Tekst: J. van 't Hul (Reformatorisch Dagblad 09-04-2010)
In
de
Bovenkerk
had
mevrouw
Zwart
altijd
haar
vaste
plek,
vlak
bij
de
kansel,
recht
tegenover
het
orgel
van
Hinsz.
Daar
zat
ze
zondags
te
luisteren
naar
de
preek,
natuurlijk,
maar
zeker
ook
naar
haar
man,
Willem
Hendrik
Zwart.
Veertig
jaar
lang
was
Zwart
organist
van
de
Kamper Bovenkerk. 'Het was een rijke tijd.’
Een
van
de
hoogtepunten
van
die
tijd
was
de
komst
van
koningin
Beatrix
en
prins
Claus,
op
Koninginnedag
1988.
Het
koninklijk
paar
bezocht
Kampen,
en
de
Bovenkerk.
Dat
sprak
voor
zich.
Alle
Kamper
koren
waren
aangetreden.
'Er
stonden
wel
duizend
koorleden
onder
het
orgel.
Het
was
daar
volgepakt
met
zangers.
Klaas
Jan
Mulder
was
dirigent,
en
mijn
man
bespeelde
het
orgel.
Toen
de
koningin
en
de
prins
binnenkwamen,
zette
het
orgel
het
voorspel
in,
met
alle
registers
open
natuurlijk.
Dat
ging
er
niet
zachtzinnig
aan
toe.
Onder
massale
koorzang
van
'Komt
nu
met
zang,
van
zoete
tonen'
betraden
ze
de
kerk.
Op
een
filmpje
zíé
je
het
koninklijk
paar
verrast
naar
boven
kijken.
Later
hoorde
ik
nog
dat
prins
Claus
per
se
naar boven had gewild, maar dat paste natuurlijk niet in het protocol.'
Er
waren
meer
hoogtepunten:
de
jubilea
die
Zwart
vierde,
25
jaar
Bovenkerkorganist, 40 jaar kerkorganist, 40 jaar Bovenkerkorganist.
'Toen
mijn
man
al
ziek
was,
hebben
zijn
koren
uit
Staphorst
en
Urk
nog
een
afscheidsconcert
gegeven.
De
kerk
zat
afgeladen
vol.
De
mensen
stonden
tot
achter
het
koorhek.
Mijn
man
heeft
thuis
meegeluisterd.
Het
concert
greep
hem
echter
zo
aan,
dat
halverwege
de
ziekenauto
moest
voorrijden. Hij kon het emotioneel niet meer aan.'
Even is het stil. Vervaagde herinneringen overweldigen.
'We hebben veel meegemaakt samen.'
'Na dat afscheidsconcert heeft m’n man nog 73 dagen geleefd. Op zijn laatste dag heb ik de dagen geteld: 73.
In Psalm 73 staat: „’k Zal dan gedurig bij U zijn.” Mijn man leefde vanuit de psalmen,
Wie hem nooit als kerkorganist heeft meegemaakt, heeft hem niet gekend.'
Zwart zat ’s avonds laat altijd in de kerk. Studeren, op voorspelen en harmonisaties.
'
Vooral
op
zaterdagavond,
dan
kon
hij
er
maar
niet
genoeg
van
krijgen.
Na
zijn
overlijden
heb
ik
van
omwonenden
van
de
Bovenkerk
gehoord
dat
hij
altijd
afsloot
met
een
psalmkoraal.
Dat
konden
ze
buiten
horen.
Als
er
een
psalm
te
horen
was,
in
het
nachtelijk duister, dan wisten ze het: over vijf minuten komt Zwart naar buiten.'
Leven aan de zijde van Willem Hendrik Zwart was een enerverend leven. Op zijn 48e kreeg hij zijn eerste hartinfarct.
Er volgde nog een tweede. Maar Zwart kon niet stoppen met spelen.
'Ik heb wel eens tegen hem gezegd: Jij bent net als Hizkia. Je vraagt maar steeds: Heere, geef me er nog een paar jaar bij.'
Zijn
derde
hartinfarct
maakte
echter
aan
alles
acuut
een
einde.
Op
18
juli
1996
gaf
Zwart
een
concert
in
de
donderdagavondserie.
Het zou zijn laatste concert worden. Halverwege het programma stond de B-A-C-H van Liszt.
‘Ik
zat,
zoals
altijd,
op
mijn
plaats.
Tijdens
de
B-A-C-H
hoorde
ik
dat
het
boven
niet
goed
ging.
Het
klonk
gewoon
niet
goed.
Halverwege hield het op. Ik wilde er nog niet aan. Maar toen boven bij het orgel het licht uitging, wist ik genoeg.'
Even
later
kwam
zoon
Jan
Quintus
naar
beneden.
Hij
zei
dat
zijn
vader
onwel
was
geworden
en
vroeg
of
iedereen
rustig
naar
huis
wilde gaan. Vanuit de torenruimte onder het orgel werd Zwart de ambulance in gedragen.
'
En
toen
we
daar
buiten
kwamen,
stond
het
er
zwart
van
de
mensen.
Ze
wilden
nog
niet
naar
huis.
Ze
moesten
eerst
weten
hoe
het met Zwart was. Heel stil hebben al die mensen staan kijken toen de ziekenauto wegreed. Niemand heeft wat gezegd.'
Ze heeft haar man veel afgestaan aan het orgel, zegt ze.
'
En ook aan de mensen. Mijn man had veel contacten, hij keek echt om naar anderen.
Het meeste hoorde ik pas na zijn overlijden. Bijvoorbeeld dat op de orgelbank veel problemen zijn opgelost.'
In de Bovenkerk lag Zwarts leven.
'
Vaak was het, terwijl hij net thuis was: „O, even kijken of ik de motor wel uitgedaan heb.”
Dan kon hij tenminste nog even terug. De trap naar het orgel moet hij per dag wel zo’n tien keer hebben beklommen.'
Na zijn tweede infarct mocht Zwart absoluut niet spelen van de dokter.
'
En dus zat hij zondags naast mij, in de bank. Maar halverwege, bij de collectepsalm, kon hij niet meer blijven zitten.
Dan stond hij op en liep, heel bedaard, dat lange pad door het middenschip, naar de orgeldeur. Dan ging hij toch naar boven.
En even later kon iedereen het horen: Zwart speelt weer.'
Toen de organist 70 jaar werd, lag er een brief op de deurmat, van de kerkvoogdij: Meneer Zwart, u bent 70 jaar geworden.
U moet nu stoppen met spelen.
'Dat was een hele slag voor hem. Dat hij moest stoppen met de zondagse diensten, daar is hij nooit goed overheen gekomen.
Wij
mochten
nooit
zeggen
dat
we
dat
de
kerkvoogdij
kwalijk
namen.
Dat
vond
mijn
man
niet
goed,
want
daarmee
zouden
we
de
kerk beschadigen. De kerk, dat was zijn leven.'
Voortaan bleef Zwart zondags thuis.
'Dan zat hij maar naar buiten te kijken.'
In de laatste jaren van zijn leven was Zwart voor zichzelf op zoek naar nieuwe wegen.
'Soms lag de hele tafel vol met kladjes. Twee voorspelen over Psalm 6, vijf over Psalm 139. Hij zocht nieuwe klanken.
Zijn muzikale geest was in ontwikkeling, maar hij had vaak de kracht niet meer om het echt goed vorm te geven.'
Op vakantie gaan was er voor mevrouw Zwart nooit bij.
'Mijn man zei altijd: Wat moeten we zondags zonder de Bovenkerk.'
IN MEMORIAM
Ik kan gaan slapen zonder zorgen,
want slapend kom ik bij U thuis.
Alleen bij U ben ik geborgen.
Gij doet mij rusten tot de morgen
en wonen in een veilig huis.
(Psalm 4 vers 9, berijmd)
Johanna Margaretha Zwart-Hofland
(1929-2021)
Dankdienst Bovenkerk Kampen (4 januari 2022)