Was het een bijzonder orgel in Coevorden?
'Ach,
het
was
een
leuk
Proper-orgel.
Het
is
later,
helaas
niet
in
stijl,
gerestaureerd
en
vergroot.
Het
heeft
niet
meer
zijn
oude
karakter.
Maar
het
was
wel
mijn
eerste
liefde:
Coevorden,
het
oude
vestingstadje.
In
1952
kreeg
ik
de
kans
om
naar
Groningen
te
gaan,
en
werd
daar
benoemd
aan
de
Sionskerk,
een
Hervormde
kerk
met
een
electro-pneumatisch
De
Koff-orgel.
Achteraf
heb
ik
me
daar
nooit
echt
thuisgevoeld.
Er
heerste
een
soort
'anti-Zwart-klimaat',
jammer.
In
de
Der
Aa-kerk
zat
toen
Van
Meurs,
een
ontzettend aardige man. Daar heb ik veel mogen spelen.'
Maar
hoe
komt
u
nu
op
zo'n
vooraanstaande
plaats
als
organist
van de Bovenkerk in Kampen?
'Een
verhaal
apart.
Piet
zat
toen
in
Middelstum,
en
die
stuurde
me
een
advertentie.
Gradus
Wendt
zat
destijds
hier
in
Kampen
en
die
vertrok
naar
Zuid-Afrika.
Ik
reageerde
en
kreeg
contact
met
mr.
Van
Melle,
toen
president-kerkvoogd.
Hij
had
vroeger
les
gehad
van
Hendrik
de
Vries
en
was een liefhebber van de muziek van Jan Zwart.
Ook
lagen
daar
in
Kampen
wat
contacten
door
de
concerten
die
ik
vanuit
Coevorden
weleens
had
verzorgd.
Ik
moest
toen
een
proefdienst
spelen,
nog
eens
en
nog
eens,
en
kreeg
daarna
mijn
benoeming.
'Staat
daar
een
beetje
orgel?'
vroegen
ze
me
in
het
noorden.
En
na
mijn
antwoord:
'Het
grootste Hinsz-orgel staat toch in Bolsward.....?'
Daar wisten velen dus nog niet veel van orgelhistorie af....
'Nee,
dat
is
zonde
he?
Pa
had
een
enorme
belangstelling
voor
historie.
Zowel
voor
organisten
als
voor
orgels.
Hij
kende
dus
ook
alle
orgels
in
de
omgeving
van
Zaandam.
In
een
buitenlands
tijdschrift
heeft
ooit
gestaan
dat
het
orgel
in
Oosthuizen
in
1511
door
Jan
Zwart
is
gebouwd.
Dat
krijg
je
als
je
iets
over
de
historie
schrijft.
En
die
interesse
heb
ik
van
pa
overgenomen.
Zijn
manuscripten
zijn
bij
de
diverse
broers
terechtgekomen.
Destijds
ben
ik
begonnen
om
alle
kerken
en
orgels
in
Drente
te
inventariseren.
Dat
deed
ik
toen
samen
met
mijn
vriend
Wim
van
der
Kleij.
Hij
was
leraar
cultuurgeschiedenis.
Wat
hebben
wij
veel
gereisd,
veel
onderzocht
en
veel
aan
het
papier
toevertrouwd.
Heerlijk
toch. Dit jaar komt ons orgelboek 'Kamper Orgels' uit.
Naast onderzoeker bent u toch vooral bekend geworden als organist. Bent u nu kerkorganist of meer concertorganist?
'Met
name
dat
eerste.
Je
weet
wat
de
bestemming
van
het
orgel
is:
het
is
geen
concertzaal-instrument.
Nee,
het
is
een
kerkorgel.
En
zo
ben
ik,
zo
voel
ik
me
ook
echt
een
kerkorganist.
Je
geeft
wel
veel
bespelingen,
maar
je
doet
dat
met
name
vanuit
je
kerkorganistschap.
Ik
heb
het
dan
ook
geleerd
op
de
kleinere
orgels,
in
de
kleinere
kerken.
Op
de
Oude
Kerk
in
Amsterdam
heb
ik
pas
voor
het
eerst
gespeeld
toen
ik
36
was.
Mijn
oudste
broer
zei
tegen
me:
'Joh,
pas
op,
ze
kennen
Jan
Zwart
nog.'
Ze
verwachten
dan
ook
veel
van
jou.
Want
wie
kwamen
er
naar
de
oude
kerk?
Ja,
die
mensen
die
vroeger
naar
de
'Kloof'
gingen.
En
naast
de
liedbewerkingen
speelde
je
dan
ook
werken
uit
de
literatuur.
Overigens,
Feike
en
ik
waren
de
enigen
die
een
hele
serie
speelden.
Andere
organisten
reizen
rond
door
het
land
met
een
programma.
Gastorganisten
die
maar
een
keer
in
een
seizoen
op
een
orgel
spelen
brengen
geen
orgelkultuur.
Weet
je
wie
de
orgelkultuur
brachten?
In
Amsterdam
was
dat
Jan
Zwart
en
in
Den
Haag
Feike
Asma. Misschien dat dat nu door sommige organisten weer wat wordt opgepakt op de eigen orgels.'
Uw komst naar de Bovenkerk betekende niet dat u meteen een prachtig groot orgel kon gaan bespelen.
Was dat geen tegenvaller?
'Ja,
je
komt
naar
Kampen.
Ik
wist
dat
de
kerk
bouwvallig
was
en
dat
hij
in
de
restauratie
zou
gaan.
Er
stond
al
een
schot
in
de
kerk,
maar
het
orgel
zou
blijven
functioneren.
We
zijn
op
5
februari
1953
verloofd.
En
eigenlijk
op
hetzelfde
moment
werd
de
bovenkerk
acuut
gesloten.
Dat
betekende
dat
de
diensten
werden
gehouden
in
de
aula
van
de
Theologische
Hogeschool.
De
bovenkerk
is
zo'n
11
tot
12
jaar
dichtgeweest!
Het
orgel
is
toen
door
Sanders
gedemonteerd
en
opgeslagen
in
de
Broederkerk.
Dat
hebben
ze
erg
zorgvuldig
en
voortreffelijk
gedaan.
Van
de
kerkvoogdij
moest
er
een
restauratieplan
komen.
Toen
heb
ik
gezegd:
'Dat
kan
ik
niet
alleen.'
Ik
wilde
Feike
er
graag
bij
hebben.
Namens
de
Synodale
Orgelcommissie
adviseerde
aanvankelijk
Lambert
Erne.
Maar
hij
was
het
niet
altijd
eens
met
de
standpunten
en
onze
werkwijze,
en
liet
zich
toen
vervangen
door
dr.
Maarten
Vente.
Namens
Momumentenzorg
was
dr.
Oussoren
betrokken.
Dijksterhuis
was
in
die
tijd
president-kerkvoogd:
een
nuchtere
man,
heerlijk
om
mee
te
werken.
Na
de
kerkrestauratie
werd
het
orgel
herplaatst
en
in
de
kerk
gerestaureerd.
Die
restauratie
heeft
nog
een
tijdje
stil
gelegen
in
verband
met
het
'vijfde
werk'.
Er
was
prachtig
oud
pijpwerk
in
de
loop
der
tijd
geplaatst
in
dit
orgel,
en
het
was
zonde
om
dat
verloren
te
laten
gaan.
We
hebben
toen
kunnen
besluiten
dat
als
'vijfde
werk',
een
'tweede
bovenwerk'
te
plaatsen
op
een
lade
tussen
het
hoofd-
en
het
bovenwerk.
Het
is
bespeelbaar
gemaakt
vanaf
het
vierde
klavier.
Ja,
en
sinds
het
orgel
helemaal
klaar
is,
is
het
ook
een
van
de
beroemste
orgels
van
Nederland.
Ook
buitenlanders
kennen
het
Bovenkerk-orgel
maar al te goed. Het trekt, en ik zet me daar graag voor in.'