'Ik
was
al
aan
het
conservatorium
afgestudeerd
toen
ik
de
stoute
schoenen
aantrok
en
een
telefoontje
naar
Kampen
pleegde:
Of
meneer
Zwart
ook
les
gaf.
Mijn
teleurgestelde
reactie
op
zijn
'nee'
moet
de
doorslag
hebben
gegeven.
'Kom
maar
langs,
dan
zien
we
wel.'
Ik
kwam
langs,
speelde
voor,
mocht
blijven,
werd
de
laatste
leerling
die
hij
aannam
en
kon
zo
een
paar
jaar
genieten
van
de
meest
waardevolle
leraar
die
ik
ooit
heb
gehad.
Zwart
was
geen
'normale'
leraar,
hij
gaf
niets
op
(ook
niet
als
ik
daar
om
vroeg)
en
liet
me
zelf
bepalen
wat
ik
zou
gaan
spelen.
Hij
had
het
bijna
nooit
over
speeltechniek,
ging
er
van
uit
dat
ik
dat
wel
kon
en
anders
moest
ik
maar
wat
harder
studeren.
Als
ik
dan
iets
had
voorgespeeld
begon
hij
te
vertellen.
Over
pa
(Jan
Zwart),
Bram
Bruin,
Feike
Asma
en soms over hemzelf.
Het waren juist die verhalen en ook losse opmerkingen die me steeds meer bij mezelf brachten. Hij legde niets op,
Zwart
haalde
het
beste
uit
je
naar
boven.
Toen
ik
me
tijdens
het
spelen
van
'Wie
maar
de
goede
God
laat
zorgen'
van
de
Wolf
verontschuldigde
omdat
ik
wat
sneller
was
gaan
spelen
in
een
bepaalde
variatie
(mijn
oudoom
Han
Hoogewoud,
jarenlang
organist
van
de
Amsterdamse
Oude
Kerk
en
oud-leerling
van
de
Wolf,
had
me
altijd
verteld
dat
de
Wolf
op
strak
tellen
stond)
was
zijn
reactie:
'Niet
zeiken
joh,
gewoon
mooi
muziek
blijven
maken.'
En
dat
terwijl
ik
was
opgegroeid
met
het
noot
voor
noot
verstandelijk
beredeneren
hoe
je
moet
spelen.
Zo
gaf
Zwart
mij
de
bevestiging
die
ik
nodig
had
om
door
te
gaan.
Voor
Zwart
telde
eerst
de
muzikale
persoonlijkheid
van
de
speler,
daarna
kwam
het
instrument
en
daarna
de
muziek.
Muziek
die
mocht
worden
aangepast aan het instrument, muziek die mocht worden aangepast aan de speler.
En
bovenal
stonden
muziek
en
instrument
ten
dienste
van
de
Lofzang
en
daaraan
had
de
speler
zich
ook
maar
aan
te
passen.
Muziek, instrument en speler waren voor hem organons, werktuigen (daar komt het woord 'orgel' vandaan).
Deze muzikale maar bovenal inhoudelijke principes houd ik nog steeds in ere bij al mijn muzikale en pedagogische werk.
Zwart
was
een
bijzonder
hartelijke
man,
'every
inch
a
gentleman'
die
nooit
een
onvertogen
woord
over
een
collega
zou
laten
vallen.
Hij
kon
zich
trouwens
wel
kritisch
uitlaten
maar
deed
dat
zo
geraffineerd
dat
niemand
zich
eraan
kon
storen
terwijl
de
boodschap
toch
ondubbelzinnig
duidelijk
overkwam.
Hij
had
ook
zo
zijn
principes,
toen
ik
vertelde
dat
ik
familie
was
van
Hoogewoud
vroeg
hij
of
ik
diens
muziek
wel
eens
speelde.
Ik
antwoordde
ontkennend
en
gaf
als
reden
dat
ik
diens
muziek
niet
zo
aantrekkelijk
vond.
Zwarts
reactie
was
opmerkelijk:
'Niets
mee
te
maken,
het
is
familie
en
dus
speel
je
zijn
muziek
want
dat
hoort
zo.'
Daar
kon
ik
het
mee
doen.
Zwart
hielp
bij
de
voorbereiding
van
mijn
twee
orgelsolo-cd's
en
gaf
zeer
waardevolle
adviezen
over
de
programmering.
Hij
leerde
mij
om
te
relativeren
en
in
dat
soms
best
wel
benauwende
organistenwereldje
mijn
eigen
weg
te
gaan.
Ik
kijk
met
enorme
dankbaarheid
terug
op
een
paar
prachtige
jaren
die
ik
met
hem
mocht
beleven
en
waarin
ik
immens
veel
heb
geleerd.
Bij
Zwart
leerde
ik
geen
noten
maar
principes,
ik
leerde
geen
uitvoeringspraktijk
maar
het
scheppen
van
sfeer,
ik
leerde
geen
ingestudeerde
trucjes
die
steeds
maar
weer
herhaald
worden
maar
spontaan
musiceren
dat
elke
keer
anders
is. Die nagedachtenis verdient het om in ere gehouden te worden!
Jan Willem Docter
Trio & koraal
Psalm 134
Trio & koraal
Psalm 134
(Audio)