgel
van
de
Burgwalkerk
in
Kampen
is
door
hem
gemaakt,
en
het
verkondigt
nog
zondag
aan
zondag
de
lof
van
zijn
maker.
Onder
invloed
van
de
toenmalige
Franse
orgelliteratuur
wijzigde
Van
Dijk
in
het
Bovenkerkorgel
de
registers,
die
met
het
3e
manuaal
(handklavier)
correspondeerden.
Hij
verwijderde
de
mixturen
of
vulstemmen
en
verving
ze
door
registers
voor
solopartijen
of
"cantus
firmus"
registers
zoals
de
"vox
celexte"
en
"viola
da
gamba",
gewild
in
de
romantische
tijd,
en
"strijkers"
genoemd.
Om
te
laten
zien
wat
een
werk
hier
voor
de
ambachtsman
aan
verbonden
was,
vermelden
we,
dat
hij
om
een
pijp
te
vervaardigen,
een
blok
ruw
lood
moest
smelten,
het
door
een
vergiettest
tot
een
plaat
moest
uitgieten
afkoeling
moest
pletten,
rondzetten
om
een
mal,
en
tenslotte
solderen
tot
een
pijp.
Het
grootste
voordeel
van
dit
handwerk
is,
dat
de
klank
van
de
pijpen
veel
"molliger"
en
voller
is
moderne,
dunne
fabriekspijpen,
die
in
vergelijking
een
dorre klank geven.
Geplaagde vrijgezel
Zwier
van
Dijk
was
een
uiterst
nauwgezet
man.
Achter
de
gesloten
gordijnen
van
het
huis,
waar
thans
"Albert
Heyn"
gevestigd
is,
prutste
de
vrijgezelle
klokkenmaker
van
de
morgen
tot
de
avond.
Had
hij
bepaalde
onderdeeltjes
voor
een
klok
of
voor
een
orgel
niet
voor
handen,
dan
toog
hij
lopend(!)
naar
Amsterdam,
om
ze
op
te
scharrelen.
Met
hulpmiddelen
nam
hij
geen
genoegen.
Een
goed
organist
was
hij
echter
niet.
Zijn
benoeming
tot
organist
aan
de
Bovenkerk
wekte
de
jaloezie
op
van
de
bekwame
organist
van
de
Broederkerk.
G.
Hauff,
die
bij
de
benoeming
was
gepasseerd.
Waarschijnlijk
had
dat
passeren
een
reden,
die
niet
op
het
muzikale
terrein
lag,
maar
die
verband
hield
met
Hauff's
persoonlijkheid.
Het
was
namelijk
een
raar
heer
met
een
revolutionaire
trek
in
zijn
karakter,
die
weinig
paste
in
het
kader
van
zijn
tijd.
Hij
gaf
een
blaadje
uit,
"De
Nieuwe
Kamper
Courant",
waarin
dikwijls
personen
belachelijk
werden
gemaakt,
die
iets
in
het
openbare
leven
van
Kampen
te
betekenen
hadden.
De
blaadjes
werden
bij
de
straat
verkocht
en
grif
gelezen.
Natuurlijk!
Negen
en
negentig
Kampenaren
hadden
plezier
om
de
honderdste,
die
er
"even
fijn
opstond!"
Die
honderdste
was
natuurlijk
razend.
Eens
was
de
gespierde
politieagent
Reintjes
het
slachtoffer
van
Hauff's
pen.
Maar
Hermandad's
dienaar
liet
het
er
niet
bij
zitten.
Toen
Hauff
-
die
ook
stadsbeiaardier
was
-
op
zekere
dag
het
carillon
bespeelde,
klom
hij
de
toren
op,
vatte
de
klokkenist
in
de
kraag
en
gaf
hem
zo
ongemakkelijk
op
z'n
ziel,
dat
hem
de
kleren
in
flarden
aan 't lijf hingen. Daarna moest hij, onder bedreiging van Reintjes knuisten met z'n carillonconcert verder gaan....
Slachtoffer van de pers
Maar,
om
op
de
verhouding
tot
Van
Dijk
terug
te
komen:
natuurlijk
was
de
orgelmaker
ook
wel
eens
het
slachtoffer
van
Hauff's
"journalistieke
arbeid".
Hij
werd
in
het
blaadje
"de
tutelaris"
genoemd.
Van
Dijk
werd
er
zó
kwaad
om,
dat
hij
zich
tot
de
Kamper
Courant
-
van
Laurens
van
Hulst
-
wendde
om
een
tegenschrift
geplaatst
te
krijgen.
De
heer
Van
Hulst
echter
kalmeerde
tactvol
de
beledigde
organist
met
de
opmerking,
dat het "alle voorname lieden" aldus verging in Hauff's krantje.
Overigens
namen
de
plagerijen,
waarmee
Hauff
zijn
collega
lastig
viel
niet
af.
Hij
kwam
geregeld
bij
Van
Dijk
over
de
vloer,
en
deze
durfde
hem
de
toegang
niet
ontzeggen
aangezien
hij
als
stemmer
en
reparateur
van
het
Broerkerk-orgel
met
de
man
in
voortdurende
connectie
stond.
Soms
stal
hij
eieren
uit
de
provisiekast
en
liet
achter
de
rug
van
de
niets
vermoedende
Van
Dijk
de
inhoud
in
zijn
maag
verdwijnen.
Dan
weer
legde
hij
stiekem
een
broodje
onder
de
poten
van
de
stoel,
waarop
Van
Dijk
naar
gewoonte
zat
te
wippen,
totdat
op
een
gegeven
ogenblik
de
poot
door
het
broodje
ging...
Van
Dijk
kreeg
evenwel
hulp
tegen
de
plagerijen.
Op
ongeveer
45-jarige
leeftijd
trad
hij
in
het
huwelijk. Hauff verdween toen met de opmerking: "Nu kom ik niet terug, want dat wijf is jou te mans af".
Het orgel in onze eeuw
In
1894
volgde
Jan
Proper
zijn
collega
-
en
familielid
-
Zwier
van
Dijk
op.
Hij
was
niet
alleen
organist,
doch
tevens
reparateur
van
het
orgel,
dat
hij
bij
de
herintonatie
en
schoonmaak
van
1898
tevens
van
een
zwelwerk
(vgl.
bij
het
harmonium
de
"knie-zwel")
voorzag,
waardoor
het
recitatief
de
naam
"echowerk"
verwierf.
Het
orgelfront
vernieuwde
hij,
bedekte
de
pijpen
met
nieuw
tinblad
en
maakte
ze
glanzend.
Jan
Proper
werd
in
1919
opgevolgd
door
zijn
zoon
D.J.
Proper,
terwijl
deze
op
zijn
beurt
in
1946
werd
opgevolgd
door
Theo
W.
van
Dijk,
die
in
1951
overleed.
In
de
vacature
werd
toen
voorzien
door
benoeming
van
Gradus
Wendt,
die
in
1954
emigreerde
naar
Z.
Afrika
en
werd
opgevolgd
door
Willem
Hendrik
Zwart.
De
laatste
orgelbouwer,
die
zich
met
het
orgel
heeft
bezig
gehouden
was
J.
Sanders
te
Utrecht,
die
in
de
jaren
1937
tot
1942
restauratiewerkzaamheden
verrichtte.
Voor
de
heer
Proper
Jr.,
die
in
die
jaren
organist
was,
betekende
dit
geen
prettige
tijd.
Steeds
was
het
hem
niet
mogelijk
het
gehele
orgel
te
gebruiken,
omdat
er
een
gedeelte
onder
handen
genomen
werd.
Nu
eens
was
er
dit,
dan
weer
dat
manuaal
buiten
dienst
terwijl
zelfs
een
heel
jaar
het
voetpedaal
uitgeschakeld
was.
Het
feit,
dat
de
geldmiddelen
ontbraken
om
al
het
werk in één keer af te doen, was mede oorzaak van deze narigheid, zo schreef ons destijds de gedupeerde.
Terug naar de barok?
Grote
restauratiewerkzaamheden
zijn
er
sindsdien
niet
aan
het
orgel
verricht,
al
is
er
tijdens
Gradus
Wendt
wel
een
en
ander
vernieuwd.
Over
hetgeen
er
nog
zou
moeten
gebeuren
zijn
de
negen
van
de
deskundigen
en
belangstellenden
verdeeld.
Verwijdering
van
alle
door
Zwier
van
Dijk
kunstvaardig
ingebrachte
"Romantische
registers",
en
herstel
van
de
oorspronkelijke
dispositie?
Dat
betekent
het
weer
inbrengen
van
de
bij
de
"Romantisering"
van
het
verwijderde
"Barok-registers".
Men
vindt
ze
nog
opgetekend
in
een
bekend
boekje
over
orgeldisposities
van
1774.
Het
waren
de
scherp,
nazart
terts
en
sex-quialter
(diskant).
Overigens
blijkt
uit
hetzelfde
boekje
dat
er
sinds
1774
niet
veel
wezenlijke
veranderingen
in
het
orgel
zijn
aangebracht,
behoudens
omzetting
van
registers,
uitbreiding
van
het
aantal
klavieren,
en
dergelijke
wijzigingen, die de geest van het orgel hebben aangetast.
Of
een
even
piëteitvol
handhaven
van
het
prachtige
werk
van
Zwier
vak,
dat
naar
het
gevoel
van
de
moderne
organisten
onecht
en
"ouderwets"
is,
maar
niettemin
graag
gehoord?
Maar
u
zult
begrijpen,
dat
bij
de
onzekere
toestand
inzake
de
restauratie
van
de
Bovenkerk,
de
gedachten aan verdere orgelrestauratie op de achtergrond geschoven zijn.
(1968) Bovenkerkorgel wordt verder in orde gebracht
In
"Hervormd
Kampen"
doet
ir.
F.L.
Dijksterhuis
namens
de
kerkvoogdij
enige
mededelingen
over
de
restauratie
van
het
Bovenkerkorgel,
waarvoor
waarschijnlijk
ook
niet-hervormden
belangstelling
hebben.
Twee
jaar
geleden
werd
de
Bovenkerk
weer
in
gebruik
genomen.
De
restauratie
is
voortgezet
en
de
restauratie
van
het
koor
maakt
goede
vorderingen.
Over
ongeveer
3
jaar
zal
ook
dit
werk
zijn
voltooid.
De
wederopbouw
van
het
Bovenkerkorgel
heeft
veel
onderzoek
en
overleg
gekost,
voordat
de
plannen
gereed
waren.
Het
werk
van
de
Orgelcommissie
(dr.
Vente,
Feike
Asma
en
Willem
Hendrik
Zwart)
is
thans
afgesloten.
Een
restauratievoorstel
is
gereed
gekomen
en
inmiddels
opgezonden
naar
Monumentenzorg.
Tijdens
het
voorbereidende
werk
was
het
ook
mogelijk
om
een
beter
inzicht
te
krijgen
in
de
toestand
waarin
het
gedemonteerde
orgel
verkeert.
Niet
in
het
minst
heeft
daartoe
bijgedragen
het
zgn.
Rugwerk.
Dit
is
het
voorste
gedeelte
van
het
orgel,
dat
2
jaar
geleden
zonder
gerestaureerd
zijn,
is
herplaatst.
Gedurende
deze
twee
jaar
is
wel
gebleken,
dat
dit
rugwerk,
qua
onderhoudstoestand,
aan
zeer
redelijke
eisen
voldoet.
Dit
heeft
thans
tot
gevolg,
dat
het
grootste
en
belangrijkste
deel
van
het
orgel,
nl.
het
Hoofdwerk
en
het
Pedaalwerk
nu
eveneens
voorlopig
zal
worden
herplaatst
en
bespeelbaar
zal
worden
gemaakt.
Reeds
deze
week
zal
hiermee
worden
begonnen
en
dit
karwei
zal
ongeveer
3
maanden
in
beslag
nemen.
In
die
tijd
zal
een
steigerwerk
het
orgelfront
ontsieren
maar
dat
accepteren
we
graag.
Wel
herplaatst,
maar
niet
bespeelbaar,
zal
het
zgn.
Borstwerk
worden
(4e
klavier),
terwijl
tenslotte
het
zgn.
Bovenwerk,
dit
is
het
hoogst
geplaatste
gedeelte
in
het
orgel,
dat
door
de
grote
temperatuurverschillen
waarschijnlijk
het
meest
heeft
geleden,
niet
zal
worden
herplaatst
maar
zal
worden
gerestaureerd.
Velen
zal
het
interesseren
welke
firma
deze
belangrijke
opdracht
uitvoert.
In
overleg
met
de
genoemde
orgel-
commissie,
en
onder
goedkeuring
van
de
Rijksdienst
voor
de
Monumentenzorg
is
deze
herplaatsing
en
daaropvolgende
restauratie
opgedragen
aan
de
firma
Bakker
en
Timmenga
te
Leeuwarden.
Deze
firma
heeft
een
aantal
uitstekend
geslaagde restauraties op haar naam staan.
Een
en
ander
betekent,
dat
over
enkele
maanden
het
mooie
orgel
in
een
veel
grootsere
vorm,
zij
het
nog
lang
niet
volledig,
aan
de
gemeente
gepresenteerd
zal
worden.
De
belangstelling
van
de
orgelliefhebbers,
en
die
zijn
er
vele
in
onze
gemeente,
zal
ongetwijfeld
hierdoor
nog
groter
worden.
We
moeten
wel
bedenken,
dat
het
hier
om
tijdelijke
voorzieningen
gaat.
In
de
toekomst
staan
de
volgende
gang
van
zaken
te
wachten:
Met
de
eigenlijke
restauratie
van
het
orgel
zal
pas
in
1970
begonnen
kunnen
worden.
eerder
is
hiervoor
van
Rijkswege
geen
subsidie
beschikbaar
en
ook
de
orgelbouwer
kan
niet
eerder
met
deze
uitvoerige
opdracht
beginnen.
Het
eerst
wordt
dan
het
Bovenwerk
gerestaureerd.
Daarna
zullen
de
andere
werken
volgen.
Wellicht
zal
telkens
een
bepaald
werk
uit
het
orgel
genomen
worden,
gerestaureerd
worden
en
weer
worden
herplaatst
voordat
een
volgend
werk
onder
handen
wordt
genomen.
Deze
gang
van
zaken
heeft
bijzondere
voordelen
met
het
oog
op
het
kunnen
toetsen
van
de
klant
van
het
orgel,
terwijl
gedurende
de
restauratie
steeds
een
voldoende
groot
orgelwerk aanwezig is dat bespeelbaar is. Hoe lang de restauratie na 1970 zal duren is niet te voorspellen.
(1968) HISTORISCH ORGEL IN BOVENKERK
Doordachte aanpassing en restauratie in etappes
KAMPEN
-
Op
een
oude
meestergravure,
die
we
eens
bewonderden,
staat
de
St.
Nicolaaskerk,
meestal
Bovenkerk
genoemd,
afgebeeld
zoals
de
Kamper
koopvaarders
uit
de
zestiende
eeuw
als
zij
de
IJssel
afvoeren
voor
een
tocht
naar
Scandinavië
of
verder
de
machtige
kerk
boven
de
stad
en
stroom
zagen.
Bij
de
enorme
veranderingen,
die
bijna
elk
stadsbeeld
wijzigen,
is
de
dominerende
positie
van
de
Bovenkerk
gebleven.
Een
rijk
bezit,
deze
historische
kerk
met
zijn
prachtige
orgel.
Maar
ook
voor
de
kerkvoogdij
van
de
Hervormde
Gemeente
een
grote
verantwoordelijkheid om dit cultureel erfgoed te bewaren en voor de gemeenschap blijvend dienstbaar te houden.
Een rijk bezit
Ruim
twee
jaar
geleden
kon
na
een
langdurige
restauratie
"de
herboren
Bovenkerk"
weer
in
gebruik
worden
genomen,
zoals
men
in
deze
krant
kon
lezen.
Voor
de
organist
van
de
kerk,
Willem
Hendrik
Zwart,
betekende
de
ingebruikneming,
dat
hij
na
jaren
van
behelpen
weer
kon
spelen
op
het
machtige
zeer
omvangrijke
orgel,
grotendeels
uit
1742
en
ondanks
de
dispositiewijzigingen
in
de
negentiende
eeuw
een
kostbaar
instrument.
Karakteristiek
door
een
volstrekt
eigen
klank,
helder
en
warmgevoelig,
zonder
een
zweem
van
scherpte
en
toch
allerminst sensueel-romantisch.
Belangrijke beslissing
Nu
zijn
er
ruim
twee
jaar
verstreken
en
de
kerkvoogdij
heeft
een
belangrijke
beslissing
genomen
ten
aanzien
van
de
restauratie
van
het
fraaie
orgel.
Het
is
geen
gewone
restauratie,
maar
een
vol
problemen
en
een
zeer
doordachte,
zoals
Willem
Hendrik
Zwart
ons
vertelde.
Twee
jaar
geleden
heeft
men
namelijk
het
belangrijke
z.g.
rugpositief
van
het
orgel
herplaatst;
dus
er
was
in
de
dispositie
van
elf
stemmen
geen
wijziging
gebracht.
In
een
hoofdkerk
als
de
Bovenkerk
wilde
men
-
terecht
-
niet
jarenlang
zich
behelpen
met
een
noodorgel.
Tijdens
de
diensten,
maar
ook
op
de
talrijke
orgelbespelingen
die
Willem
Hendrik
Zwart
regelmatig
voor
een
groot
publiek
geeft,
bespeelde
de
organist
dit
rugpositief
met
gebruikmaking
van
"het
aangehangen
pedaal".
Willem
Hendrik
Zwart
is
een
geboren
organist
en
door
zijn
vindingrijkheid
in
het
registreren,
wat
ook
combineren
betekent,
wist
hij
een
maximale
klank
en
een
onvermoede
kleurvariatie
uit
het
alleen
beschikbare
rugpositief
te
halen.
Op
eenzelfde
basis
nu
als
twee
jaar
geleden
met
dit
rugpositief
worden
hoofdmanuaal
en
pedaal
en
wat
later
bovenmanuaal
herplaatst.
Want
wat
we
de
eigenlijke
restauratie
kunnen
noemen
-
ook
uitgevoerd
door
de
Leeuwarder
firma
Bakker
en
Timmenga - zal in etappes gebeuren, te beginnen in 1970, uiteraard bepaald door financiële overwegingen.
Twee punten
Ontdaan
van
alle
orgeltechnische
en
andere
problematiek
komt
het
er
op
neer,
dat
men
een
beleid
wil
volgen
waarin
twee
punten
domineren.
Wat
de
negentiende-eeuwse
dispositiewijzigingen
en
uitbreiding
betreft,
deze
gaat
men
niet
geheel
verwijderen,
maar
"corrigeren".
Het
historische
orgel
had
vulstemmen
van
gematigd
klankkarakter
en
het
streven
van
de
restauratie
is
er
allerminst
op
gericht
een zuiver barokorgel te reconstrueren, voor zover dit mogelijk zou zijn.
Zelfs
is
het
zo,
dat
een
aantal
pijpen
uit
de
negentiende
eeuw
bewaard
zullen
worden
voor
plaatsing
in
een
vierde
manuaal.
Een
enkel
register
als
de
viola
op
het
hoofdmanuaal
zal
verdwijnen,
ook
de
voix
celeste.
Maar
als
de
eigenlijke
restauratie
voltooid
is
-
en
dit
is
het
tweede
belangrijke punt - is de dispositie uitgebreid met vijf registers.
Symfonisch
Dan
is
het
totaal
aantal
sprekende
stemmen
van
de
huidige
52
op
57
stemmen
gebracht
en
de
voornaamste
nieuwe
registers
zullen
zijn
een
tertiaan
en
een
scherp,
een
trompet
en
octaaf
en
nog
een
vulstem.
Maar
men
wil
er
naar
streven,
dat
zoveel
mogelijk
het
huidige
klankkarakter
bewaard
blijft,
met
de
correctie
van
ontsierende
stemmen
en
met
de
uitbreiding.
De
aanduiding:
romantisch
orgel
willen
we
vermijden,
want
dit
is
het
orgel
in
de
Bovenkerk
bepaald
niet;
ook
geen
zuiver
barokorgel.
Misschien
kunnen
we
als
ideaal
stellen,
dat
het
gerestaureerde
instrument
een
symbolisch
orgel
is,
mild-gevoelig
van
klank
en
door
toevoeging
van
goed
gekozen
stemmen
nog
wat
helderder
dan
nu,
maar
ook
rijk
aan
kleurmogelijkheden.
Voor
Kampen
-
voor
de
kerkgemeenschap
en
voor
de
organist
en
zijn
bijdrage
tot
de
orgelcultuur
-
is
het
van
groot
belang,
dat
men
gekozen
heeft
voor
boven
geschetste
werkwijze,
waardoor
het
machtige
orgel
kan
blijven
klinken.
Th. Timmerman.
Nieuw Kamper Dagblad, woensdag 19 juni 1968
(1974) Een monumentaal instrument
Muzikaal en fotografisch benaderd
In
Focus
is
reeds
vaker
geschreven
over
het
combineren
van
twee
hobby's,
waarbij
dan
een
van
de
hobby's
de
fotografie
is.
Het
initiatief
tot
dit
artikel
vloeide
eveneens
voort
uit
twee
liefhebberijen,
namelijk
de
kleurenfotografie
en
orgelmuziek.
Het
kerkorgel
staat
over
het
algemeen
niet
in
het
centrum
van
de
belangstelling
bij
fotografen.
Daarom
lijkt
het
me
wel
eens
nuttig
de
fotografische
mogelijkheden
voor
u
vast
te
leggen.
Het
object
is
in
dit
geval
het
grote
historische
orgel
van
de
Bovenkerk
te
Kampen.
Komend
vanuit
de
richting
Kampereiland
bereiken
we
de
lange
stalen
brug
over
de
IJssel,
die
toegang
tot
de
stad
verleent.
We
zijn
dan
ook
meteen
in
de
oude
binnenstad
van
Kampen,
de
gezellig-drukke
Oudestraat
waar
wandelaars
met
boodschappentassen
en
slierten
vrolijke
jongelui
op
deze
zaterdagmiddag
het
straatbeeld
beheersen.
Ons
reisdoel
is
bereikt:
aan
het
einde
van
de
Oudestraat
rijzen
de
hoge
muren
van
de
St.
Nicolaas-
of
Bovenkerk
op.
Een
parkeerplaats
in
de
buurt
van
het
grote
gebouw
is
snel
gevonden;
het
is
klokslag
3
uur
als
we,
beladen
met
een
gewicht
aan
fotoapparatuur,
het
kerkinterieur
betreden.
Tussen
de
hoge
pilaren
door
zie
ik
al
direct
het
imposante
orgel,
waarmee
in
bijna
20
jaar
geleden
al
zo
vertrouwd
was.
Een
moment
ben
ik
sprakeloos;
hier
speelde
destijds
mijn
orgeldocent
zijn
concerten
en
tijdens
de
kerkdiensten,
totdat
door
ouderdom
en
verval
een
steenbrok
uit
de
binnenmuur
losliet
en
op
de
vloer
uiteenspatte.
De
kerk
werd
gesloten
en
mijn
leraar
vertrok
voorgoed
naar
Zuid-Afrika.
Ik
bewonder
de
gewelven,
de
bogen
en
de
pilaren.
Wat
vakkundig
gerestaureerd!
Onverwacht
glipt
het
zware
statief
uit
m'n
hand
en
klettert
luidruchtig
op
de
stenen
vloer.
Prompt
daarop
vraagt
iemand
achter
mij:
"He,
wat
ga
jij
doen?"
Tot
mijn
verrassing
sta
ik
daarop
oog
in
oog
met
de
organist
van
de
Bovenkerk,
de
heer
Willem
Hendrik
Zwart.
Hij
is
de
bekende
opvolger
als
koordirigent
en
organist,
nadat
mijn
leraar
was
vertrokken.
Het
is
een
hartelijk
weerzien.
Ik
informeer
naar
de
kwaliteit
van
het
orgel,
wat
aanleiding
is
tot
een
geanimeerd
gesprek.
"Ik
ga
spelen",
besluit
hij
en
na
een
handdruk
wandelt
hij
in
de
richting
van
het
deurtje
onder
het
orgel.
Het
monumentale
instrument
kan
ik
nu
van
dichterbij
en
veraf
bewonderen.
Geweldig,
hoe
kleurig
de
zilver-
en
goudgetinte
decoraties
op
het
bruine
hout
contrasteren
met
het
lichte
schilderwerk
van
het
interieur!
Veel
grote
en
kleine
frontpijpen
vertonen
plekken
van
verkleuring,
die
de
ouderdom
van
dit
grootse
instrument
karakteriseren.
Ik
neem
even
de
tijd
voor
het
bekijken
van
de
details
van
het
orgelfront,
de
"krullen",
rondingen
en
hoekige
uitsteeksels
van
houtsnijwerk,
waartussen
het
zilverachtige
pijpwerk
is
opgesteld
en
de
witte
beeldengroepen
van
o.m.
engelenfiguren,
die
het
orgel
een
bijzonder
sierlijk
uiterlijk
hebben
meegegeven.
Wat
moeten
die
orgelbouwers
uit
vroegere
eeuwen
een
tijd
en
geduld
hebben
gehad!
Het
kleinere
element
los
van
de
grote
orgelkast
noemt
men
het
"rugpositief".
Achter
dit
positief
bevindt
zich
de
speeltafel,
gebouwd
aan
de
grote
orgelkast,
zo
dat
de
bespeler
vanuit
de
kerkruimte
niet
wordt
gezien.
Dit
historische
orgel
heeft
vier
klavieren,
hoofdwerk,
borstwerk
en
bovenwerk
(in
de
grote
kast)
en
rugwerk
(in
het
rugpositief).
Ieder
"werk"
(pijpenserie)
heeft
een
eigen
"vak"
in
de
kast.
In
verband
met
restauratie
staat
het
vak
van
het
bovenwerk
[…]
Het
pedaal
heeft
zijn
pijpwerk
in
de
torens
aan
weerzijden
van
de
grote
kast.
Wie
eens
een
kijkje
neemt
in
een
groot
orgel
zal
een
woud
van
enkele
duizenden
pijpen
ontdekken,
ronde
pijpen
van
metaal
(veelal
een
legering
van
lood
en
tin)
en
vierkante
van
hout;
kleine
pijpjes
ter
grote
van
uw
pink
tot
aan
dikke
"boomstammen"
met
een
lengte
van
5
meter
of
nog
meer.
Organist
Zwart
zet
de
eerste
akkoorden
in
van
zijn
compositie
"Merck
toch
hoe
sterck".
Zangerig
en
vriendelijk-mild
zijn
de
kleurschakeringen
in
de
klank
van
dit
fraaie
orgel.
Na
enkele
variaties
die
de
melodie
-steeds
in
andere
klankkleuren-
omlijsten,
volgt
een
puntig
en
virtuoos
staccatospel,
waarbij
in
de
regelmaat
van
het
ritme
geleidelijk
meer
registers
worden
toegevoegd,
die
het
klankbeeld
meer
versterken.
In
de
finale
staan
met
gekoppelde
klavieren
bijna
alle
bruikbare
registers
open,
zodat
het
magistrale
orgel
zich
in
de
grote
massaliteit
van
honderden
zingende
pijpen
tegelijk
laten
horen.
De
melodie
van
het
oudvaderlandse
lied
beweegt
zich
hoog
boven
het
drukbezette
akkoordenspel,
ondersteund
door
de
dreunende
bassen
van
het
pedaal.
Na
het
wegklinken
van
het
slotakkoord
in
de
hoge
kerkruimte
valt
de
gewijde
stilte
weer
in.
Slechts
het
schuifelen
en
fluisteren
van
andere
bezoekers
verraden
meer
belangstelling.
Ik
zou
graag
nog
meer
naar
het
orgel
willen
luisteren,
maar
het
wordt
nu
toch
eens
tijd
het
orgel
fotografisch
te
benaderen.
Om
zeker
te
zijn
van
puntgave,
korrelloze
opnamen
heb
ik
mijn
Miranda
Fv
met
Kodachrome
II
geladen,
met
het
voornemen
zo
weinig
mogelijk
te
flitsen,
omdat
het
enerzijds
op
grote
afstand
geen
doel
heeft
en
anderzijds
om
de
sfeer
in
de
kerkruimte
bij
[
….
]
Gelukkig
is
het
bewolkt
weer,
zodat
gelijkmatig
strooilicht
door
de
hoge
kerkramen
naar
binnen
komt.
Het
glas
in
de
ramen
is
overal
vrijwel
blank
en
met
de
lichte,
bijna
witte
kleur
van
binnenwanden
en
pilaren
heb
ik
een
vrij
grote
zekerheid
niet
in
problemen
te
geraken
door
reflecties
en
kleurzwemen.
De
belichtingsmeter
wijst
uit
dat
het
verloop
van
lichtsterkte
van
boven-
tot
onderzijde
van
het
orgel
circa
drie
stops
bedraagt.
Dus
een
contrastverhouding
die
de
film
kan
opvangen.
Uitgaande
van
diafragma
8
(voor
maximale
beeldscherpte)
maakte
ik
tijdopnamen
van
het
gehele
orgel
en
van
details
daaruit,
afwisselend
met
de
Miranda-tele
105mm
en
de
Soligor-zoom
90-230
mm.
Het
gebruik
van
het
50
mm
standaardobjectief
vereist
meer
oplettendheid
ten
aanzien
van
het
camerastandpunt,
omdat
de
afstand
van
onderzijde
orgel
tot
de
begane
grond
circa
3
meter
bedraagt.
De
achterover
hellende
camera
-dus
schuin
omhoog
gericht-
veroorzaakt
de
zgn.
convergerende
lijnen
die
de
indruk
wekken
het
orgel
achterover
te
doen
vallen,
maar
met
enige
concentratie
en
nauwkeurig
vaststellen
van
de
camerastand
is
aan
het
storende
effect
van
"achterover
vallen"
wel
te
ontkomen.
Het
samenlopen
van
de
verticale
lijnen
naar
één
denkbeeldig
punt
versterkt
nu
de
dynamiek
in
de
beeldopbouw.
De
hier
afgebeelde
dia's
zijn
duplicaten,
waarbij
de
kleuren
nog
iets
verbeterd
zijn
ten
opzichte
van
de
originele.
De
kleine
achteruitgang in scherpte neem ik daarvoor graag op de koop toe.
G.A. van Rheenen
Focus juni 1974
(1975) Dr. Vente: "Bijna uniek in Europa"
Bovenkerkorgel na restauratie klaar op 13 december a.s.
KAMPEN
-
Op
zaterdag
13
december,
des
avonds
om
8
uur,
breekt
het
grote
moment
aan,
waarop
het
orgel
van
de
Bovenkerk,
volledig
gerestaureerd,
weer
in
gebruik
genomen
zal
worden.
Dan
is,
ten
koste
van
circa
f
560.000,-,
weer
bereikt,
wat
dr.
M.A.
Vente
"een
instrument,
dat
haast
uniek
is
in
Europa"
noemt:
een
oud
orgel,
ambachtelijk
gerepareerd
tot
optimale
bruikbaarheid,
waarin
evenveel
stijlen
in
de
loop
der
jaren
bijeengeraakt
zijn
als
in
de
kerk,
waarin
het
orgel
van
den
beginne
af
zijn
plaats
heeft
gehad.
De
restaurateurs
H.P.
Dam
en
W.
Ydema
van
de
Fa.
Bakker
en
Timmenga
uit
Leeuwarden,
plus
organist
-
adviseur
Willem
Hendrik
Zwart
moesten
het
getal
met
veel
vertoon
van
hoofdrekenkunde
produceren,
maar
we
zullen
hen
niet
vragen;
het
ging
maar
om
een
indruk,
die
overigens
kenmerkend
is:
in
het
orgel
zitten
samen
3000
pijpen.
Daarvan
zijn
er
500
nog
uit
de
17e
eeuw,
400
uit
de
19e
eeuw
1550
uit
de
18e
eeuw,
en
550
werden
bij
de
huidige
restauratie
nieuw
geplaatst.
Het
is
belangrijk
te
vertellen,
dat
het
pijpwerk
uit
de
tijd
van
de
Romantiek,
vervaardigd
door
Albert
van
Gruisen
en
de
bekende
Kampenaar
Zwier
van
Dijk
(1866)
niet
uit
het
orgel
is
verwijderd,
maar
door
reorganisatie
zo
herplaatst,
dat
het
een
heel
manuaal
(het
1
na
bovenste
van
de
vier)
tot
zijn
beschikking
heeft.
Overigens
niet
alleen,
want
ook
andere
[bovenwerk]
registers
kunnen
van
dat
manuaal
gebruik
maken.
Er
is
een
bepaalde
schakeling
voor
nodig
om
de
"Romantiek"
in
werking
te
stellen.
Daarom
spreken
de
orgelbouwers onder elkaar over een "inwendig vijfde manuaal". 't Is maar een weet …
Deze
wijze
van
doen
loopt
eigenlijk
parallel
met
de
restauratietactiek
van
gebouwen.
Het
gaat
er
niet
meer
om
de
oudste
toestand
terug
te
toveren,
met
braak
van
alle
sporen
uit
latere
tijden
en
reconstructie
(restauratie)
van
het
daardoor
ontbrekende
zéér
oude.
Maar
het
gaat
om
de
geschiedenis
van
het
restauratieobject;
die
er
van
af
te
lezen
(in
dit
geval
te
luisteren)
moet
zijn.
Er
is
dus
een
"moderne"
restauratie
aan
het
Bovenkerk-orgel
verricht,
steunend
op
een
inventarisatie
(door
de
Fa.
De
Koff)
uit
1965
en
begonnen
door
de
Leeuwarder
Firma
Bakker
en
Timmenga
in
1970.
De
adviescommissie,
gesticht
in
1964
bestond
aanvankelijk
uit
Lambert
Erné,
Feike
Asma
en
Willem
Hendrik
Zwart.
Later
viel
de
heer
Erné
uit
de
boot
wegens
verschillen
van
mening
over
de
te
varen
koers
bij
de
restauratie.
Zijn
plaats
werd
ingenomen
door
dr.
M.A.
Vente.
De
nieuwe
commissie,
en
in
haar
voetspoor
de
(niet
deskundige,
wél
belanghebbende)
kerkvoogdij,
zijn
buitengewoon
tevreden
over de resultaten van de restauratie.
Kosten
Natuurlijk
heeft
Kampen
de
kosten
van
de
restauratie
niet
zelf
kunnen
dragen.
Dat
behoefde
ook
niet.
Van
de
ca.
f
560.000,-
betaalde
het
rijk
65%,
de
gemeente
Kampen
30%
en
de
provincie
5%,
waarmee
de
zaak
volledig
rond
was.
De
raming
van
de
kosten
in
1968
bedroegen
f
253.300,-.
Maar
het
ramen
van
restauratiewerkzaamheden
valt
wel
eens
vaker
lager
uit
dan
de
werkelijkheid.
Met
dat
al
mag
de
schijnwerper
wel
even
-zij
het
postuum-
gericht
worden
op
dr.
H.L.
Oussoren,
adviseur
van
de
Rijksdienst
voor
de
Monumentenzorg
met
het
specialisme
orgels.
Hij
vervulde
zijn
adviseurschap
als
deeltaak,
want
hij
was
ernaast
rector
van
het
lyceum
te
Wassenaar.
Vorig
jaar
is
hij
helaas
overleden.
De
heer
Oussoren
toonde
zich
zeer
geïnteresseerd
in
de
restauratie
te
Kampen
en
heeft
onwaarschijnlijk
veel
uren
en
veel
energie
in
het
welslagen
van
deze
unieke
restauratie
gestoken.
Want
niet
alleen
wordt
het
orgel
thans
uniek,
ook
de
restauratie
was
een
unieke
zaak,
zoals
de
heer W.H. Zwart -die er het meest mee te maken had- vertelde.
Restauratie
Het
unieke
van
deze
orgelrestauratie
was,
dat
zij
in
fasen
kon
geschieden.
Toen
in
1966
de
gerestaureerde
Bovenkerk
(gedeeltelijk)
werd
heropend,
was
er
een
krachtig
orgel
nodig.
Maar
het
Bovenkerkorgel
lag,
geheel
gedemonteerd
op
de
zolder
van
de
Broederkerk
(waar
het
nog
bijna
door
brand
werd
verwoest!
)
Monumentenzorg
heeft
er
toen
in
toegestemd,
dat
althans
het
rugpositief
ongerestaureerd
werd
herplaatst.
Bij
dat
besluit
speelde
ook
een
grote
rol,
dat
de
Broederkerk
moest
worden
gerestaureerd
en
dus
een
kostbare
opslag
niet
kon
gebruiken.
Later
werden
ook
het
hoofdwerk
en
het
(vrije)
pedaal
ongerestaureerd
herplaatst,
en
er
werd
begonnen
met
de
restauratie
van
het
bovenwerk.
Niet
alleen
de
restauratie
heeft
haar
geschiedenis;
uiteraard
het
orgel
ook.
Men
weet,
dat
het
meest
oorspronkelijke
orgel
in
1523
gebouwd
werd
door
Johan
Covelens
van
Amsterdam,
en
-net
als
dat
van
vandaag
tegen
de
toren
hing-.
Een
zekere
Hendrik
Niehof
heeft
het
een
onderhoudsbeurt
gegeven
en
in
1570
heeft
Caspar
Voster
het
orgel
gerestaureerd.
Van
dit
oude
orgel
zijn
geen
aanwijsbare
overblijfselen
meer
te
vinden
in
het
huidige
orgel.
Hoewel
…
je
weet
maar
nooit
hoe
oud,
maar
nog
bruikbaar
pijpwerk
opnieuw
werd
gebruikt,
zoals
dat
in
latere
eeuwen
veelvuldig
geschiedden.
In
1625/'30
werden
belangrijke
werkzaamheden
aan
het
orgel
verricht
door
Jan
Moret
en
in
1670
kwam
Jan
Slegel
(leerling
van
Jacobus
Hagebeer
uit
Amsterdam)
zijn
kunsten
vertonen.
Dat
hij
zo
snel
al
moest
opdraven
had
een
reden:
de
toren
verzakte
en
daarom
moest
het
hele
orgel
naar
het
noordertransept
worden
verplaatst.
Met
de
activiteiten
van
Jan
Slegel
(zoon
van
Arend
Jans
Slegel)
was
er
eigenlijk
sprake
van
"een
nieuw
orgel",
hoewel
met
gebruikmaking
van
pijpwerk
uit
het
orgel
van
Jan
Morlet.
Jan
Slegel
heeft
de
samenstelling
van
zijn
orgel
als
eerste
ook
precies
beschreven:
twee
manualen
(corresponderend
met
hoofdwerk
en
rugpositief)
en
een
vrij
pedaal
van
5
stemmen.
Later,
na
het
"vastzetten"
van
de
toren,
moet
het
orgel
weer
teruggeplaatst
zijn
van
het
noordertransept
naar
de
torenwand,
maar
het
zal
wellicht
altijd
een
geheim
blijven,
wie
dat
heeft
gedaan.
Een
aanzienlijke
vergroting
onderging
het
orgel
in
de
jaren
1741/'42
door
de
orgelbouwer
Hinsz.
Hij
maakte
er
een
orgel
van
met
drie
klavieren
en
(tot
ieders
verwondering
thans)
een
aangehangen
pedaal
(geen
vast
of
vrij
pedaal
dus,
zoals
men
zou
verwachten).
Het
hoofdwerk
werd
uitgebreid
van
9
naar
13
stemmen,
het
rugpositief
werd
vernieuwd.
En
er
kwam
een
nieuwe
orgelkast
omdat
de
oude
in
slechte
staat
was.
Caspar
Struivig
uit
Groningen,
maakte
die
kast
in
barokstijl,
een
juweel
van
lof
en
snijwerk.
Schilder
Anton
Stivarius
heeft
thans
de
taak
op
zich
genomen
het
schilderwerk
in
stijl
(met
veel
goud
op
de
richels)
te
vernieuwen
en
hij
doet
het
geweldig.
De
Kamper
steenhouwer
Gerrit
Cuiper
maakte
de
twee
stenen
zuilen,
waarop
de
orgeltribune
rust.
In
1788
is
het
orgel
nogmaals
onderhanden
genomen
door
de
orgelbouwers
Freytag
en
Schnitger
Jr.
Zij
bouwden
een
borstwerk
aan
het
orgel,
dat
nu
tevens
een
vrij
pedaal
met
27
toetsen
kreeg.
En
dan
belanden
we
-na
een
tijd
van
stilzwijgen-
in
de
romantiek
van
Albert
van
Gruisen,
de
Zwollenaar
Scheuer
en
de
Kamper
Zwier
van
Dijk,
die
nu
samen
met
8
registers
af-
en
aankoppelbaar
aan
het
1e
manuaal
[bovenwerk
klavier]
zitten.
Zij
maken
het
compromis
compleet
in
het
nieuwe
orgel,
dat
in
hoofdzaak
terug
gaat
tot
1790,
maar
ook
nog
een
inschakelbaar hoekje apart heeft voor het 19e eeuws. Willem Hendrik Zwart mag het op 13 december allemaal laten horen.
Onbekende auteur
Kamper krant, november 1975
Gerestaureerde Bovenkerkorgel officieel in gebruik genomen
Luther, Calvijn en de orgelcultuur
Kampen
–
In
de
Bovenkerk
heeft
zaterdagavond
de
officiële
ingebruikname
plaatsgevonden
van
het
thans
geheel
gerestaureerde
Bovenkerkorgel.
Een
groot
aantal
genodigden
was
daartoe
bijeen,
onder
wie
burgemeester
drs.
S.
van
Tuinen
en
zijn
echtgenote
alsmede
vele
afgevaardigden
van
verenigingen
en
uiteraard
diegenen,
die
nauw
bij
de
restauratiewerkzaamheden
betrokken
zijn
geweest.
Een
boeiend
onderdeel
van
deze
officiële
overdracht
vormde
het
moment,
toen
de
president-kerkvoogd
der
Nederlands
Hervormde
Gemeente
in
Kampen,
de
heer
A.
Hengeveld,
met
enige
welgekozen
bewoordingen
er
op
wees,
dat
de
grote
kerkhervormer
Maarten
Luther,
in
Kampen
tijdens
de
Hervormingsavonden
nog
steeds
trouw
herdacht,
de
voorkeur
gaf
aan
het
gezongen
woord.
“Wij
hopen
dat
velen
tot
Christus
zullen
komen
via
het
gesproken
woord,
maar
ook
via
de
gemeentezang
die
thans
weer
in
volle
glorie
kan
worden
begeleid
door
het
Bovenkerkorgel”.
Hierop
droeg
de
heer
Hengeveld
het
orgel
(figuurlijk)
over
aan
ds.
A.H.
Sonnenberg,
voorzitter
van
de
centrale
kerkenraad.
Deze
haakte
in
op
het
door
de
heer
Hengeveld
gesprokenen
door
te
zeggen
dat
Maarten
Luther
de
door
de
heer
Hengeveld
gereleveerde
woorden
had
gezegd,
“gegrepen
als
hij
was
uit
wat
de
roomse
mystiek
daarover
zegt”.
Ds.
Sonnenberg
zei
zich
meer
thuis
te
voelen
bij
Calvijn,
en de door deze gepropageerde soberheid in de Erediensten, waarin centraal staat de verkondiging van Gods woord.
Ds. Sonnenberg zei zeer dankbaar te zijn dat het orgel thans weer in gebruik is. Ds. Van Wier besloot de bijeenkomst met gebed.
Een
treffende
illustratie
van
wat
de
kerkhervormer
Luther
in
het
verleden
heeft
gezegd
en
daarmee
een
ondersteuning
gevend
aan
de
heer
Hengevelds
woorden,
vormde
overigens
in
het
begin
van
deze
overdrachtsavond
reeds
de
manier
waarop
de
Bovenkerkorganist
Willem
Hendrik
Zwart
zijn
optreden
begon
met
het
spelen
van
de
Fantasie
over
Psalm
103
van
Jan
Zwart,
“Gelijk
het
gras
is
ons
kortstondig
leven”,
gespeeld
in
memoriam
Dr.
H.L.
Oussoren,
die
nauw
bij
de
restauratie
van
het
Bovenkerkorgel
betrokken
is
geweest.
Het
was
zéér
stil
in
de
Bovenkerk
toen
deze
compositie
als
postuum
eerbewijs
werd
gespeeld,
een
soort
“muzikale
woordverkondiging”
in
optima
forma.
Meer
dan
woorden
had
de
muziek
hier
een
functie.
Nadat
Willem
Hendrik
Zwart
Bach’s
Fantasie
et
Fuga
in
g-moll
had
gespeeld,
werd
het
woord
gevoerd
door
dr.
M.A.
Vente
namens
adviseurs
en
orgelbouwers.
Hij
herinnerde
aan
de
zware
verliezen
die
de
Nederlandse
orgelwereld
heeft
geleden
door
het
overlijden
van
Lambert
Erné
en
dr.
Oussoren,
de
laatste
op
18
oktober
verleden
jaar,
enkele
dagen
nadat
hij
nog
een
bezoek
aan
de
Bovenkerk
had
gebracht.
Naast
leedwezen
vanwege
deze
verliezen
was
er
ook
dankbaarheid
omdat
de
organisten
Willem
Hendrik
Zwart en Feike Asma van een ernstige ziekte zijn hersteld.
Dr.
Vente
noemde
het
Bovenkerkorgel
een
instrument
van
uitzonderlijke
schoonheid
en
van
onvergelijkbare
waarde.
Grote
namen
van
orgelbouwers
zijn
in
de
loop
der
eeuwen
bij
het
instrument
betrokken
geweest,
namen
die
zich
op
het
gebied
van
de
orgelbouw
laten
vergelijken
met
bekende
namen
uit
de
Nederlandse
schilderkunst.
Uitgangspunt
tot
deze
ingrijpende
restauratie
is
geweest
de
situatie
zoals
die
in
1790
bestond.
Na
de
restauratie
(56
registers)
behoort
dit
Kamper
orgel
tot
één
der
grootste
in
Nederland.
Dr.
Vente
roemde
de
bekwaamheid
van
degenen
die
de
restauratie
hebben
verricht,
hetgeen
met
zeer
grote
accuratesse
is
gedaan
en
vergeleken
kan
worden
met
wat
is
gepresteerd
in
internationaal
opzicht
waar
het
kerkorgelrestauraties
betreft.
Dankbaar
werd
ook
genoemd
de
medewerking
die
de
Kamper
kunstschilder
Stivarius
heeft
gegeven
waar
het
betreft
het
schilderwerk
van
details
van
het
orgelfront.
De
overheidssubsidies
memorerend
die
aan
deze
restauratie
zijn
gespendeerd,
en
de
medewerking
van
monumentenzorg
noemend,
zei
dr.
Vente,
dat
adeldom
verplicht.
In
dat
verband
ging
hij
nader
in
op
het
gebruik
van
het
orgel
en
de
conservering
ervan.
Een
essentieel
onderdeel
van
die
zorg
voor
het
instandhouden
van
het
instrument
ligt
bij
de
Kamper
Hervormde
gemeente
zelf.
Het
orgel
is
namelijk
gevoelig
voor
tocht
en
vocht
en
zal
onmiddellijk
reageren
op
de
temperatuur
die
er
in
de
Bovenkerk
heerst.
Zowel
de
functie
van
de
heteluchtverwarmingsinstallatie
als
die
van
de
grondverwarming
moeten
op
het
instrument
afgesteld
zijn.
En
dat
is
een
angstig
en
tegelijkertijd
zorgwekkend
aspect,
het
kan
bij
niet
goed
gebruik
een
directe
aanslag
op
het
instrument
betekenen.
De
kerkvoogdij
heeft
reeds
toegezegd
zich
op
dit
probleem
te
zullen
beraden.
Het
behoeft
overigens
geen
slecht
verwarmd
kerkgebouw
te
betekenen,
maar
wel
zal
er
sprake
dienen
te
zijn
van
een
anders
verwarmd
kerkgebouw
dan
tot
nu
toe
het
geval
is
geweest.
“Het
is
onze
plicht
om
een
zo
kostbaar
instrument
onbeschadigd
te
behouden,
ook
voor
het
nageslacht.”
aldus
dr.
Vente.
Hij
verwachtte
ook
dat
er
sprake
zal
zijn
van
‘een
brede
allure’
waar
het
de
culturele
taak
van
het
instrument
betreft.
In
dat
verband
noemde
hij
het
een
dankbaar
object
voor
grammofoonplaat,
radio
zowel
tv-opnamen.
Maar
in
de
eerste
plaats
is
het
de
kerkelijke
gemeente
van
Kampen
die
profijt
zullen
hebben
van
dit
thans
weer
herboren
instrument.
“Ik
draag
dit
juweel
thans
aan
de
kerkvoogden over, in hen aan de kerkelijke en burgerlijke gemeente en aan geheel orgel minnend Nederland.” aldus besloot dr. Vente.
Voldoening
“Veertig
eeuwen
zien
op
u
neer.”
zei
Napoleon
eens
toen
hij
bij
de
Egyptische
piramides
stond.
Wij
moeten
het
weliswaar
met
een
paar
eeuwen
doen,
maar
dat
is
toch
ook
al
héél
wat.”
Aldus
de
heer
Hengeveld,
die
de
fraaie
klankkleur
van
het
instrument
noemde
en
de
historie
van
het
orgel,
die
teruggaat
tot
omstreeks
1630.
Na
eveneens
ingegaan
te
zijn
op
de
geschiedenis
van
het
instrument,
herinnerde
hij
aan
de
vele
vergaderingen
die
er
zijn
geweest.
De
grote
voldoening
over
het
resultaat
wordt
overschaduwd
door
het
heengaan
van
adviseur
dr.
Oussoren
(wiens
echtgenote
zaterdagavond
wel
in
de
Bovenkerk
aanwezig
was).
Dr.
Oussoren
kreeg
een
waardig
opvolger
in
de
heer
Wiersma
van
monumentenzorg.
De
heer
Hengeveld
dankte
de
orgelcommissie
die
stap
voor
stap
de
restauratie
heeft
begeleid
met
zeer
veel
kennis
en
inzicht.
De
restauratiewerkzaamheden
kwamen
tot
stand
door
de
fa.
Bakker
en
Timmenga
te
Leeuwarden
(firmanten
W.
Ydema
en
H.P.
Dam).
Ook
roemde
de
heer
Hengeveld
het
werk
van
Kampenaar
Stivarius
die
opnieuw
een
proeve
van
bekwaamheid
heeft
afgelegd
door
het
schilderwerk
van
het
orgelfront
te
verzorgen.
Hierna
overhandigde
de
heer
Hengeveld
de
compositie
van
Willem
Hendrik
Zwart
aan
ds.
Sonnenberg,
gecomponeerd
ter
gelegenheid
van
de
ingebruikname
van
het
bovenkerkorgel,
een
fantasie
over
“Nu
sijt
wellecome.”
Namens
de
kerkvoogdij
ontvingen
mevrouw
Oussoren,
mevrouw
Zwart
en
de
heren
dr.
Vente
en
Stivarius
een
boekwerk
als
herinnering
aan
hun
medewerking aan deze orgelrestauratie.
Namens
de
centrale
kerkenraad
sprak
ds.
Sonnenberg,
die
de
kerkvoogdij
dankte
voor
de
vele
verrichte
werkzaamheden.
Na
zijn
voorkeur
voor
Calvijn
te
hebben
uitgesproken
boven
Luther
zei
ds.
Sonnenberg
wat
het
culturele
aspect
van
deze
restauratie
betreft,
“dat
de
cultuur
niet gezien behoeft te worden als een vijand van de kerk.” zoals Calvijn had gezegd.
De
dienende
functie
mag
de
liturgie
voor
Gods
aangezicht
brengen.
Ds.
Sonnenberg
sprak
er
voorts
zijn
dankbaarheid
over
uit
dat
organist
Willem
Hendrik
Zwart
weer
herstelde
van
zijn
ziekte
en
zijn
taak
als
organist
weer
op
zich
kon
nemen.
Hierna
speelde
de
organist
zijn
ter
gelegenheid
van
de
ingebruikname
gecomponeerde
fantasie
over
“Nu
sijt
wellecome”.
Gezien
de
teerheid
van
tekst
en
melodie
wel
met
het
gebruik
van
veel
registers
en
in
juichende
aan
kerkmuziek
van
Andriessen
herinnerende
akkoorden,
een
muzikale
opvatting
die
dit
eenvoudige
kerstlied
weer
eens
van
een
andere
kant
dan
er
doorgaans
over
wordt
gepreludeerd,
te
beluisteren
gaf.
In
ieder
geval
was
ook
thans
de
nagalm
in
de
Bovenkerkruimte
weer
imponerend,
akoestisch
blijkt
de
Bovenkerkruimte
thans
ook
weer
geheel
te
functioneren.
Erg
mooi
gespeeld
klonk
H.
Andriessens
“Premier
Choral”,.
De
overdrachtsbijeenkomst
werd
besloten
met
het
spelen
van
de
Toccata
over
Psalm
146
vers
1,
terwijl
men
samen
het
“Prijs
den
Heer
met
blijde
galmen”
als
besluit
zong.
Vanavond
is
er
in
de
Bovenkerk
een
door
Willem
Hendrik
Zwart
te
geven
presentatieconcert.
Dan
zal
aan
burgemeester
Drs.
S.
van
Tuinen
en
president-kerkvoogd
de
heer
A.
Hengeveld
het
eerste
exemplaar
van
het
boek
‘Kamper
Orgels’
waarover
we
reeds
schreven
en
van
de
hand
van
W.D.
van
der
Kleij
en
Willem
Hendrik
Zwart,
terwijl
tevens
de
grammofoonplaat
‘Orgelklanken
uit
Kampen”
zal
worden
overhandigd.
Via
een
gesloten
TV-circuit
zal
elke
bezoeker
in
staat
zijn
de
verrichtingen van de organist, die tevens een korte toelichting zal geven, te volgen.